T huh £H i VA AVONTUREN IN OOST EN WEST. V. DOOR R. F. STENTON Twee dingen moeten wij in de eerste plaats even vast stellen het geheu gen van 'n Oosterling is zeer goed, en een ieder, die in 't Westen gewoond heeft, kan onmiddellijk aan den buitenkant zien, of een bepaald huis al of niet aan een Chinees toebehoort. Het huis van Sam Chong was het eerste huis, dat men zag, als men in Lawes aankwam en den eersten keer, dat Scarsdale het in de gaten kreeg, zag hij, dat het het huis van een Chinees was. Dat was eenige jaren geleden Lawes was toen een bloeiend mijnkamp en eischte een goed deel van de attentie op van dat beroemde corps de Ko ninklijke Bereden Canadeesche Politie, kortweg de „Mounties" genoemd. Toen hij met de patrouille vanO'Higgins kwam binnenrijden, ontmoette Scarsdale Sam Chong voor het eerst. De patrouille kwam moe en bestoven het pad afrijden. De heuvels zagen er in de hitte grijs uit. Het eenzame huis zag er eveneens grijs uit. Het had drie ramen, die met vuile grijze gordijnen behangen waren. Boven de deur hing een plank met de aankondiging Sam Chong-Wasscherij, in het Engelsch en Chineesch. Dat was de voorkant. Aan den achterkant was het huis gedeelte lijk over de rivier de Wayamous gebouwd. Scarsdale reed half slapend achteraan. O'Higgins en Barrett waren juist ter hoogte van de deur, maar zij keken een anderen kant op. Het was Scarsdale, die plotseling de deur zag opengaan, terwijl er iets een bal van glanzende kleuren uit kwam springen en rollen, tot vlak bij de hoeven van Barrett's paard. Scarsdale gaf een schreeuw en spoorde zijn paard voorwaarts. In twee sprongen was hij naast het voorwerp. Alsof hij op een herfstbijeenkomst rij kunst jes uithaalde, boog hij zich uit z'n zadel en greep dien dansenden bal, vóór Barrett ergens erg in had. Zijn gang dreef hem even vooruit en hij had wat moeite met zijn paard. Maar toen hij zijn verovering eens op zijn gemak kon bekijken, zag hij, dat hij een heel klein, heel dik Chineesch meisje in zijn armen had, dat voortging met op en neer dansen en nu ook nog sputterde van pret. Lachend reed hij naar de anderen terug. De dame lachte eveneens. Zij was zoo glibberig als een stuk zeep, om vast te houden, daar zij gekleed was in een jasje en broekje van zwaar geglansde Chineesche blauwe zijde, opge werkt met mauve vlinders. „Kijk die kleine flirt eens 1" riep Scarsdale verrukt. Zij reden naar het huis. En Sam Chong, die alles gezien moest hebben, wat er gebeurd was, kwam in een gescheurde blauwe overall naar buiten loopen, blijkbaar zoo van zijn waschtobbe. Zijn Engelsch was hij in de opwinding kwijt geraakt. Maar er was een soort universeele taal in het snelle Chineesch, waarin Sam Chong Scarsdale ver zekerde, dat, omdat hij dat verachtelijke vrouwelijke persoontje had gered, dat toevallig Sam Chong's dierbaarste bezit uitmaakte, hij, Sam Chong, nooit een kans voorbij zou laten gaan, om Scarsdale een dienst te bewijzen en zeer zeker altijd al zijn hemden voor niets zou wasschen. Scarsdale zei„Oh, dat is wel goed, hoor, John 1" en maakte aanstalten om op te rijden. Sam Chong's Engelsch kwam toen plotseling weer terug en hij zei vastbesloten „U kom even binnen 1" Scarsdale keek, als om hulp zoekend, naar O'Higgins, maar de sergeant, die den Chinees gadesloeg, zei „Ga maar even naar binnen het kan nooit kwaad 1" En dus steeg Scarsdale af en betrad voor het eerst van zijn leven het huis van een Chinees. Sam Chong, die op oude muilen heen en weer klepperde, zette hem in een gebarsten tumbler een eigenaardigen drank voor. Scarsdale dronk zonder er veel op te letten èn keek inmiddels om zich heen. Hij was teleurgesteld. Daar hij nog jong was, had hij een soort Oostersch mysterieus interieur verwacht, maar de kamer waar hij stond was vuil en kaal. Door een nauwe deuropening keek hij in drie andere kamers, die alle achter elkander lagen. De laatste was boven de rivier gebouwd en daar was een zeer magere landgenoot van Sam Chong met de wasch bezig. Terwijl Scarsdale stond te kijken, nam hij zijn tobbe op, droeg die naar het midden van den vloer en drukte ergens op met zijn voet. Een valluik ging open. De Chinees wierp den inhoud van zijn tobbe er in en liet de veer los, waar door het valluik terugsprong. Scarsdale zette den leegen tumbler neer. Hij voelde in zijn aderen den drank zacht branden. Sam Chong zei „Ik u niet vergeten. Gij goede man Een paar jaar later was hij in Lawes terug als korporaal met twee man schappen en zocht naar onwillige getuigen in een moordzaak. Hij bleef daar een week. Hij was Sam Chong glad vergeten, maar hij zond een hemd naar de wasscherij. Het kwam terug, keurig gewasschen en gestreken.... en er was niets voor berekend. Toen kwam hem voor een oogenblik Sam Chong weer in de gedachten en hij verwonderde zich over het goede geheugen van den man. Maar al spoedig vergat hij de zaak weer/hoewel hij met Sam Chong en zijn goede geheugen nog niet klaar was. Den derden keer, dat hij naar Lawes kwam, was het winter. Hij kwam uit het Noorden. Hij had een lijden doorgemaakt, zooals het slechts aan weinigen beschoren is te overleven, als de laatste overlevende van de Coot River-tragedie. Wij behoeven hier die historie niet weer op te halen, maar Scarsdale was de eenig overgeblevene van vijf man en hij stierf bijna op zijn voeten, toen hij Lawes bereikte. Gedurende acht of regen dagen had hij als het ware geleefd op het besef, dat vijf kleine notitieboekjes in zijn ransel aan de autoriteiten in kwestie moesten worden doorgezonden. Die boekjes bevatten de vruchten van de expeditie naar de Coot River wanneer zij verloren gingen, zou het werk van Scarsdale en zijn gestorven kameraden vergeefsch zijn geweest. In de jaren, dat hij er niet geweest was, was Lawes als het ware gestorven. De erts, die er het levensbloed aan gegeven had, werd niet meer gevonden. Lawes was een van de doode mijnkainpen in het Noorden geworden. Door de verlaten straten en langs de verlaten huizen wankelde Scarsdale voort onder het gewicht van die vijf zakboekjes. En het leek wel of de Dood door een doode stad wandelde. Eindelijk zag Scarsdale in de versch gevallen sneeuw sporen van men- schenvoeten. Hij volgde ze. Het was drie weken geleden, dat hij een mensche- lijk wezen had gezien. De sporen leidden naar de kroeg. Er waren daar twee mannen. Een was Addams, de groote halfbloed, dien Scarsdale zich herinnerde als den kroegbaas van vroegerhij zat op een stoel bij de kachel te dutten. De andere man stond bij de toonbank en dronk uit een gebroken glas. Op hetzelfde oogenblik, dat Scarsdale's gezicht voor het raam verscheen, keek de man op en zag hem. Zij bleven elkaar zoo een minuut aankijken. Toen zette de man het glas neer zonder zijn oogen een oogenblik van Scarsdale af te wenden en begon te grinniken. Alleen Meisome Rand kon zoo grinniken. Scarsdale aarzelde nog even. Het was merkwaardig, dat twee mannen elkaar hier in Lawes zouden ontmoeten, maar het was nog veel merkwaardiger, dat een van hen Meisome Rand was. Het kon hem niets meer schelen, of hij stierf of niet. Persoonlijk liet het hem volkomen koud. Maar er waren nog die notitieboekjes. Hij keerde zich van het venster af en ging weer de straat op. Hij wist niet, of dat hem helpen zou. Meisome Rand zou hem eenvoudig op zijn gemak volgen. Maar er was nog een kans, om de notitieboekjes te red den nog één kans, dat er misschien eenige andere mannen in Lawes waren achtergebleven om dezelfde geheimzinnige reden, die Addams en Meisome Rand' daar gehouden had. Misschien was er zelfs wel iemand, die hem een warmen dronk zou willen geven en zijn vingers om de revolver buigen, die hij niet trekken kon en den loop op een vensterbank leggen en hem zoo in staat stellen, om nog een soort gevecht tegen Meisome Rand vol te houden voor de eer van het korps. Vaak keek Scarsdale om. Zijn oogen begaven hem en gedurende eenigen tijd kon hij Rand niet zien, ofschoon hij wist, dat hij er was. Hij liep bijna in zijn voetstappen en grinnikte zijn hongerige grijns. Scarsdale bleef staan en Rand eveneens. Grinnikend zei hij zacht „Ben je verbaasd me hier te zien, Scarsdale?" „Nee," zei Scarsdale, hetgeen in zekeren zin waar was ook. Hij trachtte er aan toe te voegen „Ik heb de laatste maand zoowat niemand anders gezien dan jou in zijn verdooving Rand verwarrend met die bijna voelbare tegen woordigheid van den Dood in Lawes. Maar de zin was hem te lang en hij gaf het op. Meisome Rand keek naar Scarsdale en likte zijn lippen af. „Eigenaardig," zei hij, nog steeds zacht sprekend, „dat ik het moet zijn, die je na al die jaren hier welkom heet, Scarsdale. Herinner je je den laatsten keer, dat wij elkaar ontmoet hebben, Scarsdale Je hebt me eens driehonderd mijlen gevolgd." „En op het laatst heb ik je gekregen," mompelde Scarsdale, die zwaaide op zijn beenen. „Ik heb je eindelijk gekregen „Na driehonderd mijlen Ik stierf bijna op mijn voeten, zoo hard joeg je mij op. Ik was er bijna zoo erg aan toe, als jij nu. Het was toen jouw beurt. Nu is het de mijne. Je hebt mij vijf jaar de kast in gedraaid. Herinner je je, wat ik doen zou, als ik er uit kwam Scarsdale slaagde er in om uit te brengen „Waarom doe je het dan niet Laat het uit zijn Rand grinnikte en streelde den loop van zijn eigen revolver. „Nog niet,"zei hij zacht. „Ik zal je aan den gang houden, zoolang je nog eenig gevoel hebt om te loopen, en op het eind zal ik je krijgen. Iedere minuut van die laatste week, die je me achterna gejaagd hebt, was als een levende dood, Scarsdale. Ik wil je van geen moment van je eigen levenden dood beroo- ven. Dat zou niet eerlijk zijn." Hij verlegde zijn geweer, dat hij onder den arm droeg, en een ziedende haat brandde in zijn oogen. „Eigenaardig," mompelde hij weer. „Vier menschen, die in Lawes nog leven en ik er één van. Vier maar als je tenminste die twee Chineezen als menschen mee wilt tellen. En als je dood bent, Scarsdale, zal ik rijk en vrij zijn. Wij zullen allemaal rijk zijn en die Chinees kan zijn dochter, die niemand ooit gezien heeft, naar San Francisco sturen, om een rijk huwelijk te doen. Waar om loop je niet door „Ik ben op!" fluisterde Scarsdale. „Nee," zei Rand, „je bent nog niet op. Dat is jullie soort nooit, zoolang er nog een schaduw van een kans is. Ik geef je, wat een schaduw van een kans lijkt. Maar geloof maar niet, dat het je iets helpen zal. Je loopt door." Rand bleef achter. Scarsdale ging verder. Het was waar. Hij moest die

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 28