OOG VOOR KLEINIGHEDEN cloor Fred IJkes No. 18 VRIJDAG 28 SFPTFMBHR 1934 567 „Hij heeft het gedaan," fluisterde hij opgewon den. „Eerst dacht ik, dat hij niet wou. Maar ik ver telde hem wat jij gezegd had dat er 'n reorgani satie was, en dat hij het formulier moest teekenen, als hij op het licht aangesloten wilde blijven. „Oh," zei hij een beetje wantrouwig, en juist, toen ik dacht dat hij zou weigeren, nam hij een pen en teekende. Ja, die uniform Mijnheer Hoover interrumpeerde ongeduldig. Hij trok het formulierenboek uit Field's hand en haalde het carbonpapier bij de chèque weg. Dan grinnikte hij opgewekt. „Prachtig," fluisterde hij, „schitterend. Ik wist wel dat het zou lukken." Onder aan de chèque, ten bedrage van twintig duizend gulden, was duidelijk een reproductie zichtbaar van mijnheer Bloom's handteekening. Vijf minuten later stak mijnheer Hoover een sleutel in de deur van de kleine flat, die hij eenige dagen eerder in de buurt had gehuurd. Hij wierp een opgewekten groet naar den politieagent, die dicht bij de deur stond, teneinde de aandacht af te leiden van Field's uniform maar de agent was absoluut zonder argwaan. Eenmaal binnen, ging mijnheer Hoover met pen en inkt aan het werk op de chèque. Geroutineerd als hij was, waren vijftien minuten voldoende om den carbonafdruk der handteekening te overtrek ken. Daarna wachtte hij tot de inkt goed was ge droogd, en wischte met een zacht stukje rubber de laatste sporen van den oorspronkelijken afdruk uit. Hij hield de chèque tegen't licht en grinnikte weer. „De volmaaktste misdaad, Field," riep hij vol daan. „Geen ordinaire vervalsching. Dat is onver standig en makkelijk te ontmaskeren. Maar dit is werkelijk de handteekening van den ouden heer zelf." Een oogenblik stonden beiden te glunderen. De man tien duizend gulden I Gauw verdiend, zonder risico. En je kon er een tijd plezier van maken. „Hersens moet je hebben," constateerde mijn heer Hoover bescheiden. De kassier van de groote bank om den hoek was zeer beleefd, zooals hij dat altijd was tegenover vrienden van een rijken client. Aan de echtheid der handteekening twijfelde hij geen moment. Mijnheer Hoover vroeg betaling in klein bank papier. „Ik ga binnenkort naar het buitenland," zei hij opgewekt, „en groote banknoten zijn daar moeilijk te wisselen." En makkelijk na te speuren Hij tikte beteekenisvol op de dikke leeren geld- tasch, toen hij zich een paar minuten later op straat bij Field voegde. Zij liepen in de richting van hun flat. ,,'t Is alles zoo doodmakkelijk, Field als je maar je hersens gebruikt, 't Is zorgeloosheid, die de meeste zaken bederft je mag geen enkele kleinigheid over het hoofd zien. Dat is hier niet ge beurd, en daarom kon het niet mis loopen. Bloom heeft geen verdenking, en zal niets aan de weet komen, voor wij ver weg zijn. De uniform was een meesterstukje Field, weet je Met een vloek brak hij af en draaide zich snel om. „Het meesterstukje was ditmaal niet compleet, mijnheer Hoover," glimlachte de lange man, die onmiddellijk achter hem was komen loopen, verge zeld van een reusachtigen geüniformden agent. „Ik moet u verzoeken Houd 'm, Cramer Een korte worsteling, en mijnheer Hoover zag, dat het spel verloren was. Hij gaf zich over aan de handboeien, evenals Field. De lange man riep een voorbijrijdende taxi aan. „Je hebt me dezen keer," hijgde Hoover, „maar hoe Ik dacht, dat die uniform De lange politieman glimlachte, terwijl hij de geldtasch van de straat opraapte. „De uniform van beambte van het „Electrici- teitsbedrijfwas een meesterstuk, Hoover," gaf hij toe, „maar, zooals je zei, 't is zorgeloosheid, die de meeste zaken bederft. Het over het hoofd zien van kleinigheden. Weet je mijnheer Bloom is wat ouderwetsch hij houdt niet van electrisch licht. Hij heeft nog gas op z'n kantoor Ik heb je nu al honderd keer verteld, Field," zei mijnheer Hoover geïrriteerd, „dat niets verkeerd kan gaan. Als je benauwd bent om een paar minu ten in die uniform te loopen, en daardoor 10.000 gulden te verdienen, nou, d'r zijn zat lui, die het wel durven Zijn metgezel in de taxi, een kleine verschrom pelde man, wiens smal gezicht uitstak boven een nieuwe uniform van het electriciteitsbedrijf, schoof onrustig heen en weer. „Veronderstel, dat hij niet wil teekenen," mur melde hij; „veronderstel dat hij iets in de gaten heeft" Mijnheer Hoover zuchtte zwaar en voelde in zijn binnenzak. Hij haalde een boek te voorschijn met formulieren, voorzien van een officieel hoofd, een vel cartonpapier en een chèque ten bedrage van 20.000 gulden aan Henry Whitman of order. Het carbonpapier schoof hij onder het eerste formulier de chèque schikte hij zorgvuldig onder het carbon papier. „Dan, Field," antwoordde hij geduldig, „kost het me tien gulden drukkosten voor deze formulie ren, veertig gulden voor jouw uniform en tien duizend gulden. De andere tien duizend verlies jij. Maar hij zal wèl teekenen." Eenige oogenblikken reden zij zwijgend verder. Dan glimlachte mijnheer Hoover. „Psychologie, Field psychologie. Dat is 't wat mij succes brengt. Ik heb Bloom's antecedenten allemaal nagespeurd. Hij is rijk. Hij heeft geen secretaris en teekent alles zelf. Hij is slecht van gezicht. Mocht het formulier niet goed zijn, wat ik niet geloof dan zal hij dat toch niet zien. Hij is nerveus, waar hij misschien wel een reden voor heeft, en hij is juist de soort man, die bang is voor elke uniform, en hij zal doen wat hem gezegd wordt. De uniform zal hem overtuigen, dat alles in orde is. En zijn bank is gewend aan groote chèques. Man, je verdient tien duizend gulden voor een schijntje moeite, en nog minder risico." Zij lieten de taxi stop pen aan het begin van de straat, stapten uit, be taalden en sloegen iets verder een smalle dwars straat in. Daar gaf mijn heer Hoover zijn laatste instructies, waarna Field terug ging in de breede straat, om honderd meter verder een deur binnen te gaan, welke leidde naar de flat en het kantoor van mijnheer Bloom, wiens zaken in verband stonden met kostbare edelstee- nen artikelen, waar voorhij contant betaalde, zonder te vragen waar ze vandaan kwamen. Zij hadden gevoetbald. Mijnheer Hoover stak een sigaret op, wachtteen liet voor tijdverdrijf zijn gedachten gaan. Het leven was niet kwaad, bedacht hij, als je maar hersens had en ini tiatief. Lui als Field waren anders. Die moest je bij de hand leiden je moest voor hen denken. Zij voor zagen alle moeilijkheden niet.En tenslotte maakten zij altijd de groote fout. Mijnheer Hoover had nooit een fout gemaakt. Nauwelijks vijf minu ten waren verloopen, toen Field weer verscheen, triomfantelijk. Él

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 23