m A t rrrrr No. 19 Dagga is de opium van de inboorlingen in Zuid- Afrikahet gebruik van dit bedwelmende middel heeft een funesten invloed op het zenuwstelsel, de rooker zinkt weg in een toestand van halve bewusteloosheid, die op eigenaardige wijze inwerkt op de verbeelding, terwijl men geen besef meer heeft van tijd en plaats en bijna geen pijn kan voelen. De plant wordt zonder veel geheimzinnig heid verbouwd, midden in de maïsvelden, zoodat men ze slechts bij nauwkeurige inspectie kan vinden. Voor het gebruik stopt de inboorling de gedroogde bladeren in een kuiltje op den grond en plaatst er een gloeiend stukje houtskool ophij neemt dan een slok water, ademt den rook in en spuwt hem Een oude daoaa-schuiuer Ijjr j y in Rhodesië Het rooken van dagga uit een pannetje Diep voorover gebogen in haleert de man den bedwel- menden rook van de lende blaadjes in den grond en blaast daarna den rook door een rietje uit Half bedwelmde dagga-schuivers, die een mengsel van tabak en dagga uit *n pijp rooken. tegelijk met het water uit door een hol rietje. Om het lastige bukken te vermijden, plaatst men de bladeren met de houtskool soms ook in een pan netje. waaruit de rook opstijgt door een kleine opening, of men rookt de fijngewreven bladeren in een pijp met een kop van klei en een steel van een koe-hoorn. Na de eerste trekjes krijgt de man een vreeselijke hoestbui met een akelig, verscheurend geluid, dat langzamerhand zwakker wordt, totdat de rooker in bedwelming wegzinkt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 7