No. 24 VRIJDAG 9 NOVEMBER 1934 767
kijker zag ik de officieren van den oorlogsbodem met levendige gebaren overleg
plegen. Eindelijk ving het vlaggespel weer aan.
„Vervolg uw route. Zullen u niet meer hinderen."
Achter me hoorde ik een tevreden gebrom. Zelf was ik echter nog lang
niet tevreden en evenmin gerust.
„Verzoek dringend bescherming," ging ik voort. „Volg ons. Zal elk uur
seinen. Indien seinen uitblijven, bewijs, dat ons geweld is aangedaan kunt u
handelen naar believen. Gelieve draadloos gouverneur Manilla te verwittigen
van aankomst „Tsjan-Lee". Indien ons binnen territoriale driemijls-zeegrens
iets overkomt, moord op Amerikaansch grondgebied."
Achter me hoorde ik spottend lachen. „We zullen u geen haar krenken,
sir," klonk smalend de stem van den bandiet.
Ik gaf hem geen antwoord en wachtte op de seinen van de „Tai-Yuen".
Weldra gingen de vlaggen weer in de hoogte.
„Heb u begrepen, zal doen zooals u verlangt."
Eerst nu keerde ik me naar de schurken om. Ik achtte mijn leven en dat
van Joe thans even veilig als in Engeland. Bleven mijn vlagge- of lichtseinen
uit, dan konden de boeven erop rekenen in den grond te worden geboord.
En overkwam ons iets binnen de Philippijnsche territoriale wateren, waar de
„Tai-Yuen" niet schieten mocht, dan viel de misdaad binnen het gebied van
de Amerikaansche rechtspleging en konden zij nog voor hun aankomst in
Manilla aan boord worden gearresteerd. Als de Philippijnsche politie ten minste
snugger en attent genoeg was, om ons buiten de haven tegemoet te varen.
In het bewustzijn dat ons niets meer overkomen kon, hernam ik eindelijk
mijn waardigheid en het prestige van het Britsche rijk in de Zuid-Chineesche
Zee.
„Doe weg die pistolen en nu als de bliksem weer aan je werk com
mandeerde ik den bandieten.
De aanvoerder keek me eerst een beetje vreemd aan. Toen borg hij zijn
pistolen, die nu alleen den ondergang van de „Tsjan-Lee" maar konden be
werken, haastig weg en gaf zijn medeplichtigen bevel, weer aan het werk te
gaan. Zelf stelde hij zich op aan de trap van de brug, natuurlijk met het doel
ons onder bewaking te houden.
In de kaartenkamer barstte Joe plotseling in een hartelijk gelach uit.
„Een komische situatie. Het spijt me, dat ik de brave bedoelingen van den
heer Ling-Pu zoo miskend heb."
Onder werktijd rasten de auto's (Londen).
„Wel, heb ik je niet gezegd, dat de kerel een grooter schurk was dan je
dacht Ik wist wel, dat er een luchtje aan die reis moest zitten. Geen opium,
geen slavinnen..ik dacht beslist, dat hij Lloyds 'n hak wou zetten. Nu is
hij echter veel beter af vijfentwintig duizend dollar krijgt hij voor dit reisje.
En hij loopt voor geen halven cent risico."
,,'t Is goed verzonnen," vond Joe. „Jammer dat wij er de dupe van zijn.
Er komt vannacht natuurlijk niets van slapen met die seingeschiedenis."
„Dat kan me niet schelen," antwoordde ik onverschillig. „Het is maar
om één nacht te doen, morgenvroeg om tien uur zijn we in Manilla. Jammer
vind ik het, dat die schurken ongehinderd aan wal kunnen gaan. Bestond er
een uitleveringspact of pasbepalingen tusschen het Philippijnsche Gouverne
ment en China, dan kwamen ze er zoo goed niet af. In het eerste geval werden
ze uitgeleverd en opgeknoopt, en in het andere althans teruggestuurd."
Joe knikte, doch ging er niet verder op in. Weinig vermoedde ik toen, dat
hij allang een plan had uitgebroed, dat al mijn verwachtingen zou bedriegen.
Alles aan boord Van de „Tsjan-Lee" ging dien dag zijn gewonen gang. De
„Tai-Yuen" bleef op tweehonderd meter in ons kielzog en elk uur stelde ik me
met den commandant in verbinding. Nu eens seinde ik een regel uit de bepa
lingen der Internationale seincode en dan weer een of andere strophe van een
Nationaal Volkslied, maar altijd iets, dat ook den Chineeschen officieren be
kend moest zijn. Tegen zeven uur viel eindelijk de duisternis in.
Joe had me den heelen dag gezelschap gehouden op de brug. Even over
zevenen ging hij naar zijn weinig comfortabele hut.
„Ik zal den kok even bij je sturen," zei hij, voor hij de trap afdaalde.
„Zeg jij hem wat hij gereed moet maken ik weet waarachtig niet, waar ik
met dezen zenuwachtigen toestand trek in heb."
Hij zag er heelemaal niet zenuwachtig uit en hij had 's middags nog
gegeten als een uitgehongerde wolf. Ik liet zijn opmerking echter onbeant
woord mijn hoofd stond thans niet naar grapjes.
Vijf minuten later meldde de matroos zich bij me aan, die als kok fun
geerde. Ik gaf hem order een rijstschotel gereed te maken zoodra hij weg was,
verscheen Joe weer op de brug.
Om half acht klonk het sein „etenhalen" voor de bemanning.
Gemakkelijk en inschikkelijk als Chineezen zijn, gebruikte
iedereen, die dienst had, zijn maaltijd op zijn post, terwijl
de mannen, die vrij waren, gehurkt zaten in het volks
logies. Een half uur later was het weer tijd om mij met de
„Tai-Yuen" in verbinding te stellen. Ik zette een gewone
scheepslantaarn op de reeling en gaf, door het licht te be
dekken met een plankje, de punten en streeepn van het
Morse-stelsel aan.
Ik was nauwelijks begonnen, toen ik den roerganger
een benauwden kreet hoorde slaken. Terwijl ik me verwon
derd omwendde, vernam ik van beneden een gil, die me
door merg en been drong. En onmiddellijk daarop scheen
het of de bemanning van de „Tsjan-Lee" krankzinnig ge
worden was. Iedereen uitte hartverscheurende kreten de
roerganger wierp zich als een gek op den grond en wen
telde zich op zijn buik naar links en naar rechts.
Plotseling verscheen het grijnzend gezicht van Joe in
het licht van de lantaarn. „Vlug, waarschuw de „Tai-Yuen",
dat ze zoo vlug mogelijk opstoomen. Maar laat ze voorzich
tig zijn, want je schip is onbestuurbaar. Er is geen man meer
in staat om een hand uit te steken."
„Heb je.... heb je ze vergiftigd stamelde ik ontsteld.
„Zooiets, maar 't is ongevaarlijk, hoor," zei gentleman
Joe. „Vlug nu, straks zal ik het je wel uitleggen."
Zenuwachtig seinde ik m'n punten en strepen af.
„Kom volle kracht, bemanning onschadelijk."
Van beneden klonk een erbarmelijk geschreeuw. Bij den
mast lagen een paar kerels zich krom van de pijn om en
om te wentelen en anderen liepen radeloos trap op en trap
af. Niemand keek naar de „Tai-Yuen" om en evenmin naar
de sloep, die zij afzette. Terwijl ik, veel meer verschrikt
dan verheugd, de gebeurtenissen afwachtte, werkelijk be
vreesd dat de schurken in hun razernij tot gewelddaden
zouden overgaan, sprongen eenige zwaargewapende Chi-
neesche soldaten aan dek. Zij wierpen zich op den eersten
den besten, sloegen hem met de kolf van hun geweer be
wusteloos en zochten de anderen op. Binnen vijf minuten lag
de heele bende geboeid of buiten bewustzijn op het dek ver
spreid en was de miniatuur zeeslag geëindigd met een glans
rijke overwinning van de „Tai-Yuen".
„Wat zeg je ervan?" vroeg Joe een half uur later, toen
de bemanning van de „Tsjan-Lee" kermend en vloekend
was overgebracht naar de „Tai-Yuen", en wij met bekwamen
spoed naar Manilla werden opgesleept. „Heeft het Britsche
rijk zich kranig gehouden of niet
Ik hoorde nog steeds dat oorverscheurend gekerm en
was er nog ontdaan van.
„Wat heb je eigenlijk gedaan informeerde ik. „Wat
mankeeren die schurken
Joe knipoogde. „Een middeltje door de vischsaus geroerd.
Zware darmkoliek, morgen genezen. Jalappe heet het, 't
is 'n paar honderd maal sterker dan wonderolie."