No. 19 VRIJDAG 5 OCTOBER 1934. 597 wijzen. Er is toch niemand buiten Ik zie er nog een beetje slordig uit...." De portier opende de glazen deuren en keek naar buiten, glimlachend om de angstvalligheid van dien zonderlingen jongen man, die er heel netjes uitzag, afgezien van een groote dikte in één van zijn zakken. „Niemand buiten behalve de brievenbesteller, meneer," kwam hij zeggen. „O, die telt niet mee. Vooruit dan maar." Buiten stond hij te staren naar de ramen van de eerste bovenverdieping. „Allemaal even groot," merkte hij op, „en de kamers zullen elkaar ook wel niet veel ontloopen. Dus nummer 71 is niets bijzonders, of 't moest op den hoek zijn." „Dat is 't ook, meneer," zei de portier. „O, dan begrijp ik 't. Er is zeker een raam om den hoek ook, hè? Dus veel meer zon. Als ik weer hier kom, vraag ik 71." De portier glimlachte beleefd en ging. Toen stak Wilton zijn hand in den uitpuilenden zak en haalde er een tennisbal uit. Dien begon hij speelsch tegen den muur te gooien en op te vangen. Steeds hooger ging de bal, steeds dichter naar het raam van kamer 71. Dat raam was van boven open, en een tulen gordijn fladderde in de bries. Opeens verdween de tennisbal, en hij hoorde dof en ver het gerinkel van gebroken glas. Even hield Wilton zijn adem in toen begon hij te roepen met een hooge stem, die vroolijk en verontschuldigend tegelijk klonk „Neemt u niet kwalijk. Mag ik den bal terug? 't Was een ongeluk. Ik heb toch geen schade aan gericht, hoop ik Even later kwam er een gezichtje voor 't raam. Wilton boog. „Neemt u me niet kwalijk Ik was aan 't oefe nen, maar ik schoot te hoog." Er stak een handje door de opening van het raam, en een bal werd met overbodige heftigheid naar buiten geworpen. Hij ving hem netjes met één hand. „Dank u," zei Wilton glimlachend. „Heb ik iets gebroken? Ik dacht, dat ik iets hoorde van rinkeldekinkel." ,,'t Was maar een geslepen odeurflesch," zei het meisje koel. „O foei I" Met groot talent keek Wilton ontzet. „Wat spijt me dat. Toch geen van u, hoop ik?" ,,'t Hotel geeft geen odeurflesschen," zei 't meisje ijzig. Wilton beloofde geen nieuwe flesch. Hij zou doen, niet praten. Hij maakte alleen uitvoerig excuus, maar 't raam ging dicht en het gezichtje verdween. Toen ging hij 't hotel weer in, zeer tevreden, al wist hij, dat hij voorloopig uit de gratie was. De eerste dame, die hij gezien had, was ten minste de goedehij liep geen gevaar, de rimpelige, zure directrice of één der minder aan trekkelijke gasten te moeten omhelzen, als hij zijn weddenschap wilde winnen. Met een grijns begroette Forbes hem aan de ontbijttafel. „Nou," zei hij, „wie wint er „Nog geen van tweeën." „Toe nou geef maar op je tientje 1 Er zijn hier tien dames in de zaal. Ik weet niet, welke je 't eerste gezien hebt, maar als je haar nog niet gekust hebt. „Wacht even. Ik heb niet gezegd, wannéér ik haar zou kussen." „O," zei Forbes. Hij begon te begrijpen, dat het weddenschapje niet zoo mooi was, als hij gedacht had. „Wie heb je 't eerst gezien „Geduld, man Dat hoor je mettertijd wel. Maar als je me niet op mijn woord gelooft, zeg 't dan dan wedden we niet." „Merci," zei Forbes. „Zoolang je nog niet in de practijk bent, vertrouw ik je." Wilton slikte snel zijn ontbijt in en verdween, vóór de dames Redway verschenen. Hij ging het dorp in en kocht een mooie oude Venetiaansche parfumflesch, tweehonderd procent te duur. De winkelier herinnerde zijn oudsten zoon aan het spreekwoord, dat er iedere minuut een idioot geboren wordt. Wilton echter verheugde zich even zeer als hij, ging terug naar 't hotel, en vond Jacqueline met haar tante in de veranda. Hij naderde, boog voor de oudste dame en sprak toen de jongste aan. „Ik durf haast niet te hopen, dat u die onhandig heid van vanmorgen zult vergeven," zei hij. „Maar misschien wilt u dit van me aannemen, in plaats van de flesch, die ik gebroken heb." De tante glimlachte. Jacqueline keek weifelend en verlegen. „Dank u," zei ze. „Ik weet niet't Is heel vriendelijk van u. Ik was natuurlijk erg kwaad op u." „Natuurlijk I" zoemde Wilton. „En denk u eens in, hoe kwaad ik op mezelf was." „En deze flesch is veel mooier dan de oude. Ik geloof niet, dat ik hemaan mag nemen." Wilton wendde zich tot de oudste juffrouw Redway. „Wilt u niet een goed woordje voor me doen smeekte hij. „O, mijn nicht heeft u allang vergeven," zei deze dame vriendelijk. „U hebt 't zoo prachtig goed gemaakt.... is 't niet, Jackie? 't Spijt mij in zekeren zin ook, want ik had bij u willen komen bedelen. Past u maar op, wij zijn gevaarlijke menschen, om mee om te gaan." „Daar ben ik me levendig van bewust," zei hij, en zonder aarzeling ging hij zitten. „Ik moet zeker offeren op het altaar der liefdadigheid ,,'t Is 'n tehuis voor verwaarloosde kinderen," zei Jacqueline. „Er is geld tekort...." „Dat spreekt," zei Wilton. „Ik wil graag in- teekenen." „Wij hebben kaarten boven," zei juffrouw Alice. ,,'t Is erg vriendelijk van u." „Heelemaal niet't Bedrag zal afhangen van den uitslag van een weddenschap, die ik pas heb aan gegaan. Als ik win, zal ik graag mijn heele winst afstaan." „Op een paard vroeg zij. „O nee op een meisje! Maar ik kan er u niet meer van vertellen. Nu ten minste nog niet." Wilton deed ijverig de vriendschap rijpen. Hij verwaarloosde Forbes, om met de dames te kunnen omgaan. Wel stelde hij Forbes aan ze voor, maar Forbes bedankte er voor, altijd met juffrouw Alice bezig te zijn, terwijl Wilton en Jacqueline een eind verder zaten of liepen. Toen die twee elkaar een week kenden, en na 't diner wandelden tante Alice rustte liever vroeg Jacqueline opeens „Die weddenschap, waar u laatst over sprak hebt u die gewonnen of verloren „Dat dat is nog niet beslist," zei Wilton met een kuchje, ,,'t Is nogal een eigenaardig geval. Weet u nog dien ochtend, toen ik per ongeluk een tennisbal door uw raam gooide „Nee," antwoordde zij. „Ben ik vergeten. Dat vroeg u toch „U moogt er nu wel weer even aan denken. Den avond tevoren had ik met Forbes gewed, dat ik 't eerste meisje zou kussen, dat ik dien morgen zag." „Da's erg," zei het meisje koel. „Ik heb nog niet gewonnen," ging Wilton door. „Maar verloren ook niet, want het meisje leeft nog heel erg, en er is geen tijd gesteld. Forbes weet nog niet eens, wie ik 't eerste gezien heb. Hij zal me op mijn woord gelooven, als ik zeg, dat ik ge wonnen heb. Als ik ten minste win." Jacqueline liep in de val opzettelijk of niet, dat zal nooit iemand weten. „En wie wós het eerste meisje, dat u zag vroeg zij. Weer kuchte Wilton. „Ja eh't is nogal vreemd," zei hij. „Gelukkig, dat 't donker is, anders zag u me blozen. Ik had nog geen^en dame gezien ik had de heele wed denschapven alles vergeten toen ik per ongeluk dien bal door uw raam gooide." Het meisje deed een snellen stap vooruit en wend de hem een schouder toe. „Uw voorstel," stotterde zij met een verstikte stem, „is.is. „Ja, dat is 't 1 Ik weet precies, welk woord u zeggen wilt't wil mij alleen op 't oogenblik niet te binnen schieten. Ik beloof u, dat ik 't gauw zal doen, en u kunt uw oogen dicht houden. Erger dan een kies trekken zal 't niet zijn." „Ik heb nog nooit een kies laten trekken," zei Jacqueline waardig. „Laten we nu niet afdwalen naar de tandheel kunde. U bent ten slotte wel door erger lui gekust. Denkt u maar aan die ooms met snorren en baarden, als u jarig was. U hebt vast en zeker een afschuwelijk stel ooms. Dat hebben alle mooie meisjes. Hoe mooier meisje, hoe stekeliger ooms. Raar maar waar." Jacqueline keek hem heel even aan. „Ik laat me door geen man kussen, als ik als ik niet heel veel van hem hou." Wilton haalde diep adem. „Ah," zei hij, „dan wordt 't een andere kwestie. Ik zal over drie dagen nog eens solliciteeren." „Nu moet 't maar eens uit zijn," zei Forbes enkele dagen later. „Betaal je of moet ik betalen „De weddenschap is geschrapt," zei Wilton, bijna streng. „Strikt genomen heb ik gewonnen, maar ik wed nooit over ernstige zaken. Heb je echt gedacht, dat ik 't meende? Maar als je last hebt van je geweten, kun je ons een mooi huwelijks cadeau geven. Een mooie piano bijvoorbeeld." „Je gaat toch niet trouwen riep Forbes uit. „Ja hoor en gauw ook. En ik heb 't beter aan gepakt dan die stomme voorvader van jou. Weet je wel, dat die een groote ezel was Hij nam geen maatregelen, dat hij 't goeie meisje 't eerste zag 1" Jtedetlaai. De Holterberg.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 21