STORMAANVAL OP
BROUWERSHAVEN
m
Zl'5
En jvaarlijk, Jaco
evmn be /Woord t
n de havenzijde woc
opeis steeds hooper
weg t<
sprak
tmaal genegen,
niet direct op
n moed wilden
>m maar weer
d open, en hij
lek sagh met kommer aen, t
Hoe menigh duchtigh mens o
lek sagh hoe d'ackerman geei
En sat mismoedigh neer, bij le
lek sagh bet sorghvol veld
lek sagh het vroeg verval
Maer tiet, wat ick toen Daer kwaemen van
kalMt w tvaer jifygfcrt, de waegens aènghereden;
Het was de suyekerbiet, de laetste Seeusche glorie,
De vetste leckernij in onse landshis'torie;
Die brocht een nieu ghewin, die brocht wat in de
(laeden,
Al suyght het slijck den voet so vast aen alle paden.
Dit neem ick op den koop, ghelijck oock dat de
(bieten
Mijn mooye varghesicht bederven en verdrieten.
Nogh stae ick overend, én sie ick niet de mensen,
Ick blijf hun welghesind, en met mijn soetste
(wensen 1
Geen enkel dorp of stad in Zeel
De marktwaarop het standbeeld
barricades van bieten volyestafreld
Maar geen militaire. Het zijn de vette, rond
buikige suikerbieten, die in ontilbare
hoeveelheid Brouwershaven binnenst'
en in torenhooge stapels zelfs de hoogste huizen
dreigen te overstroomen.
Er is nu drukte en vertier in deze gemeente,
waarvan we kortgeleden nog op weinig 0| >ti nis
tischen toon schreven.
Mag het dan zijn, dat ook d> iiker het vet
van den ketel is, de bieten b
niet naar den mesthoop,
en het vervoer brengt tij
delijk werk mee voor velen.
Dan, zeker in dezen
moeilijken tijd, mogen we
het vele slijk, dat wegen
en straten onbegaanbaar
maakt, wel op den koop
toe nemen, en we doen dit
ook gaarne.
Aan de kleine, schilder-
jachtige haven is het nu
weer druk als in lang niet.
Waar we ook loopen,
overal de torenhooge sta
pels bieten, die op in
scheping wachten.
Gelukkigdat de schepen nog al
wat van die stapels kunnen ver
werken. anders verdween geheel
Brouwershaven onder de bieten.
En de boerenwagens blijven aanrijden met nieuwen voorraad
We konden natuurlijk
niet nalaten, een interview
te vragen aan onzen
sympathieken voorvader
Jacob Cats, die, nog al
tijd in zijn zomerkleeren,
ondanks de grimmige
koude, met een genoeglijk
lachje deze bedrijvigheid
zoodat boer of burger, die
dit aanschouwtniet weet of hij
bedenkelijkofvroolijk moet kijken