No. 18 VRIJDAG 28 SEPTEMBER 1934 557 De adellijke journaliste had tegen de honden staan fluisteren zij hield daar nu mee op en deed haar oogen wijd open op een ietwat verbaasde manier, die een onrustig gevoel gaf. „En we dachten nogal, dat die verrukkelijke Faye Phil gesmeekt had, om zoo gauw mogelijk over te komen en haar den nieuwen wagen te laten probeeren." „Phil heeft zoo over zijn verovering opgesneden, dat we al weken snakken, om haar te zien," babbelde de onnoozele Monty, „en nu we voor de deur staan, kruipt ze weg." Met een stem van meerderheid kwam Phil ,,'t Is natuurlijk doodeenvoudig. Faye zet een aardigheidje voor haar inwijdingsfuif op touw. Die zal nu wel gauw komen. Let maar op." Hij keek met zijn mooie groote oogen langs de huishoudster heen, vor- schend de nog kale hall in, alsof hij verwachtte, ieder oogenblik één dier deu ren open te zien springen om Faye door te laten, die haar onverwachte visite kwam begroeten en verwelkomen. „In ieder geval wil ik wedden om al wat je wilt, dat juffrouw Faye op 't oogenblik nog geen tien minuten hier van 't huis vandaan zit." Die weddenschap zou hij gewonnen hebben. Faye, wier ooren werkelijk wel hadden mogen tintelen, had een Zaterdagmiddag-wandeling ondernomen met de twee meisjes Van de bank, waar zij nu bevriend mee was. Winchie zag er, als gewoonlijk, uit als een ongeneeslijk slonsje juffrouw Johns was frisch en pittig. Zij waren in een cirkel om de villa-wijk heen geloopen en keerden terug langs een smal weggetje, aan één kant begrensd door een langen steenen muur. De meisjes liepen langs den achterkant van Faye's eigen terrein. Vlak achter dien muur stonden kastanjes, vol dikke witte kaarsjes. En op de plek, waar de meisjes nu waren, werd de hooge muur gesteund door een schuin afloopenden beer, die geschuurd was door de lompe schoenteenen van alle kleine jongens in de buurt. Op dat moment zaten er een stuk of zes van die jongelui als musschen boven op den muur. Faye glimlachte, toen zij dat rijtje smalle ruggen in jumpers zag en die warrige kleine-jongenshoofden, genietend, waar zij als kwajongen van tien zooveel uren had zitten genieten. „Ze zullen wel gauw een rijtje pennen op dien achtermuur maken, net als aan den voorkant," zei Winchie. ,,'t Verbaast me al, dat ze er nog niet aan gedacht hebben, 't Hoort aan den dochter van den baas, Faye. Een eigen huis met een heel park van juffrouw Molliott." „O ja zei Faye, en met een onschuldig gezicht keek zij nog eens naar haar eigen muur, haar eigen kastanjes. „Zoo'n bofvogel," ging de jongensachtige juffrouw Johns voort. „Ze heeft een pracht van een tennisbaan en een grooten zwemvijver...." „O ja?" „Ja. 't Is wel om jaloersch te worden voor ons. We zijn dol op sport, en we hebben een club, maar we hebben niet eens een eigen veld. En dat kind van Molliott kan maar reizen in 't buitenland, overal heen I Ze is hier nog niet eens geweest, zij laat den boel maar liggen, en wat kostte 't haar, als zij er de meisjes van de bank van haar vader eens liet genieten, al was 't alleen maar 's zomers één avond in de week. Maar zooiets krijgt ze niet eens in d'r hoofd. Daar krijgt een mensch wel eens 't land over, vind je niet Hier braken de kleine jongens op den muur in een opgewonden gesnater uit. „Daar zijn ze. Daar is ie 1 Kijk I" „Meneer Norton heeft permissie, om hier te oefenen voor de competitie Waar de glerscher ophoudt een interessante foto van de geweldige ijsmassa die van de berg helling naar het meer schuift. Noorwegen Het weerbericht voorspelde „bestendig mooi" voor Zaterdag; vroeg en vroolijk ging Phil zijn gasten ophalen. Hij had een uitspanning ontdekt, waar de bediening uitstekend was; daar zou hij zijn gezelschap onderweg laten lunchen, uitstekend en uitvoerig. Zij zouden het kalm-aan doen, om Faye ongeveer tegen theetijd te overvallen allemaal in een stralende stemming, zeer ingenomen met zichzelf en met Phil. Wees er maar zeker van, dat hij het geval volkomen meester was geen kleinigheid zag hij over 't hoofd Zijn toilet voor die reis verzorgde hij met een nauwlettendheid, alsof hij het eerste bruidsmeisje was bij een deftig huwelijk. En dan nog iets. Als tegenwicht tegen de misschien al te verpletterende uitwerking, die het op Faye zou hebben, dat hij concurreerende schoonen meebracht, zou Phil haar een doos bonbons van drie pond aanbieden, de bonbons, die zij het liefste had en een reuzengroote flesch van dat parfum, dat zij, zooals hij zich herinnerde, het liefste gebruikte. Zij zou eens zien Kon zij eens nagaan, welke mate van edelmoedigheid en tact hij zichzelf voor schreef. Geen vrouw op de wereld, die niet onder den indruk raakte van die opeengestapelde effecten, voorbeelden van 't leventje, dat zij hebben zou, als zij getrouwd was met zoo'n man als hij. „Had je dat kennisje van je geen telegram moeten sturen, om haar te waarschuwen, dat er zoo'n optocht kwam vroeg de schrijfster, die naast Phil voorin zat, toen zij de lange laan inreden (honderdvijftig meter van het groene deurtje in den tuinmuur, tusschen de bloeiende kastanjes). „Een telegram Wees maar niet bang. Faye is heusch wel thuis. Dat zijn de menschen altijd buiten, waar zouden ze heen moeten? Ha ha! Trou wens, als 't huis haar bevalt, heeft ze haar handen veel te vol met rondkijken en beredderen. Ik ken haar precies We hebben de heele inrichting van 't huis samen op papier ontworpen. Daar ben ik haar voornaamste raadgever in geweest wat ook wel mag als naaste vriend," verklaarde Phil luchtig. „En al zou ze uit zijn, dan zullen we 't ons best gezellig maken, tot ze terug komt." Hier had hij echter geen rekening gehouden met de huishoudster, thans huisbewaarster van huize Kastanjepark. Dat kleine, drukke, donkere vrouwtje in een wijde witte jas (Hobson's moeder, de fabrikante van huisbakken koekjes en limonade), dat open kwam doen, toen Phil gebeld had, en zich vertoonde met een paar witte bull-terriers achter zich, gaf hem dezelfde boodschap als de stem door de telefoon. Zij hadden juffrouw Molliott hier wel verwacht, maar op 't laatste moment scheen zij anders beslist te hebben, en was haar komst voor onbepaalden tijd uitgesteld. „Maar, beste vrouw, dat kan niet 1" sprak Phil Goldberg haar luide tegen. „Den vijftienden heb ik juffrouw Molliott zelf naar den trein gebracht, en ik heb haar zien vertrekken, met een heele massa bagage. Zij moet hier al lang zijn." „De bagage is er," verbeterde de huishoudster en met oogen, waarin geen welkom lag, keek zij naar het onverwachte bezoek. Juffrouw Hobson had haar eigen meeningen en vooroordeelen zij hield er niet van „beste vrouw" genoemd te worden door dat verwaande heer met een stem, net zoo schreeu wend als de ruiten van zijn pak zij vermoedde, dat hij dezelfde was, die uit Londen had opgebeld en tegen haar zoon „man" had gezegd. De bemoeial, dien hij bij zich had, en de twee opgedirkte dametjes bevielen haar al evenmin. „Ja," ging zij voort, „de bagage is aangekomen, en die hebben we naar boven gebracht. Meneer Molliott zei, dat we alles stil moesten laten staan, tot juffrouw Molliott thuiskwam." Phil Goldberg stond maar een seconde versteld na dien eersten stoot. Hij keek het kringetje zijner vrienden rond alsof hij zeggen wou „Wacht maar, ik knap dat zaakje wel op 1" en vroeg vriendelijk „En wanneer wordt juffrouw Molliott dan nu terugverwacht „Dat zou ik heusch niet kunnen zeggen," antwoordde juffrouw Hobson. (Als dat staaltjes waren van den vriendenkring van de juffrouw als er zoo heele troepen op visite kwamen later nou, dan kon 't juffrouw Hobson niets schelen, hoelang de juf frouw wegbleef.) „En waar zou ze dan al dien tijd moeten zijn „Dat zou ik u heusch niet kunnen zeggen," zei juffrouw Hobson nog eens. „Zoo. U hebt zeker orders om niets te weten. Een grapje van Faye 't kind denkt, dat ze geestig is," verklaarde Phil tegenover de anderen, zijn erger nis wegslikkend. „We zullen 't zaakje wel eens uitzoeken." Hij zou 't Faye wel inpeperen, dat ze hem voor kwa jongen liet staan tegenover zijn ge zelschap, dacht hij. „Griezelig," stond Rose Goldberg te giechelen. „Vind je niet, Mary

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 13