HET KOSTBARE HOOFD
AVONTUREN IN
OOST EN WEST VI.
door J. Peters
724 VRIJDAG 2 NOVEMBER 1934 No. 23
Jtedeïland. De woestheid dec zand
verstuivingen op de Veluwe. Koot wij ker zand
Lane, mijn gast, kende ik in 't geheel niet,
maar toch moest ik hem vier dagen trachten
bezig te houden. Hij had grooten invloed
in zaken, die iets met mijnen te maken hadden, en
hij onderhandelde met onze firma over een of
andere ontginning in Zuid-Amerika. Hij zou vier
dagen in de stad blijven, en omdat hij niet van
hotels hield, kreeg ik het baantje van gastheer,
met de noodige instructies, om 't hem zoo aange
naam mogelijk te maken. Wij hadden groote be
langen bij die ontginning.
Maar het was niet moeilijk om hem aangenaam
bezig te houden. Hij hield niet van uitgaan en
zat het liefst bij mij op m'n kamer, met een glas en
een sigaar. Cabarets en dergelijke dingen konden
hem niet bekoren daarvan had hij meer dan genoeg
gehad in zijn jonge jaren, toen hij nog over de
wereld zwierf op zoek naar goud of rijke ertsmijnen.
Hij zag er niet naar uit, dat hij zoo'n avontuurlijk
leven had geleid, maar uit zijn verhalen hoorde
ik al gauw, dat hij het noodige had meegemaakt
in Alaska, Australië, Nieuw Guinea, Zuid-Afrika,-
enz. en ik hoorde er ook uit, dat hij niet de kalme,
pientere zakenman was die hij scheen. Trouwens,
als ik hem goed aankeek, bevielen zijn oogen en de
lijnen bij zijn mond heelemaal nietpienter was
hij zeker, maar ook een man, die niet 't eerst naar
zijn geweten luisterde, als hij iets bereiken wilde.
Ik had zoo'n idee, dat hij vroeger op zijn zwerftoch
ten menschen had ontmoet, die hem nu graag op
een kogel zouden tracteeren.
Op den laatsten avond van zijn verblijf bij mij
vlotte het gesprek niet daarom dacht ik plotse
ling met blijdschap, toen Lane iets zei over Nieuw
Guinea, aan Ross Morgan, mijn buurman, ook
een vrijgezel. Hij had vele jaren doorgebracht in
Nieuw Guinea, 't Was een interessante kerel, bij
wien ik dikwijls een uurtje kwam boomen Lane
en hij zouden wel best met elkaar kunnen conver
seeren, nu zij beiden jaren in de wildernis hadden
doorgebracht.
Morgan deed ons zelf open hij ging ons voor naar
zijn werkkamer en ging 't eerst binnen, en terwijl
ik een stoel bijschoof voor Lane, zag ik, dat Morgan
vlug een doek wierp over een rond voorwerp op
zijn bureau. Mijn gast keek geïnteresseerd naar de
primitieve wapenen van inlanders, waarvan Morgan
een mooie verzameling had.
„Dat doet me denken aan oude tijden," zei hij
glimlachend. „Oh, hebt u die gemeene pijlen van
Nieuw Guinea ook Die zijn mij ook wel eens
achterna gestuurd, en één keer heb ik er iemand
door zien sterven. Het ding ging dwars door zijn
been onmogelijk om 't eruit te halen, en amputee-
ren gaat ook moeilijk in de wildernis, als je alleen
een jachtmes hebt. Enfin, na twee uur was de
stakker uit zijn lijden."
„Ja, dat gaat daar zoo," peinsde Morgan. „Bent
u lang in Nieuw Guinea.ho, ho, oppassen met
dat ding," waarschuwde hij, toen Lane een naald-
scherpen dolk, gesneden uit een been van een ca-
suaris, van 't bureau had opgenomen, ,,'t Is vergif
tigd. Een klein stootje met dit wapen is voldoende
voor het graf."
„Gemeene uitvindingen," bromde Lane.
„Hebt u geen schedels meegebracht uit dat gezellige
land
Morgan gaf geen antwoord op die vraag.
,,'t ls geen land voor 'n blanke. Maar ik heb 't er
toch twintig jaar uitgehouden, 't Beviel mij er goed,
en soms dacht ik, dat ik er den besten tijd van mijn
leven had, maar nu vind ik, dat 't verspilde jaren
zijn. Was ik maar weggegaan zoo gauw ik er kwam,
dan was ik niet op zoo'n vuile manier bedrogen.
Ik ben er met mijn halfbroer geweest, weet u
we waren partners. Wilt u het verhaal misschien
hooren
Lane knikte, en ik ook, want ik had het ook nog
niet van Morgan gehoord. Hij ging achter zijn
bureau zitten, dicht bij het voorwerp, dat hij
met een doek bedekt had Lane zat bij den hoek
van het bureau, en ik had den eenigen fauteuil
genomen, dien Morgan rijk was.
i Is eigenlijk geen prettige geschiedenis 't
komt er eigenlijk op neer, dat je je zoo geweldig
kunt vergissen in een man, dien je al jaren denkt te
kennen. Mijn halfbroer en ik waren de wildernis
ingekropen met een massa snuisterijen we deden
geweldige zaken met de inboorlingen, die ons meer
goud brachten dan wij verwacht hadden voor onze
koopwaar. Wij stépelden gewoon goud.
Maar gemakkelijk was 't niet. Je moest iedere
minuut oppassen ze konden overal op je loeren.
U weet, hoe 't daar was," zei hij tot Lane, die
grijnzend knikte. ,,Er waren nog veel koppensnel
lers ze waren gek op hoofden, vooral van blanken
natuurlijk, omdat die 't zeldzaamst waren. En
dan hadden ze 't nog heel in 't bijzonder gemunt
op het hoofd van mijn halfbroer. Hij droeg bakke
baardjes, ziet u ik geloof dat een stelletje wilden
in de buurt met elkaar gewed hadden, om dien
prachtigen kop te bemachtigen. Ze hebben heel wat
streken uitgehaald en rare plannen gemaakt, om
hem in de val te lokken ja, we kregen ons goud
niet voor niets.
Nu zult u vragen, waarom we daar dan bleven