Volgende toeren breit men weer de naald uit.
In den 21 sten toer meerdert men 1 st. aan 't begin
en aan 't einde van de naald. 4 toeren overbreien.
Dan weer I st. meerderen aan begin en einde van
de naald, 3 toeren overbreien en in volgenden
toer meerderen. Nu verdeelt men het werk in
tweeën voor 'n split, 65 st. in patroon breien
omkeeren. Op deze 65 st. breit men 21 toeren.
In den 22sten toer kant men aan de zijde van het
armsgat 6 st. af. In den 23sten toer breit men de
2 voorlaatste st. samen. Men breit nog 13 toeren,
waarbij men, om den anderen toer, aan den kant
van het armsgat 2 st. samenbreit. Men breit dan
32 toeren zonder minderen. In den volgenden
toer: 2 r., 11 keer: 1 aver., 1 r. Dan 3 aver, samen-
br., 12 keer I r., I aver. Laatste 2 r. 7 toeren over
breien. Volgende toer^2 r., 11 keer 1 aver. 1 r. Dan
3 aver, samenbr., 11 keer1 r., 1 aver. Laatste
2 r. 7 toeren overbreien.
Voor 't afschuinen van de schouders breit men,
beginnende bij den hals, de naald uit tot de laatste
8 st. omkeeren. Terugbreien en daaropvolgenden
toer 16 st. op de- naald laten en terugbreien. Dan
laat men 24 st. op de naald en breit terug. In
den daaropvolgenden toer breit men de geheele
naald uit. Men kant daarna 24 st. af voor den schou
der en op de overblijvende 25 st. breit men, in
patroon, het kraagje. In den 2den toer laat men
aan den kant van den schouder 3 st. op de naald
over, keert het werk om en breit terug. Vérder
breit men telkens de naald uit in den 6cien toer
laat men weer 3 st. op de naald over. 3 toeren
overbreien. Deze toeren herhaalt men nog 4 keer.
Afkanten.
Men zet dan 25 st. op en breit daarbij de steken,
welke op de naald waren blijven staan. Hierop
breit men het tweede gedeelte van het voorpand,
na het split, op dezelfde wijze als het eerste.
De rug. 207 st. opzetten en precies eender breien
als bij 't voorpand tot na den 7den toer bij de
taille. Dan vervolgt men aldus
lsfe toer: 4 keer6 r., 2 r. samenbr., 2 r., 15
keer1 r., 1 aver. Dan 3 r., 4 keer 2 r. samenbr.,
6 r.
2de toer: 31 r., 3 keer 1 aver., 1 r. Dan 3 aver,
samenbr., 5 keer 1 r., 1 aver. Dan I r., 3 aver.
Gebreide wollen japonModel Paton en Baldwin.
VRIJDAG 2 NOVEMBER 1934
samenbr., 3 keer1 r., 1 aver. Tot slot 31 r.
3de toer: 30 r., 1 aver., 1 r. tot de laatste 31 st.
1 aver., 30 r.
4de toer: 5 keer 1 r., 1 aver., 5 keer: I aver., I r.,
5 keer 1 r., 1 aver. Verder 1 aver., 1 r. tot de
laatste 31 St., 1 aver., omkeeren.
5de toer: I r., 1 aver, tot de laatste 31 St., 1 r.,
omkeeren. 2 toeren in patroon, tot de laatste 20 st.,
2 toeren tot de laatste 10 st.
10de toer: na het omkeeren 1 r., 1 aver., 1 r.
Verder telkens 1 aver., 1 r., 1 aver, in één st., 5
keer 1 r., 1 aver. Dan 1 r. De laatste steken
I aver., 1 r. 3 toeren overbreien. 14de toer:
Aan 't begin en aan 't eind van de naald 1 st.
meerderen, 5 toeren overbreien. Volgenden toer
1 st. meerderen aan begin en einde van de naald,
5 toeren overbreien en volgenden toer 1 st. meer
deren aan weerskanten van de naald.
Men breit nu recht door tot aan de armsgaten.
Dan kant men aan weerskanten 6 st. af en mindert
in volgende toeren, om den anderen toer, 1 st.
aan weerskanten van de naald tot men aldus
6 keer geminderd heeft. Men breit dan recht door
tot het armsgat even hoog is als bij het voorpand.
Voor de schouders laat men eerst achtereen
volgens aan weerskanten 8 st. op de naald, dan
16 en ten slotte 24. Na het laatste omkeeren breit
men in den 7den toer 3 keer 1 aver., 1 r. Ver
volgens 2 keer3 aver, samenbr. 2 keer1 r.,
1 aver, en daarna 1 r. Dan I r., 1 aver., 4 keer
1 aver., 1 r., 4 keer1 r., 1 aver., 4 keer1 aver.
1 r. Afkanten.
De mouwen. 43 st. opzetten en 16 toeren in
patroon breien. Verder meerdert men in eiken
8sten toer 1 st. aan weerskanten van de naald tot
men 65 st. op de naald heeft. Dan meerdert men
in eiken 6den toer tot er 83 st. zijn. Men breit
dan 5 toeren zonder meerderen en vervolgens
kant men, steeds in patroon trreiend, aan 't begin
van elke naald, 2 st. af, tot er nog 35 st. over
blijven. Dan kant men 11 st. af aan het begin
van de eerstvolgende 2 toeren en op de in het
midden overblijvende 13 st. breit men nog 8c.M.
voor 'n schouderpatte. Dan breit men nog 1 toer,
waarbij men aan weerskanten van de naald 2 st.
samenbreit. Afkanten.
Men strijkt het breiwerk zorgvuldig onder 'n
vochtigen doek. Daarna zoomt men de 25 op
gezette steken aan den linker kant van 't voorpand
vast, men naait de mouwen en de schouderpatten
netjes in, naait het kraagje aan den achterkant
aaneen en zoomt het langs den hals van den rug.
Dan worden de zijnaden dichtgenaaid
en 4 knoopen aangezet.
THÉRÈSE.
CHINEESCHE OF
JAPANSCHE LAMPJES
zamen den omtrek van den ring vormen.
De figuren als op C worden van gaatjes voorzien,
alleen langs de zij- en onderkanten, de deelen wor
den nu aan elkaar gezet met gouddraad.
Wanneer de drie kapjes in elkaar gezet zijn, werkt
u een kapje aan den bovensten ring, dan een kapje
aan den tweeden ring en ten slotte het laatste kapje
aan den ondersten ring. De vaas of pul is reeds
voorzien van een groote kurk, waarop een fitting
gemonteerd is. Het kapje met den kleinen lampring
wordt nu over de fitting geschoven en de lamp
wordt ingedraaid.
U wilt misschien in uw mooie vaas geen gaatje
boren onderaan, om het snoer door te halendit is
ook niet noodig, want u kunt het snoer door de
kurk naar beneden en daarna door een gleufje of
gaatje weer naar boven brengen. Wanneer u aan
de uitstekende kanten een lange gouden of zwart
houten kraal laat afhangen, zal dit nog een aardiger
effect geven.
Hetzelfde ongeveer kunt u het kapje maken op
no. 2, alleen heeft u daar een draadwerkje met twee
ringen noodig. Bij dit model zijn de deelen van bo
ven niet recht maar rond.
Op 3 ziet u een kapje voor een kleinere vaas, op
E ziet u het draad werkje, dat u daarvoor noodig
heeft, of liever gezegd drie van die draadwerkjes.
1 en 2 zijn van dezelfde grootte met een klein
cirkeltje in 't midden. Van het middelpunt trekken
we twee lijnen, zie teekening. Het midden-cirkeltje
wordt uitgeknipt, en de punt tusschen de twee stra
len eveneens. Het bovenste kapje, even groot van
middellijn, heeft geen uitgeknipt cirkeltje in 't mid
den, doch wel denzelfden inknip als de andere
twee, zie teekening.
Wanneer u de schuin gesneden kanten even over
elkaar brengt en vastplakt, heeft u de vormen der
kapjes klaar, doch alvorens dit te doen, perforeert
men de ronde kanten, om ze aan het draadwerk te
kunnen zetten. U gebruikt voor het aanzetten weer
gouddraad, hetgeen het aardigste past bij een Chi-
neesche of Japansche vaas.
Gebruikt u voor de eerste twee kappen celluloid,
omdat het bovengedeelte zonder draad moet blijven
staan voor 't derde lampje, dan kunt u lampekappen-
papier nemen. U kunt deze kapjes zelf versieren
met een mooi geschilderden draak in kleuren met
reliëf-goud rondom of met een enkele gekleurde
chrysant, of een paar Chineesche teekens.
Het allerlaatste modelletje kunt u bereiken door
een geel of crème effen aardewerk-vaasje als lampje
om te bouwen, en er
met zwarte olieverf het
Chineesche gezicht op te
schilderenden staart
van dikke zwarte wol
kunt u om de fitting be
vestigen.
D. D. L.
Het is een aardig idee om
van een Japansche of Chinee
sche vaas een schemerlampje
te vervaardigen, dat op een
schoorsteenmantel een aardig
effect kan maken.
Voor het verwerken van het
lampje op no. I hebben we
noodig voor 'een blauwe vaas licht
blauw, voor een roode vaas rose en
voor een groene vaas licht groen cel
luloid.
Met goud opgelegde vazen zullen
meer in aanmerking komen voor licht
groen. U behoeft alleen te laten maken
een draadwerkje, drie kleine cirkels
even ver van elkaar, en onderaan een
lamphouder, welke we om de lamp
fitting kunnen vastzetten (zie fig. B).
Het korfje wordt ongeveer 25 c.M.
hoog in totaal en de cirkels 10 c.M.
middellijn. Fig. C laat u den vorm
der parten zien, waarvan er
zes voor elk kapje gesneden
worden en welke, aan elkaar ge
zet, maken, dat het kapje een
kelkvormig model verkrijgt.
De drie kapjes zijn even hoog.
De bovenbreedte van elk deel
kunt u zelf bepalen, doch de
onderste rechte kant is zoo
groot, dat er zes van deze te