No. 18 VRIJDAG 28 SEPTEMBER 1934 559, 3W* Jledatland. Het prachtige panorama over den Oostelijken Veluiverand bij Rheden. Maar verder niemand," ging juffrouw Johns voort, met een zucht van spij- tigen naijver. Tusschen de kastanjeboomen door drongen de klanken van een spel tennis tot hen door. „Hij schijnt er nu te zijn." „Hoera 1" schreeuwde het rijtje kijkende bengels. „Ik ga ook eens kijken. Da's heusch de eerste keer niet," zei juffrouw Johns. „Schikken jullie eens een eindje op, jongens 1" Reeds had zij haar voet gezet op een ingesleten hoek van den beer, zij greep een kastanjetak en trok zich met gemak op. „Komen jullie ook?" riep zij boven van den muur, en zij strekte een hand uit. „Winchie?" Met stralende oogen, een plotselingen blos en een lenigheid, die Faye nooit had kunnen verwachten in dat kalme kind, greep Winchie de hand van haar vriendin en liet zij zich optrekken. „Kom je ook, Faye?" Een seconde bleef Faye aarzelend staan. „Je zet geen voet in 't Kastanje park," had haar vader als voorwaarde gesteld. Was dat er een voet zetten, als zij naar beneden keek boven van den muur De andere twee zaten al in een boom. Dat was te veel Op een muur klimmen en in een boom gaan han gen is geen voeten zetten, besloot Faye. Zij zette de hooge hak van haar slangeleeren schoentje in een spleet tusschen de steenen, door de jongens schoenen gemaakt, en in een paar rukken was zij boven, naast de andere twee indringsters, en wrong en keerde zij zich, tot zij gemakkelijk zat op den overhangenden tak. Op de stoep van het huis stond Phil Goldberg op dat moment naar het adres van juffrouw Molliott te informeeren. „Dat heb ik niet," gaf de ontoeschietelijke huisbewaarster ten antwoord. De brieven voor juffrouw Molliott, vertelde zij, kwamen nog steeds bij meneer Molliott aan de bank. „Nu heb ik een idee 1" riep Phil, weer met een opgewekte en luide stem. „We gaan meneer Molliott opzoeken. Dan moet die ons maar 'n dinertje geven. Hij woont in de stad. De bank is natuurlijk gesloten. Hoe is precies 't adres van meneer Molliott Ongeloofelijk, dat er een nieuw échec kon volgen, maar toch was het zoo. Ook meneer Molliott scheen afwezig te zijn. Hij was plotseling voor zaken naar Amerika vertrokken. „Wat een globe-trotters-familie mompelde de schrijfster. Phil's gezicht was weer betrokken, en hij vroeg, hoe lang meneer Molliott weg zou blijven. Dat kon juffrouw Hobson hem ook niet vertellen. Minstens zes weken, dacht zij. Lady Mary Parke wees op de mogelijkheid, dat meneer Molliott zijn dochter onderweg had opgevangen, aan het kruispunt, en haar mee had genomen .naar Amerika. „Zeg, Phil, waarom heeft ze je dan geen berichtje gestuurd, als jullie zoo dik met elkaar zijn vroeg Rose Goldberg. „Zeker te lui om te schrijven," zei Phil. „Maar dat ben ik niet! Ik zal een briefje voor haar achterlaten, en ik zal haar eens flink de waarheid zeggen." En vóór juffrouw Hobson iets zeggen kon, loodste hij zijn gezelschap de dood- sche hal binnen. „Nu, waar is de bibliotheek of de schrijfkamer van juffrouw Molliott „Alle kamers zijn op slot," zei juffrouw Hobson. („Ik wist toch niet," verklaarde zij later, „of 't geen troep dieven en deugnieten waren Die eene met dien neus en die krulletjes in z'n haar leek er in ieder geval veel op. Als 't geen Zaterdag geweest was, en als ik niet geweten had, dat mijn zoon er was, dan had ik best zin gehad, om dadelijk de politie op te bellen.") „Ik heb orders van meneer Molliott, om niemand toe te laten zonder permis sie." „Da's wel in orde, beste vrouw. Ik ben een huisvriend van juffrouw Molliott en haar tante mijn naam is Goldberg en ik verzeker u, dat juffrouw Molliott heel graag heeft, dat ik een paar vrienden meebreng. Het zal haar geweldig spijten, dat ze mij niet getroffen heeft, en deze dame is lady Mary Parke, de beroemde schrijfster, die speciaal belang stelt in moderne woning-inrichting. Vindt u 't niet volkomen redelijk" zijn dikke hand met den prachtigen zegelring ging naar den binnenzak van zijn keurige jasje „dat u ons 't huis eens laat zien „Nee, dat vind ik niet," zei juffrouw Hobson, en haar mond was een streep onder dat „niet". „Hm.... Dan moesten we meteen maar naar de tennisbanen gaan. Die zijn achter 't huis." Juffrouw Hobson herinnerde zich, dat haar zoon ook bij de tennisbanen was, en ging dus opzij, om het gezelschapje door de groene baaien deur te laten gaan, naar het achtererf. De honden bleven voortdurend naast haar. „Hallo 1 Riep daar niet iemand Er schijnen in ieder geval menschen te zijn." Kalm verklaarde juffrouw Hobson, dat dat haar zoon zou zijn, met een vriend van hem, die van meneer Molliott zelf speciale permissie had, om gebruik te maken van de sportterreinen achter in 't park. „Speciale permissie? Ja, dat zal wel! Ik ken die tennisbanen en dien vijver heel goed, luj. Ik heb juffrouw Molliott met de plannen geholpen, toen we in Egypte waren. Gaan jullie mee? We zullen den boel eens inspecteeren." Wordt vervolgd)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 15