i-
No. 23
VRIJDAG 2 NOVEMBER 1934
717
zich opstelde aan het einde der rij andere wagens, buiten de herberg met
zijn eeuwenouden bruinen beuk. Daar stonden auto's van alle modellen,
glanzend in alle kleuren, zoo dicht tegen elkaar, dat het wel leek, als was er
een zwerm ontzaglijke sprinkhanen neergestreken op het grint voor het
Eksternest. Er zwermden jongelui omheen, die hun Zaterdagsch uitje genoten,
en jongelui, voor wien iedere dag Zaterdag was. De muziek van 'n strijkorkest
drong zacht op achter kleurige zonneschermen vandaan. Vroolijke kreten
kwamen van de sportvelden achter het huis. Een beambte in tooneelachtige
uniform kwam de nieuwe gasten glimlachend den weg wijzen.
„De theetuin is buiten, meneer, links."
„Merci. Waar wordt er gedanst
„In de zaal, meneer, rechtsaf."
Het gezelschapje volgde den rechten rug van meneer Molliott door de volte,
en de blik, dien Winchie naar Hobson opsloeg, vroeg versteld „Wat krijgen
we nu
„Zullen we dansen stelde de eigenaar van Molliott's bank voor. Over
het bonte theegerei heen keek hij zijn dochter aan. Heel de charmante hoffe
lijkheid van den dans vóór den oorlog klonk in zijn vraag „Juffrouw Faye,
mag ik het genoegen hebben
„O ja, zeker," stemde juffrouw Faye toe, met zoo'n schuw respect, dat
haar vader zin kreeg, de heks bij de schouders te vatten en haar eens flink door
elkaar te schudden.
Hij voerde haar weg naar het dansvloertje, waarop de jongelui in flanel
of wuivend organdie elkaar reeds verdrongen. Zij dansten.
„Moet je dót zien 1" fluisterde Winchie, geheel oog.
„Nou, er kunnen er meer dansen verklaarde Hobson, weer heelemaal in
de stemming, zoodra hun gastheer ver genoeg weg was. „Mag ik het plezier
hebben, Phyllis
De kleine. Winchie, opgetogen dat zij weer haar voornaam hoorde uit
zijn mond, beweerde zenuwachtig, dat zij onmogelijk op kon staan en dansen,
waar al die lui bij waren. Dat kon Faye doen, en juffrouw Bligh, als ze met
Sellars hier was, maar.
Maar Hobson verrukte haar door de verzekering, dat
zij voor niemand in de zaal onder hoefde te doen, en dat
haar japon een wonder was dus volgde zij haar geleider.
Haar nette, touwkleurige, permanent-gegolfde haar en het
dikke donkere hoofd van haar partner gingen schuil tus-
schen de andere dansers; en Frank Norton, die alleen
achterbleef, zat aan de tafel met de half leege theekopjes.
Door het raam drongen geurige zuchten van bloesems,
door den middagzonneschijn geslaakt. Zonnestralen drongen
door gebladerte in het lange, volle vertrek. Het glansde op
't rijk golvende haar van een meisje, de liefste in heel de zaal.
Het was makkelijk genoeg, te kijken naar Faye, die
danste. Maar was het niet moeilijk, naar haar te kijken,
terwijl zij danste met „den Oude" Dat was het ongeluk
hij was niet zoo oud en zoo stijf en zoo dik, als hij volgens
recht had moeten zijn. Hij zag er niet uit, zooais een oude
baas er uit behoort te zien, die alleen maar zoo eigenaardig
deed, omdat hij op zoo'n prachtigen vrijen middag vier van
zijn jongelui had getroffen. De man was niet eens zoo fat
soenlijk, om er uit te zien als het type, waar de Ameri
kanen een naam voor gevonden hebben het komische,
ongevaarlijke, ietwat geminachte type van „Suikerpappie".
Dit maakte Frank Norton boozer, dan hij gedacht had
ooit te kunnen zijn. Zij gingen aan zijn kant voorbij. Frank
zag haar even. Zij keek op in het magere, schrandere ge
zicht van haar partner met heel haar lieve goudbruine
oogen. Frank smaakte de bittere gevoelens van een jongen
minnaar, die zijn meisje in gezelschap ziet van een ouderen,
maar rijkeren man. Nijdig zat hij te kijken.
Frank wou, dat hij op kon staan en heengaan. Maar
hij had één troost Faye bleef hier heusch niet, omdat zij
het zoo prettig vond. Zij had een even grooten hekel aan
drukte als hij. Daar kwamen ze weerFrank zag de bekoor
lijke ronding van Faye's wang van terzijde. Zij glimlachte.
Moest ze wel, beleefdheidshalve. Maar nu wat
Lachte Faye nu niet, zooals zij met Frank gelachen had,
in dat villaatje, een uur voor die ellendige stoornisHaar
lach tintelde door de muziek, het geschuifel van voeten,
het gekwetter van zwaluwen buiten en het geroep der spe
lers achter het huis. Over den schouder van meneer Molliott
heen klonk dat lieve geluid. Wild smeet Frank zijn pas
aangestoken sigaret in het kleurige, driehoekige aschbakje.
EENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK
„Zoozoo, verloren dochter," klonk een niet zeer bemoe
digende stem. „Dat was wel een prettige ontmoeting, hè
Faye, hoewel nog verschrikt, staalde zich om een tuch
tigen toon te doen hooren.
„Maar, vader! U gaat er toch niet over mopperen, hè?
En ik vind het nogal zoo heerlijk, dat ik u trof U u bent
zeker pas terug uit Amerika? U hebt 't me niet eens ge
schreven Enfin, ik zal 't u maar vergeven, omdat u zoo
snoezig geweest bent, ons mee te nemen naar zoo'n heerlijke
kroeg.
„Ik zag geen anderen weg, om je te spreken te krijgen."
„Wat slim om daaraan te denken
De boomen verliezen hun zomerkleed
„Ik wou wel eens weten" onrustbarend plotseling bracht hij het uit
„wat is dat jongmensch voor je
De dansende Faye slikte een brok uit haar keel weg. Wat was dat jong
mensch voor haar Enkel zonneschijn en muziek en het leven zelfmaar op
dit oogenblik kon ze dat slecht vertellen tegen die twee koude oogen.
„Bedoelt u Frank Norton
„Natuurlijk."
„Maar dat heeft hij u toch gezegd Ik bedoel, dat we niet getrouwd
zijn of verloofd. Dat hebt u toch niet gedacht?"
„Natuurlijk nietriep haar vader uit, ofschoon die schrik hem toch wel
even had overvallen. „Maar dat eigen-brood-verdienen van jou schijnt rare
kunsten mee te brengen."
„Lang niet zoo raar als de kunsten van mijn vrienden, die niét hun eigen
brood verdienen," protesteerde Faye lachend en dezen lach hoorde Frank
Norton, die aan de tafel zat te mokken hij kon immers niet hooren of raden,
wat het lachende meisje zeiIk heb u altijd eerlijk verteld over die fuifjes, die
lang niet zoo netjes waren als een Zaterdagmiddag besteden om om om
ideale villaatjes te kijken, met menschen, waar je niet mee verloofd bent
hield zijn dochter vol zij hoopte zich te redden door het bekende trucje, de
waarheid belachelijk te maken, zoodat een ander 't niet in zijn hoofd krijgt,
er aan te gelooven.
„Hmm," zei haar vader, en even bleef hij zwijgend dansen. Toen vroeg
hij „En hoe lang moet die toestand duren
„U hebt zelf gezegd acht weken, vader."
„En wou je doorzetten tot het einde
„En of 1" Een koud voorgevoel greep haar aan, nu zij „het einde" hoorde
zeggen in verband met haar heerlijken tijd. „Zie ik er naar uit, alsof 't me zoo
ontzettend zwaar valt
„Nee, je ziet er goed uit." Strólend zag zij er uit, al droeg zij een gewoon
katoenen jurkje anders niets voor haarongetwijfeld veel levendiger,
rozig en roerig als in haar dartele kwajongensdagen. Maar niet aan die Faye
dacht haar vader nu, maar aan een andere schoonheid met goudbruine oogen,
nu al twintig jaar dood, haar jonge moeder. Maar hij zette die gedachte van