No. 20
VRIJDAG 12 OCTOBER 1934
621
„t Is niet noodig. 't Is zelfs niet billijk, dat ik, in dezen tijd, een betaalde
positie aanneem, terwijl massa's meisjes, die veel meer kunnen dan ik en die
geen rijken vader hebben en zelfs geen thuis, overal zoeken naar werk, waar
ze van leven moeten. Vindt u ook niet
„Dat zijn kwesties, waar je over twisten kunt. Dat moet ieder voor zich
zelf uitmaken, vind ik. De zoons van rijke menschen nemen ook wel betrek
kingen aan en probeeren vooruit te komen. Dat neemt niemand hun kwalijk."
„Bij een meisje is 't wat anders!" riep Faye uit. „Dat vind ik ten minste.
Ik zou 't een meisje wèl kwalijk nemen. Maar van den anderen kant moet ik
toegeven, dat 't me een massa goed gedaan heeft, eens uit mijn gewone leven
tje te komen en te zien, wat andere menschen door moeten maken, die ten
slotte net zoo zijn als wij. Dat idee is in me opgekomen, toen ik bij die twee
andere meisjes was en over den muur naar mijn eigen grond keek. En toen zei
Johns onverwachts afschuwelijke dingen over „dat wicht van Molliott", dat
zoo egoïstisch was, dat ze 't niet eens in haar hoofd kreeg, om het park ook
maar één avond in de week open te stellen voor de sportmeisjes in de stad,
die zich nergens kunnen roeren, als ze klaar zijn met hun werk. Daar zou ik
vroeger nooit om gedacht hebben. Hebt u wel eens opgemerkt, dat er in geen
een land zoo weinig sportvelden en zoo zijn als in Engeland U hebt dat wer
ken van me waarschijnlijk onzinnig en doelloos gevonden.
„Doelloos niet I"
„Maar u vond 't toch een dwaasheid?"
„Nu je hebt natuurlijk dat prachtige huis en al wat daarmee samen
hangt, als je teruggaat, en...."
„Als ik terugga," zei Faye beslist, „gaat alles heel anders."
„Anders Hoe dan Nu zal 't dan toch eindelijk komen, dacht Maud
Messenger.
Maar het kwam niet. Wat er kwam, dat was Faye's kokende, ontroerende
geestdrift
„Ik bedoel, dat ik 't heel anders zal bekijken. Ik heb zoo'n massa kamers
en ruimte en tuinen en tennisbanen en een vijver, en andere meisjes meisjes
van mijn leeftijd, waar ik mee gewerkt heb, die ik bij hun bijnaampjes noem,
waar ik alles van weet die hebben een vieze sombere zit-slaapkamer en
niets om zich op te frisschen in hun beetje vrijen tijd Ik heb me nog nooit van
mijn leven zoo'n egoïst gevoeld als toen Johns zei „Zoo'n bofvogel". Nu weet
ik 't, moet ik er iets aan doen. Iets doen voor Johns en al die andere meisjes
hier, op andere banken en kantoren en in winkels. Misschien is 't maar een
druppel op een gloeienden steen, maar die druppel zal er dan ten minste toch
zijn. Mijn huis en het park kan ik hun ten minste afstaan.
Een groot clubhuis voor werkende meisjes er van maken. Er zal mis
schien geld bij moeten, in 't begin. Maar dat is in ieder geval niet weg. 's Zomers
hebben ze 't park, en 't gras, en den vijver en 's winters die heerlijke groote
hall om te dansen, en een leeskamer en een speelkamer en mijn prachtige
keuken I"
„En wat zal je vader ervan zeggen Hij had 't voor jou ingericht
„Ik geloof niet, dat vader er op den duur tegen zal zijn. Hij heeft een
goed hart."
„Wees maar blij, dat hij een even goed inkomen heeft."
„Dat ben ik I"
„Want stel je eens voor stél je eens voor, dat er iets onvoorziens gebeurt
met zijn zaken? 't Is crisis...."
;>ja zou dat niet verschrikkelijk zijn zei Faye, en zij trok een lipje.
Maar zoo'n mogelijkheid was niet tot haar doorgedrongen. Vroolijk praatte
zij door, tot zij opsprong, verschrikt dat 't zoo laat was. Zij maakte verwarde
plannen over personeel, provisie, een financieelen adviseur en de tegenwoordige
huisbewaarster die kon koken, dat deed zij best. En wat zou 't heerlijk zijn,
alles gereed te maken voor die meisjes, die zoo hard werkten vond Maud
ook niet?
„Kind," zei Maud Messenger, toen Faye zweeg om op adem te komen, „ik
geloof, dat je je kolossaal amuseeren zult."
„Denk ik ook," zei Faye.
Vreugde doorgloeide haar, toen zij aan de regeling met Frank Norton
dachtdie moest (tegen een gepast, dus groot salaris) de financieele kwesties
van haar nieuwe onderneming behartigen. Maar toen zij de Laurier verliet,
al was 't na een hartelijken kus met haar gastvrouw gewisseld te hebben,
had zij nog geen woord over hem gesproken.
Den heelen weg terug naar haar kamer zag Faye de rooskleurigste visioe
nen van dat nieuwe aanstaande clubhuis. Zij zag Johns verstomd staan
van vreugde over dien verwezenlijkten droom. Zij 'zag haar trouwe, hulp
vaardige vriendinnetje Winchie.. ja, hoe moest 't met Winchie
Hierdoor kwam Faye weer op een idee.
ZESTIENDE HOOFDSTUK
Lieve tante Madge, ik zal er maar niet omheen draaien dit is een dood
gewone bedelbrief (zoo schreef Faye aan haar tante te Londen, een week zoo
wat na dien avond met Maud Messenger).
Maar u moet niet denken, dat ik vader in New York achter zijn rug be
drieg en u om geld kom vragen, omdat ik niet rond kan komen met die dertig
shilling per week, volgens contract. Deze brief gaat over een ander meisje bij
ons op de bank.
Haar naam is Phyllis Winch, alias Winchie. Zij is ongeloofelijk aardig
voor me geweest kamers voor me gezocht, geholpen met mijn werk, me de
draaglijkste gelegenheden gewezen om te eten, me over alles ingelicht, kortom,
ze is een echte beschermengel voor me geweest. Ik moet haar absoluut eens
iets terugdoen. Of eigenlijk ik wil haar heele leven hervormen
Op 't eerste gezicht zou u zeggen, dat zij geen hervorming noodig had.
Ze is onberispelijk goed in haar werk en wordt op de bank zeer gewaardeerd,
maar o jog of liever o niet jog I wat heeft zij 't verder saai Zij komt
nergens. Zij heeft geen familie kent niemand buiten die eeuwige bank.
Geen greintje vreugde in 't leven tot ik kwam. Ik bedoel, niemand, om
prettig tegen te snateren nu haalt ze haar schade in. Dit is de grondtoon van
haar wezen zij spreekt het woord mannen uit, alsof het betooverende myste
ries waren. Dat heb ik haar ook gezegd. Zij antwoordde, zoo opgewekt als een
De toekomstige matrozen der Nederiandsche vloot op dun oefenschip „tiestevaer dij Terschelling.