DOOR BERTA RUCK
Vervolgens hoorde zij den makelaar een redevoering afsteken 't was
geen wonder, dat de cliënten zoo bezorgd waren, om een van die prach
tige woningen te bemachtigen als zij de advertentie lazen, wilden zij
komen kijken, zoodra ze maar verloofd waren. Hij had zich natuurlijk
vergist gedacht, dat de jonge dame en meneer al getrouwd waren. Maar er
kwam ook zoo'n stroom van woningzoekende paartjes hij kon 't haast
niet bijhouden.
Hij wou nog meer zeggen, maar op dat moment kwam er weer zoo'n
paartje den hoek om van het laatste huisje, aan den kant van het bosch.
„Aha Wat heb ik u gezegd Alstublieft," riep de makelaar uit, zeer in
zijn schik. „Hier hebt u de dame en den heer, waar ik zooeven over sprak,
die dit huis zoo graag wilden hebben."
„Winchie 1" riep Faye tot het meisje.
„Hobs 1" riep Frank Norton tot den jongen man.
Hij, dien meneer Molliott nu zag, was de kleine Hobson van Wade, de
sportzaak, de zoon van de vertrouwde huisbewaarster in 't Kastanjepark.
Het meisje, dat bij hem was, herkende hij niet als een van zijn eigen vrouwelijke
bedienden. Misschien kwam dit gedeeltelijk door de veelvernoemde gedaante
verandering.
Een oogenblik stonden allen stokstijf te staren. Het was meneer Molliott,
die 't eerste tot bezinning kwam.
„Ik geloof niet, dat ik 't heelemaal begrijp. Ben jij getrouwd, Hobson?"
„Getrouwd? Ik? Nee, meneer," verzekerde Hobson hem. „Ik ben niet
getrouwd. Ik denk er niet over. Ten minste, voor 't moment niet."
Het meisje naast hem kreeg een vurige kleur, en wisselde 'n blik met Faye.
„Dus er is niemand getrouwd vroeg meneer Molliott. „Wat moet dan
die huizenkijkerij
,,'t Is.. U zult 't wel ontzettend kinderachtig vinden ik bedoel, echt
zoo'n flauwe aardigheid van mij." Het was zijn dochter, die dit zei. Zij voegde
er een eerbiedig „meneer Molliott" aan toe en zag hem strak aan met twee
goudig-bruine oogen, waarvan hij den blik vermeed, ,,'t Was mijn schuld.
Er was een gratis ritje hierheen te krijgen, en toen heb ik voorgesteld, er gebruik
van te maken."
„Da's niet waar. Pardon. Ik bedoel," kwam
Frank Norton, „ik heb voorgesteld, om in dien auto
te stappen, juffrouw Faye."
„In ieder geval wouen we alle twee dit.... die
huisjes wel eens zien. Maar er een nemen of
trouwen zooals meneer Hobson zegt, daar denken
we niet aan. Niemand. Daar denkt niemand aan 1"
„O zoo," zei de eigenaar van Molliott's bank en
er flitste opluchting in zijn oogen, terwijl het gezicht
van den makelaar betrok. „Ik schijn hier dus de
eenige te zijn, die werkelijk reden had, om de huizen
te bezichtigen!" Toen zei hij tot de anderen, die op
het punt stonden, weg te smelten in het landschap
„Wacht even alstublieft. Niet weggaan. Ik heb niet
lang werk."
Dat had hij ook niet, en nog nooit was Faye's
respect voorde bekwaamheid van haar vader tot zulk
'n hoogte geklommen. Wat wist hij den welbespraakten
makelaar den mond te snoeren Vader deed niets
dan een notitie-boekje te voorschijn halen, een paar
vragen stellen, die niet de minste betrekking op hóór
of haar bevende vrienden hadden, en bliksemsnel een
paar aanteekeningen maken. Toen nam hij een pakje
drukwerk aan, dat handelde over die nieuwe huizen
exploitatie, beloofde dat hij gauw zou schrijven en
zei „goeden middag". Verbluft, verstomd zelfs, stond
de oude makelaar op den drempel van het Paleis.
„En nu krijg ik mijn portie," dacht Faye. Haar
vader zou toch wel zoo sportief zijn, dat hij haar
niet voor de anderen aan de kaak stelde?
HET VERHAAL
Faye Molliott. dochter
TOT NU TOE.
van een bankierver
trekt naar haar landhuis in een provinciestad
dat haar vader 'r geschonken heeft. Ze wil
in een betrekking gaan, iets .doen' .en vertrekt
zonder adres op te geven aan haar rijke vrien
den Phil Goldberg, Esmé Hunt, sir Herrick,
enz. Na aankomst in het stadje ontmoet zij
een jongeman, die beweert in héér huis te
wonen zij vraagt hemof hij misschien een
betrekking voor haar weet. Hij ontvangt haar
in 't Kastanjepark haar eigen huis waar
hij tijdelijk met den zoon van de huisbewaarster
Hobson, woont. Zij stelt zich voor als juffrouw
Fayeals zij haar vader ziet naderen, vlucht
zij weg. Later spreekt zij met hem en krijgt
een baantje aan de bank op de buiten-
landsche af deelingwaar Sellars hoofd van
is, terwijl de jongeman, dien zij reeds ont
moet heeft. Frank Norton, haar onmid
dellijke chef is. Haar collega's zijn juffrouw
Bligh. een katje; Winchie. 'n slonsje, en
Johns, 'n sportief meisje. Zij huurt 'n kamer
in Huisduin. Zij wil Winchie, die volgens
haar verliefd is op Hobson. 'n beetje .men
schelijker" maken en brengt haar in de
tennisclub Op 'n Zaterdagmiddag gaat zij met
Frank uit wandelen, en Winchie met Hobson.
Zij gaan. of zij pas getrouwd zijn. nieuwe
huizen bekijken, waarbij zij verrast worden
door Faye's vader, die de huisjes wil koopen.
Alsof hij kruimels van een tafel veegde, zoo wees meneer TSjp» I O
Molliott alle nederige excuses af van het viertal, dat zooveel Al
tijd van den makelaar in beslag had genomen.
„De wagen is groot genoeg, dus u kunt allemaal meerijden," zei hij, zonder
iets van zijn bedoeling te laten blijken. „U hebt zeker allemaal wel eens van
het Eksternest gehoord
Korte pauze. Een gemompel van „Wel gehoord maar nooit geweest."
,,'t Is daar den weg op, een paar mijlen verder."
Faye stond er van te kijken, dat haar vader bekend was met die zeer
mondaine gelegenheid, waarover zij op de bank had hooren spreken. Meneer
Sellars had, met zijn air van man-van-de-wereld, gezegd ,,'t Is zoo'n echte
ouderwetsche herberg, maar chique In de heele stad zoo'n goed restaurant
niet, en puike muziek. Café buiten, tennisbanen, zwemgelegenheid .en alles.
Komen heel aardige lui. U moet er ook eens 'n kijkje nemen, juffrouw Faye
Dit zou dus de dag zijn, dacht Faye.
„Jij doet aan tennissen, is 't niet, Hobson? Ik wou de jongelui alle vier"
konden zij hun ooren gelooven, dat meneer Molliott zoo sprak „alle vier
uitnoodigen, om er even te gaan kijken."
„O, heerlijk 1" riep Faye, maar vlak erop verbeterde ze „Heerlijk, me
neer", met gepasten eerbied. De anderen volgden haar leiding.
„Laten we dan maar gauw instappen," zei meneer Molliott. Zij gehoor
zaamden ijverig.
Voor Winchie en Hobson was het, alsof de prins van Wales uit zijn parti
culiere vliegtuig was gestapt om hen uit te noodigen, een toertje met hem te
maken maar voor Frank Norton waren er over dien heerlijken middag wolken
gevaren, die alles bedierven. Juist toen hij op het punt stond, zijn stoutmoedig
beminde weer voor zich alleen te hebben, juist toen hij haar had kunnen zeggen:
„Hoor eens 1 Je hebt dat huizenkijken niet ais een grap beschouwd, is 't wel
Voor mij was 't ten minste géén grapl Ik heb het in vollen ernst gemeend"
plof kwam die stoornis. Er was zelfs een kwellende
twijfel in zijn brein gerezen, gedreven door die woor
den van Faye „Niemand denkt aan trouwen
Zijn levensomstandigheden werden hem weer
bitter bewust door die ontmoeting met zijn patroon
zijn jongensachtige gevoeligheid klopte als een oud
litteeken in de borst. Het was aan 't licht gekomen,
dat hij en Hobson hun vriendinnetjes mee uitnamen
op een armoedje, loopend of van gratis auto-ritjes
profiteerend, terwijl Molliott die vorstelijke limousine
kon rijden, met Faye voorin naast hem. Faye had
verwacht, dat haar vader haar tijdens den rit al de
les zou lezen. Hij sprak geen woord.
„Zal wel komen natuurlijk," dacht Faye. En hoe
wel haar hart klopte, alsof zij hard geloopen had,
keerde zij zich dapper om, knikkend en glimlachend
tegen haar vrienden, die achterin zaten.
Maar Frank was nu heel iemand anders dan de
vroolijke bedrieger, die met zijn hoofd tegen de
plafonds van een Bijou-Paleis gestooten had. Het
leek wel, of er nooit zooiets gebeurd was. Frank
Norton vertoonde zijn bankgezicht.
De anderen waren te verbaasd-ongeloovig, om
Faye's blik te beantwoorden. Stel je voor, de baas,
steeds ongenaakbaar in zijn waardigheid, daalde af
van zijn hooge paard, om zijn employé's in zijn
prachtigen wagen mee te nemen naar een buiten
restaurant, waar alleen de rijksten en de schoonsten
van de heele streek kwamen.
„Wat zou hij vóórhebben fluisterde Hobson
de verblufte Winchie toe, evèn vóór de limousine