No. 23
VRIJDAG 2 NOVEMBER 1934
733
neergeschoten. Als hij dat deed, zou ik de aanklacht wijzigen in doodslag. Hij
hield echter aan zijn lezing vast. Het klonk zoo onwaarschijnlijk, dat ik mijn
geduld verloor en hem een paar weken later mee nam naar Edmonton, om
berecht te worden.
Ik was de voornaamste getuige en de Officier van Justitie maakte tien
punten uit ieder woord, dat ik sprak. Sapristie, ik hoor dat requisitoir nog.
Het was vreeselijk.
Ripley had een goeden verdediger en de man deed zijn best. Maar na
dat requisitoir had hij niets meer te zeggen. Hij voerde aan, dat de lijkschouwing
door 'n politieman was verricht, die geen medische kennis had. Hij probeerde
nog andere argumenten. Hij probeerde de aanklacht tot doodslag terug te
brengen, daar de verdachte toegegeven had, dat hij met zijn compagnon ge
twist had. Het gaf niets. De jury gaf als uitspraak moord en Ripley werd
ter dood veroordeeld door den strop. Zooals gewoonlijk in Canada werd de
datum van de executie bepaald op drie maanden na dato.. en wel 11 Fe
bruari.
Ik werd geprezen voor mijn werk en kreeg 'n maand verlof. Ik besloot dat
verlof in Edmonton door te brengen en tegelijk mijn gebit te laten nazien. Ik
ging naar mijn gewonen tandarts, en terwijl hij bezig was, sprak hij druk over
de zaak in quaestie. Hij vertelde mij iets, dat mij 'n vreeselijken schok gaf,
n.l. dat, hoe ernstig een lichaam ook verbrand is, werkelijk gezonde tanden
slechts zelden vernietigd worden. En ik had nauwelijks naar de kaken van de
overblijfselen, die ik gevonden had, gekeken.
Nadat ik de zaak eens .overdacht had, haastte ik mij naar de gevangenis
in Fort Saskatchewan, waar Ripley zat opgesloten. Hij was heel behoorlijk
tegen mij en vertelde, dat Kearson een volkomen gezond gebit had gehad.
Ofschoon hij er aan toevoegde, dat hij er niet aan twijfelde, of de gevonden
overblijfselen waren die van zijn gewezen partner.
Ik was zoowat twee maanden op m'n post terug, toen ik vernam, dat Ripley's
executie uitgesteld was, om de zaak nog verder te kunnen onderzoeken.
Het schijnt, dat Ripley's advocaat in beroep gegaan was, op grond, dat de
lijkschouwing verricht was door iemand, die geen medische kennis had, n.l.
ikzelf, en het Hof had hem gelijk gegeven. Eerlijk gezegd voelde ik mij ver
licht. Ofschoon ik er van overtuigd was, dat de overblijfselen, die ik gevonden
had, die van Kearson waren, zou ik mij meer op mijn gemak voelen, als mijn
meening door een medicus bevestigd was. Maar wat ik mij het meest afvroeg
was, van wien die overblijfselen dan wel konden zijn, als ze niet van Kearson
waren.
Maar zooals ik al zei, ik voelde mij verlicht. Ik wilde bovendien de kaken
van het lichaam zelf nog eens zien. En bovendien wilde ik het graf geopend
hebben van dien ouden prospector.
In Juni kwam de militaire dokter van de Noordelijke districten met een
particulier geneesheer en Ripley's advocaat op mijn posthuis aan. Ik nam
hen mee naar het tooneel van de misdaad en stond er op, dat wij eerst het
graf zouden openen, waar de oude Martin in moest liggen. Dit was leeg, zooals
ik reeds dacht. Bij het zien hiervan werd Ripley's advocaat, die mij gedurende
het proces voortdurend aangevallen had over mijn theorie, een beetje bleek.
Toen openden wij het tweede graf. Het bevatte de verkoolde overblijfselen,
die ik in de ruïne van de hut had gevonden, en de twee medici hielden hun
lijkschouwing. Het was toen mijn beurt om te verbleeken. De boven-en onder
kaak bevatten geen enkelen tand meer!"
„Maar, Morgan," viel Hereford hier in, „dat beteekent niets. Je had alleen
het woord van een man, die vocht om zijn nek te redden, dat zijn partner
gezonde tanden had."
„Ja," gaf de sergeant toe, „maar het medisch rapport zei, dat lijders aan
scheurbuik bijna steeds al hun tanden verliezen
voor zij sterven."
„Groote goden riep Hereford uit.
„Precies ging de sergeant voort. „Het
was een duivelsch idee, nietwaar Van dat
oogenblik af werkte ik als 'n razende. Ik had
van Ripley een volledige beschrijving van
Kearson en had die overal rond laten seinen.
Weken later werd hij in Engeland opgepikt.
Hij viel door de mand en bekende, wat wij
nu reeds dachten. Hij had den ouden Martin
opgegraven, hem een kogel door den schedel
gejaagd en toen het lichaam in de hut gelegd en
die in brand gestoken.
Hij had een bijna volmaakte misdaad
begaan, doordat hij een paar van zijn per
soonlijke bezittingen bij het lichaam had neer
gegooid, die de politie zouden doen denken,
dat het lichaam van hem was. Hij had de kano
achtergelaten, was eenvoudig het kampement
uitgeloopen en een honderd mijlen stroom-
op gegaan tot hij aan een lndiaansche neder
zetting kwam, waar hij 'n kano en twee roeiers
gehuurd had. Hij veranderde zijn naam en
meldde zich aan eenige van onze rivierposten.
Daar er niemand, die aan zijn beschrijving
beantwoordde, op dat oogenblik gezocht werd,
werd hij overal ongemoeid gelaten."
„Maar," vroeg Hereford weer, „wat was
dat kleine verzuim, waarvan je sprak in het
begin van je verhaal
„Wel," gaf de sergeant ten antwoord, „dat
hij het lichaam van een ouden tandeloozen man
voor het zijne wilde laten doorgaan."
Hereford bromde toestemmend, maar boog
zich toen voorover en zei
„Maar nu de sleutel van je verhaal. Wie is
nu volgens jou onbeschermd
Sergeant Morgan grinnikte.
„Kearson natuurlijk. Ripley was veroor
deeld wegens moord op een zekeren Kearson.
De ontdekking, dat Kearson nog in leven was,
en de bekentenis, die hij aflegde, deden na
tuurlijk het vonnis tegen Ripley vervallen, en
onder onze wetten kan een man, wiens vonnis
vervallen is, niet nog eens voor hetzelfde feit
vervolgd en veroordeeld worden. Kearson
kreeg een paar jaar voor berooving en samen
zwering. Hij is nu weer vrij. Als Ripley hem dus
morgen doodde, zou niemand hem opnieuw
wegens moord kunnen vervolgen. Door het
bijna volmaakte van zijn misdrijf is Kearson nu
totaal onbeschermd."
EINDE.
Het leuke spelletje