No. 18 VRIJDAG 28 SEPTEMBER 1934 565 al zes neergeknald." De valsche oogen in het pafferig dikke gezicht loerden naar John Van- landen. „Je weet misschien wie ik ben John Vanlanden keek hem zoo strak aan, dat de ander de oogen neersloeg. „Ik heb van je ge hoord." „Zoo. Dan wil ik je toch even vertellen, dat ik altijd krijg, wat ik hebben wil. Ik heb een machtige organisatie en veel relaties. Daardoor loop ik nooit gevaarevenmin de lui, die iets voor me op knappen. Ieder, die voor mij werkt, is veilig. Daar hoef je dus geen zorg over te hebben. Alleen de lui, die me zouden willen verraden, loopen gevaar, ook door mijn machtige organisatie. Of schoon, ik geloof niet dat jij kletsen zou, te oor- deelen naar wat Dave me van je vertelde. Daarom wou ik je spreken." „Spreken doe je genoeg, maar je zegt niets," vertelde John Vanlanden hem koel. „Dat komt nu. Heb je verstand van olie „Ik weet dat de lamp er van brandt. Dat is ongeveer alles." „Luister dan. Ik koop vanavond een olieterrein van iemand voor 25000 gulden. Die verkooper eischt contante betaling daarom heb ik het geld bij me. Hij geeft mij vanavond het koopbewijs en ik het geld." „Tamelijk eenvoudig," zei John Vanlanden „alleen zie ik niet in, hoe dat mij 2500 gulden kan bezorgen." George Creek's gezicht zag er afstootender uit dan ooit. „Ik wil die 25000 gulden terug hebben. Ik had een mannetje gehuurd om den verkooper, als hij hier vertrokken was, op den weg te ont moeten, en dat zaakje op te knappen. Maar hij is niet gekomen. De man, die me dat geld terug brengt, krijgt 2500 gulden en meer werk later. Maar hij moet afdoende kunnen werken het slachtoffer moet niets kunnen navertellen." „Dat wil zeggen, dat hij vermoord moet worden," zei Vanlanden rustig. „Je hebt er al zes gedood," viel Creek vlug in. „De man, dien ik nu bedoel, een zekere Harwood, is hier in de streek onbekend. Er zal verondersteld worden, dat hij in 'n dronken bui gevochten. John Vanlanden was opgesprongen. Zijn oogen hadden dien vreemden glans gekregen, waarvan Creek het eerst zoo was geschrokken. „Je behoeft op mij niet te rekenen," zei hij verachtelijk. „Ten eerste is Harwood toevallig een vriend van mijten tweede ben ik geen sluip moordenaar. Als ik zes lui heb gedood, 'gebeurde dat ten minste in 'n eerlijk gevecht. Begrepen?" De uitdrukking op Creek's gezicjit veranderde Jtcdetland. Den geheelen langen nacht brandden de lichten in het casino, terwijl vele mannen het geval tot den dageraad bespraken. Tusschen hen, de hond Lady op zijn schoot, zat dokter Harwood te luiste ren. Hij had het geval onderzocht en begrepen, dat zich hier had voorgedaan wat als regel gebeurt na den doodhet samentrekken van de huid. Dat had nu tot gevolg gehad, dat de gespannen revolverhaan heel even, maar juist voldoende, was aangetrokken. Maar daar dacht Harwood niet aan, terwijl hij daar zwijgend zat en den hond streelde. Hij dacht aan de woorden van John Vanlanden, die nog na zijn dood den ge- meensten schurk had gestraft. Gezicht op de oude Oldehove vanuit het Westerplantsoen re Leeuwarden. nietzelfs hielden zijn vingers niet op te trom melen. „Wel, als je er zoo over denkt, ga dan weg. Dan hebben we elkaar niet veel meer te zeggen. Alleen dit. Nog nooit heeft iemand Creek probeeren te verraden, die er later geen spijt van had. Of beter gezegd, geen gelegenheid had om er spijt van te hebben. Het is niet gezond om iets tegen George Creek te beginnen. Bonsoir." Als eenig antwoord keek John Vanlanden hem nog eens aan op een wijze, dat de schurk genood zaakt was de oogen neer te slaan. Daarna keerde hij zich om en liep naar de deur. Maar terwijl hij den knop aanraakte, keerde hij zich, gewaar schuwd door de intuïtie van zijn vechtersleven, snel om, in de richting van Creek. In zijn andere, opgeheven hand was een revolver met gespannen haan verschenen. Maar hij was te laat. Creek hield reeds een re volver in de hand. Een trek van den vinger, een knal klonk, en een rookwolk hing in de kamer. Door die rookwolk was John Vanlanden zichtbaar, gedurende een kort moment nog loodrecht, als onder hypnose. Midden in zijn voorhoofd was een kleine opening, nog niet rood gekleurd door bloed. Zijn oogen waren levenloos. Creek zag dat hij absoluut dood was, en Creek wist ook meteen dat hij zou verklaren, Vanlanden neergeschoten te hebben uit zelfverdediging. Toch, gedurende dat ééne korte moment, bleef het doode lichaam rechtop staan. Toen, langzaam, verloor het zijn evenwicht, en tuimelde voorover. Op dat moment rukte, achter Creek, Dave een deur open en stormde binnen. En terwijl dat doode lichaam viel, trok een beenige vinger aan den gespannen haanNog eens trilde de kamer van een schot. Van zoo dichtbij werd het afgevuurd, dat de vlam ervan Creek's jas schroeide precies boven zijn hart. Het viel den vreemdeling op, hoe slecht de ander er opeens uitzag. Onder zijn oogen trok het gezicht weg, diepe groeven sneden door 't vleesch. De vreemdeling leunde voorover. „Hoor eens hier," zei hij bemoedi gend. „Het is jaren geleden dat ik praktizeerde ik ben nu landeige naar maar ik wil je graag eens onderzoeken. Misschien dat een ope ratie. „Kost te veel, mijnheer. In elk ge val, het komt er ook niet meer op aan." Hij sprak droomerig of hij meer tegen zichzelf dan tegen den ander sprak. „Mijn leven is toch verwoest. Heb er niet veel moois van gemaakt. Schieten is het eenige dat ik goed kan. En dat heb ik juist misbruikt. Toch zou ik nog wel iets willen doen, om mijn rekening te vereffenen." Hij keek den vreemdeling aan. „Waarom ben ik eigenlijk zoo openhartig tegen u Omdat u goed was voor Lady. Als er als er vanavond eens iets met me gebeurde zou u dan voor Lady willen zorgen Geen zuiver ras, maar een goede speurhond op de jacht. En een trouw dier." „Ik zou den hond graag hebben," zei de vreemdeling haastig. „Maar hoor nu eens; ik zou je willen Het droge kuchen ratelde door Vanlanden's borst. „Ik houd u aan uw woord," zei hij met iets als een flauwen glimlach. Op dat oogenblik naderde Dave, de bedrijfs leider van Creek's casino, het tafeltje. „John," zei hij opgewekt„neem me niet kwa lijk, maar mr. Creek zou je graag even onder vier oogen spreken." De vreemdeling keek geïnteresseerd op. „Wel, dat is juist de man, dien ik ook wil spreken, Creek. Ik ken hem niet, maar we hebben gecorrespon deerd, en hij schreef, dat hij me hier zou ontmoeten. Mijn naam is Harwood." Dave glimlachte. „Ik zal hem zeggen dat u er is, mr. Harwood. Maar eerst wil hij mr. Vanlanden even spreken. Ik denk dat hij zich wil verontschul digen. Hij is in de achterkamer." John Vanlanden stond langzaam op. „U zult uw belofte ten opzichte van Lady niet vergeten vroeg hij. „U heeft er een goeden hond aan." Hij keerde zich om en volgde Dave. In de achterkamer achter een tafel zat Creek en keek doordringend, onder het licht der olie lamp, naar John Vanlanden. Diens gezicht leek nog meer weggezonken in het schijnsel van het geelachtige licht. „Allereerst," zei Creek, met de vingers op de tafel trommelend, „wil ik je excuus vragen voor die kwestie met je hond. Ik beken, dat ik daar verkeerd aan heb gedaan. Ik hoop, dat de hond niets scheelt. Anders betaal ik de schade. Neem je daar genoegen mee? Ik weet niet wat een man meer kan doen." Vanlanden hief een vermoeide hand op. „All right. Lady mankeert niets, en ik geloof, dat ik zelf ook wel een beetje haastig was." „Goed Nu zou ik zaken met je willen bespreken. Dave vertelde me laat ik maar ronduit spreken dat je daar in Tennessee, met de een of andere herrie, zes mannen hebt neergeschoten." „Dat is zoo. Maar ik loop er niet mee te koop." „Natuurlijk niet. Luister hier wat zou je doen als je 2500 gulden had „Als ik 2500 gulden had," zei John Vanlanden met een schittering in de oogen, „ging ik naar een groote stad, naar den besten chirurg, en liet den kogel, die me langzaam vermoordt, bij m'n long wegnemen. Maar sta je me voor den gek te houden Welke kans heb ik om 2500 gulden te krijgen Hè Creek's vingers trommelden door. „Dus 2500 gulden beteekent heel veel voor je. Het verschil misschien tusschen leven en dood. En je hebt er

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 21