Aai SaE «li =~2£S? m zijn neef Jan Pod, die met eenige anderen in den tocht toestemden. Te 12 uur middernacht kwam het dappere groepje bijeen. Jacob Naerebout bood zijn schuit aan, maar Frans zeide „Neen, ik moet mijn eigen schuit onder mijn voeten hebben." Dapper bestegen zij het kleine vaartuig en daar gingen ze, de kranige kerels, den dood als 't ware tegemoet. Zij laveerden met een harden wind naar het wrak toe. Op den Westdijk te Vlissingen bleven talloozen achter, die zich met angst in het hart af vroegen, hoe deze tocht zou afloopen. Dwars door de golven heen, opgestooten en neergesmeten, ging de boot van Naerebout met haar helden, op en neer.... vooruit en terug.... maar toch telkens nader. Het zeilscheepje, waarmee de gebroeders Naerebout de meeste opvarenden van de Woestduynredden, fl loos verloren. Met den dood voor oogen zaten passagiers en bemanning op het wrak bijeen en reeds hadden eenigen den dood in de golven gevonden. Van het schip vuurde men ver scheidene noodschoten af. De sloep werd neerge laten en nauwelijks was zij aan bakboordzijde uit gezet of 16 a 18 personen bestormden haar. Op verschrikkelijke wijze werd het bootje, dat nog aan het wrak hing, heen en weer geslingerd. Daarin te blijven beteekende een zekeren dood en de meesten zochten hun leven toch nog maar liever op de gestrande „Woestduyn" te redden. Zeven bleven er echter in de dobberende sloep, daar zij door de zware grondzeeën niet meer op het wrak konden komen. Plotseling brak het touw, dat de sloep met het wrak verbond. Zij werd na vele uren op het strand te Zoutelande geworpen en die zeven personen waren gered. Wat de „Woestduyn" zelve betreft, die werd door de zware zeeën geheel onttakeld. Het groot ste deel der lading was reeds weggedreven. De masten waren afgeknapt en angstig drongen de schepelingen op het achterdek, wijl de voorsteven was weggeslagen, bijeen. Hun toestand scheen hopeloos en zij konden geen ander lot verwachten dan den dood in de golven. In Vlissingen woonde echter een tweetal broers, Jan en Frans Naerebout, die hun kost verdienden met het in- en uitloodsen van schepen. Frans Naerebout, die door de stad liep, vernam, dat een schip op de gevaarlijke zandbank „de Rassen" vast zat. Hij spoedde zich naar den Westdijk, van waar men een ruim uitzicht op zee had. Zijn scherpe blik ontwaarde in de verte het schip, dat in nood verkeerde. Onmiddellijk besloot hij, zonder zich lang te beraden, er heen te varen. Frans, volkomen overtuigd van het gevaarlijke der onderneming, ging naar zijn broer Jacob en Het standbeeld te Vlissingen, te zijner eere opgericht op den Boulevard Banckerthet beeld ziet uit naar de plaats, waar de Woestduyn1 verging. Zij ontdekten het schip, 't Bleek al spoedig, uit teekens, dat de schipbreukelingen hun redders in het oog hadden. Naerebout besloot in de omgeving te blijven, om de menschen, die mochten afdrijven, op te visschen. Wat van het machtige koopvaardij schip was overgebleven, brak eensklaps in vier stukken, waarvan het kleinste naar Naerebout toedreef. Men wierp den vier personen, die daarop zaten, touwen toe en mocht het genoegen smaken, dezen als eersten te redden. Is er nog meer volk aan boord?" vroeg Naerebout aan de geredden. „O ja," klonk het terug, „er zitten er nog wel op De groote kerk te Goes, waarin Naerebout ligt begraven. d.\ Het Sluishuisje te Goeswaar Frans Naerebout zijn laatste jaren woonde. het wrak 1" „Dan moeten ook zij gered worden 1" riep de koene Zeeuwsche loods, wendde het roer om en hield op het wrak aan. Nu kwam het grootste gevaar. Eenigen van de mannen, die mede ter redding waren uitgetogen, vonden dit al te roeke loos. „Zwijgriep de onverschrokken Naerebout. „Hier valt om geen leven of dood te denken 1" en hij stuurde zijn schip op de gevaarlijke branding aan. 't Werd ook hoog tijd Telkens brokkelde er iets van het wrak af. Het gelukte echter Frans, dwars tegen het achterste gedeelte van het wrak aan te leggen en al de schipbreukelingen van daar met levensgevaar over te halen in zijn boot. In korten tijd hadden Naerebout en de zijnen op deze wijze 71 menschen van een wissen dood gered. Hoogloopende zeeën, zware branding en plaatsgebrek noodzaakten Naerebout, zich van het wrak te verwijderen, en men zette koers naar Vlissingen, den donkeren scheepsromp van de „Woestduyn" onder het golvengeweld achter latende. Maar Frans Naerebout had er geen rust bij. Hij wist, dat er nog meer schipbreukelingen op het andere gedeelte van het wrak waren. Het lot dezer ongelukkigen liet hem niet met rust, en na zijn kostbaren last te Vlissingen aan wal te hebben ge bracht, koerste hij opnieuw naar de gevaarlijke „Rassen". Bij deze tweede heldhaftige poging mocht Frans er in slagen, de 16 overige schipbreukelingen te redden, zoodat hij 87 menschen, bij die gelegenheid, van een wissen dood gered heeft. Aan Frans Naere bout, zijn broer en zijn tochtgenooten werd door Bewindhebbers der O. I. Compagnie een belooning van f 1800.toegekend en de Holiandsche Maat schappij schonk elk der broers een zilveren medaille en 23 ducaten. A. H. WESSELS. ft

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 9