No. 24 VRIJDAG 9 NOVEMBER 1934 731 meneer Sellars, meneer Norton en meneer White, maar ook de kassiers en alle vrouwelijke employé's. „Stel je voor, meneer Molliqtt „Stel je voor, juffrouw Molliott 1 Zij noodigt ons uit." „Maar haar vader zit er achter. Hij is een mensch. Denk maar aan die tea en dien auto terug van het „Eksternest"." „Dat vergeten we heusch niet, Winchie." „Ik bedoel, dat hij zoo aardig en zoo vriendelijk is, als 't maar kan, juf frouw Bligh. De baas heeft natuurlijk tegen zijn dochter gezegd, dat zij de menschen van de bank moest uitnoodigen dacht je, dat ze anders iemand zou vragen buiten haar Londensche kennissen Van die jonkers en freules, waar je in boeken over leest. We weten, hoe juffrouw Molliott is." „O ja? Wie heeft haar dan wel eens gezien?" „In ieder geval zullen we dat nu krijgen, is 't niet, Faye Faye Molliot, zittend tusschen de praatsters als één van hen, luisterde met innerlijk vermaak, toch met eenigen angst vermengd, naar het gekletter der opmerkingen, sneller dan dat der schrijfmachines. Zeer verschillende opmerkingen verwekte die uitnoodigingskaart op de even verschillende plaatsen, waar zij ontvangen werd. Ergens op het platte land, aan een ontbijttafel, die prijkte met rozen, honing en room, oud familie zilver en een schotel forellen, gaf Esmé Hunt de kaart aan zijn moeder. Toen lady Hunt de uitnoodiging las, bleef haar gelaat dat van een Engelsche edelvrouwe, welopgevoed en beheerscht terwijl haar hart ziedde van toorn tegen „dat meisje". „Je gaat er toch zeker niet heen „Waarom niet?" Is 't wel verstandig, weer op te rakelen, wat jezooveel verdriet heeft gedaan Esmé, wiens hart van de blozende dochter van den dokter geleerd had, dat het niet voorgoed gebroken was, voelde zich een beetje onnoozel. „Ik denk toch maar te gaan," zei hij zacht, „ik zal schrijven, dat ik kom." Ginds in Le Touquet, waar een week-end gegolfd werd, zat Philip Gold berg onder een schril gestreepte zonneparaplu te ontbijten met zijn familie, wat vrienden van de familie en wat familie van de vrienden. Hij zette zijn kop koffie neer en riep uit „Aha 1" Zijn onoverwinnelijke stem rees boven alle andere uitzelfs boven de uitroepen der Franschen en der papegaaien in de directie-kamer. „Aha Onze Faye komt los 1" „O, heeft zij een brief bij de uitnoodiging geschreven vroeg Rose Gold berg onhandig. Phil hield de enveloppe buiten haar bereik en gaf triomfantelijk de kaart door. „Verzoeke antwoord.... 't Antwoord is zeker ja, hè? Of liever: nou, wat graag „Dank je feestelijk 1 't Antwoord is misschien f" Maar natuurlijk ging Phil. Phil zag zichzelf al, statig in rok, Faye onderhoudend over haar gedrag, haar een schrobbeering gevend, die zij niet zoo gauw zou vergeten (en die huishoudster met haar zoon vloog er natuurlijk uit), maar op 't laatst natuur lijk de verzoening. Hij zou lady Mary Parke meenemen. Phil schreef, dat hij kwam. Te Londen merkte sir Herrick kwijnend op „Ik heb een kaart ontvangen van hoe-heet-ze- ook-weer, o ja, Molliott. Dat inwijdingsfeestje zal eindelijk gepleegd worden. Vierentwintig Juni. Net een dag na de laatste voorstelling. Ik denk, dat ik maar ga Fronsend werd de kaart bekeken door eenige meisjes, die samen een flat bewoonden, en die Faye op 't eerste gezicht eeuwige vriend schap hadden toegezegd. Freda Molliott? Wie is dat? Nooit van gehoord." „Ach jawel, Molliott. Dat knappe kind, waar we mee gevlogen hebben, uit Parijs, een paar jaar geleden. Ik heb er ook over moeten nadenken." „Ze geeft een fuif 1 Leuk Zullen we gaan, met z'n allen We hoeven niet te schrijven ze ziet ons wel." Op verschillende buitenplaatsen in de streek keken verschillende buren elkaar aan en zeiden „O, dat zal dat nieuwe meisje zijn. Van die rijke banklui. Kan wel aardig worden," „In ieder geval zal de wijn wel goed zijn." „Misschien doet haar vader dan een oogje dicht, als we te veel opnemen." „Misschien kan Clive de erfdochter inpal men I" „Enfin, we gaan, niet Op Malta zou Faye's jonge scheepsdokter een uitnoodiging vinden liggen voor een feestje, dat al drie weken voorbij was. Overal in Jack Molliott's familie en ouden vriendenkring werd de uitnoodiging ontvangen met opmerkingen als „Laten we maar gaan, dan zien we Die Vrouw misschien." „O, Die Vrouw, waar Jack de laatste jaren verliefd op is." „Ik ben altijd benieuwd naar haar geweest." „O, maar we gaan heelemaal niet speciaal om een schandaal uit te visschen Absoluut niet. We moeten 't wel aannemen, om wille van Faye." Mevrouw Messenger, die geschud zou heb ben van den lach, als zij geweten had, dat zij voor een schandaal werd gehouden, ontving haar uitnoodiging in een rustig hotel te Lon den, waar zij heen was gegaan, om toebereid selen te maken voor haar huwelijk. Want nu haar verhouding met Faye zooveel beter was geworden, had zij eindelijk toegegeven. (Wordt vervolgd)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 15