DOOR BERTA RUCK No. 8 DERTIENDE HOOFDSTUK Weet u zeker, dat we hier zoo maar mogen rondloopen, meneer Goldberg aarzelde lady Mary. Haar ambt als medewerkster van de „Uitkijk" had haar wei tamelijk vrijmoedig gemaakt, maar toch nog niet voldoende, om over hekken te klimmen, die zoo ge sloten en gegrendeld en gebarricadeerd waren als hier dit heele Kastanjepark „Ik geloof, dat die huishoudster „Trek je maar nergens iets van aan ik zal Faye wel eens vertellen, wat die juffrouw voor een exemplaar is. Wacht maar, ze krijgt nog wel eens spijt over haar onhebbelijkheid," voorspelde Phil, terwijl zij voortliepen langs splinternieuwe garages en over een pad langs een grasveld. „We zijn er. Daar heb je de tennisbanen. Aardig plekje, hè Toen zagen zij twee jongelui in flanellen costuums naar de einden van een baan loopen. Zij begonnen te tennissen. „Ai 1 Wat krijgen we nou riep mejuffrouw Rose Goldberg uit, in haar huiselijken toon hervallend, terwijl zij staarde naar de forsche figuur van Frank Norton. „Tennissen kunnen ze alvast niet," smaalde Phil Goldberg. Zijn humeur werd er hoe langer hoe slechter op en wie kan 't hem kwalijk nemen Eerst de onbegrijpelijke ontrouw van Faye, en nu dit. Zooiets was hem nog nooit gebeurd. Daar had hij twee bewonderaarsters uit zijn "riendinnenkring mee uitgenomen, en nu wendden die twee knappe meisjes zich af van hun gastheer van hem, Ph. Goldberg, met zijn stralenkrans van succes, rijkdom, manieren, kleeren, royaliteit en handigheid om twee boerenkinkels aan te gapen, die probeerden te tennissen 1 Voor niets anders hadden de twee meisjes oog. Met een schitterenden slag won Norton de eerste set. Een zucht van be wondering ging op uit de rijen der toeschouwers van de elegante bezoekers op een bank, van de jongens op den muur, van de indringsters, die scholen in den kastanjeboom boven den muur. „Bravo „Prachtige slag!" waardeerde het sportmeisje, juffrouw Johns. „Norton heeft een pracht-stijl. Iedereen geeft hem een mooie kans voor de competitie 1 Wien heeft hij bij zich „Da's meneer Hobson, uit 't sporthuis Mason," antwoordde kleine Winchie, en weer werd haar schrale, vale gezichtje vuurrood. „Hij speelt nog beter dan meneer Norton. Meneer Norton heeft zelf gezegd, dat hij hem niets meer leeren kon, is 't niet zoo, Faye Faye hoorde niets. Zij zat in een roes van ver warring zij was gegriefd door het argelooze smalen van juffrouw Johns op de zelfzuchtige eigenares van dit buitenzij ergerde zich, omdat zij haar vriendinnen niet uit kon noodigen, zich te laten neerglijden op haar eigen grond en zich te voegen bij die andere vrienden, die nu van haar tennisbaan profiteerden zij was boos, omdat het schouwspel, dat allen hadden toe gejuicht, haar net ontgaan was. Want op de plaats, waar zij zat, wuifde er een bebladerde tak heen en weer voor haar gezicht, zoodat zij slechts vluchtige glimpen van het roode speelveld te zien kreeg. „Ik heb er niets van gezien," klaagde Faye. „Kun je niet een eindje opschikken, Johns?" „Pardon," zei Johns, en zij verschoof een eindje. Faye bewoog zich voorzichtig voort tusschen de groene ruischende waaiers toen riep zij opeens uit „Groote hemel! 't lsJa, natuurlijk!" „Wie Wat Wat is er?" „Niets. MaarKijk! Er zijn menschen uit 't huis gekomen, om te kijken,"zei Faye; van haar nieuwe plaats had zij, door het loof heen, het groepje menschen uit de stad gezien. Twee modieuze japon nen, twee mannen in opzichtige plusfours. De meisjes kende Faye niet. Er was een man bij, dien zij ook HET VERHAAL TOT NU TOE. Faye Molliott. dochter van een bankier, ver trekt naar haar landhuis in een provinciestad, dat haar vader 'r geschonken heeft. Ze wil in een betrekking gaaniets „doen"en vertrekt zonder adres op te geven aan haar rijke vrien den Phil Goldberg, Esmé Hunt, sir Herrick, enz. Na aankomst in het stadje ontmoet zij een jongeman, die beweert in haar huis te wonen zij vraagt hem. of hij misschien een betrekking voor haar weet. Hij ontvangt haar in 't Kastanjepark haar eigen huis - waar hij tijdelijk met den zoon van de huisbewaarster, Hobson, woont. Zij stelt zich voor als juffrouw Pageals zij haar vader ziet naderen, vlucht zij weg. Later spreekt zij met hem en krijgt een baantje aan de bank op de buiten- landsche afdeeling, waar Sellars hoofd van is, terwijl de jongeman, dien zij reeds ont moet heeft. Frank Norton, haar onmid dellijke chef is. Haar collega's zijn juffrouw Bligh, een katjeWinchie. 'n slonsje, en föhns, 'n sportief meisje. Zij huurt 'n kamer in Huisduin. Phil Goldberg wil haar n bezoek brengen op Kastanjepark als hij haar niet thuis vindt, gaat hij met zijn vrienden naar de tennisbaan, waar Norton en Hobson mogen tennissen. Faye en haar vriendinnen kijken toe vanaf den muur rondom het park. niet kende. Die andere man, veel te mooi gekleed voor buiten - nee toch Ja 1 Phil Goldberg 1 Phil was hierheen gekomen, om haar te verrassen, te bespionneeren. Echt iets voor hem, dacht Faye boos. Wat moest zij nu doen? Weer naar bene den klauteren, naar den muur, en op den weg springen, en zich uit de voeten maken, vóór zij Frank had zien spelen „Dank je wel ik blijf waar ik ben. Ik blijf als een kat in den boom zitten, tot die man weg is. Al zou 't me den heelen nacht kosten. Maar wat hód ik een last kunnen krijgen Als ik vader niet beloofd had, geen voet binnen den muur te zetten, had dat troepje met Phil me zóó tegen 't lijf geloopen. Wat ziet die Phil er tegenwoordig ontzettend uit of verbeeld ik 't me Groote hemel, hij loopt recht op de baan toe wat wil hij „Ik ga eens met die twee lui praten," had Phil aangekondigd. „Ik zal hun eens vragen, wat ze hier moeten." „Maar de huishoudster heeft toch gezegd, dat ze permissie hadden „De huishoudster 1 Die kan me nog meer vertellen. In ieder geval zal ik ze eens eventjes aanklampen." En terwijl zijn gasten, de twee dames en Monty, op het grasveld bleven staan wachten, liep Phil met een gewichtig gezicht naar den rand van het tennisveld. „Hé daar 1" riep Phil, met de hand aan den mond. Onwillekeurig trok Faye zich dieper terug in het beschermend gebladerte, als een nimf in haar boschje. Zij kon nu goed zien, zonder vrees gezien te worden, maar zij was te ver weg om iets te hooren. Lady Mary en Rose luisterden met spanning. „Hallo," riep de jonge Hobson terug. „Hoe komt u hier?" Phil zei: „Ik kwam een bezoek aan juffrouw Molliott brengen." „Dan treft u 't slecht, hè gaf Hobson luchtig ten antwoord. „Er is hier niemand om te bezoeken." „Dat kon ik toch niet weten blafte Phil, zoo kwaadaardig, dat Hobson weer overkookte, en antwoordde „U hebt toch opgebeld? Ik dacht al direct, dat ik uw stem kende." Ik laat geen „man" tegen me zeggen, dacht Hobson, ten minste niet door zoo'n kwast. Phil gaf hier geen antwoord ophij keerde Hobson den rug toe, en wendde zich tot den anderen speler, die luchtig aan kwam stappen, en zijn blonde haar naar achteren streek. Hij was zich veel minder bewust van zijn knapheid dan Phil, van wien hij het toch veruit won en totaal onbewust was hij zich van den blik, die op hem rustte, uit de oogen van het meisje in den kastanjeboom, en van de bewonde rende blikken der twee Londensche meisjes op het grasveld. Die twee hadden geen flauw vermoeden van den stand, dien het fraai gebouwde jongmensch in de maatschappij innam dat zijn werk op de bank hem maar weinig tijd liet, om de sport te beoefenen, buiten de koele, vroege morgenuren en den nog koeleren avond en dat hij door deze lichaamsoefening zijn spieren krachtig en lenig hield. Hij leek hun beter dan de besten in hun gewonen kring. Het meisje in den kastanjeboom haalde dan ook diep adem van puren trots. „Stel je voorDie man is verliefd op mij. Want dat is hij. Ik weet het. Hoe is 't mogelijk," peinsde zij, in de nederigheid van een echte toewijding, „dat ik hem zoo aantrek? 't Mooiste meisje is nog niet goed genoeg voor hem. Nu staat Phil tegen hem te praten. Phil denkt, dat hij heel wat is, met die groote zaken van zijn vader, en zijn geld en zijn feestjes en zijn auto's, en omdat hij in alle Europeesche hoofdsteden de ober-kellners in de beste

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 12