DE KANO VAN DE MAAN DOOR JEFFERSON CRALLÉ m In de tuinen van de vriendelijke landhuisjes keken de menschen [misschien omhoog, als zij den motor in de lucht boven zich hoorden brommen, en iemand die erg goed met de lucht vaart op de hoogte was, zei dan „Dat is de dage- lijksche dienst van Montreal naar New York." Maar de bewoners van Trois Rivières, die daar van geslacht tot geslacht gewoond hebben, vanaf den tijd dat de eerste Franschen er kwamen, zeiden tot elkaar „Entendez, hoor je, daar gaat Henri Garde Hij komt terug van Montreal, en nu vliegt hij boven het huisje aan den overkant van de Lawrence, waar zijn vrouwtje op haar eersten baby wacht. Misschien komt het kleintje nu wel en gaat hij naar haar toe. Ze is zoo vreeselijk bang alleen, weet je." Henri zelf keek met heimwee naar beneden, naar het gezellige, kleine huisje, waar zijn vrouw tje tegen haar angst streed. Hij wist dat zij den motor zou hooren en er naar zou luisteren. „Wees maar niet bang heelemaal niet noodig. Ik ben hier boven je, en als de kleine komt, ben ik stellig bij je. Ik laat je immers niet in den steek." En dezen keer dacht Henri, toen hij hun huis naderde: „Zou ze in'n telegram ontvangen hebben Ik hoop 't, maar ik denk 't niet. Met zulk weer kunnen geen telegrammen bezorgd worden." 't Was ellen dig, maar wat kon hij er aan doen Marianne, Henri's vrouw, luisterde verheugd naar het vertrouwde geluid van de machine, maar de uitdrukking van haar gezicht veranderde naarmate het brommen duidelijker werd, toen weer zachter en ten slotte heelemaal verflauwde. Zij was weer alleen met haar angst ze verheugde zich natuurlijk over den baby, die nti heel gau'.\ zou komen, maar ze was ook bang, ontzettend bang, en ze kon die vrees niet overwinnen, hoe ze ook haar best deed. Dien morgen, toen Henri op de gewone vlucht van New York naar Montreal landde te Albany, kreeg hij de boodschap van den havenmeester ,,'t Sneeuwt geweldig in Montreal d'r is vandaag geen enkele machine opgestegen." „Dat is beroerd," antwoordde Henri, „maar ik geloof niet, dat de passagiers er veel om zullen geven. De maatschappij staat goed bekend. En behalve dat ik vlieg langer dan vandaag." De havenmeester zei niets terug, maar gaf Henri een papier, een telegram van de directie uit Montreal. De vlieger keek er ongeloovig naar. „Maar dat gaat niet, hoor," zei hij verschrikt. „Ik móét vandaag nog naar Montreal. Dat kan niet anders. Mijn vrouw...." De havenmeester haalde zijn schouders op. „Je mag van geluk spreken, als je er morgenavond komt d'r is alleen een kleine kans, dat 't tegen den middag opklaart, dus als je dan orders krijgt om door te vliegen, kan je 't misschien nog halen. Ik zal aan de passagiers zeggen, dat we voor hen gezorgd hebben ze kunnen met den trein verder." Deze gelegenheid grepen zij allen aan niemand wilde wachten, als zij dadelijk met den trein verder konden reizen. „Des te beter," zei Henri verheugd. „Als er geen risico voor passagiers is, zullen ze er toch wel niets tegen hebben, dat ik de kist naar Montreal breng." „Je kunt 't probeeren," meende de havenmees ter. „Er is iemand uit het hoofdkantoor hier als je 't hem wilt vragen...." Henri holde naar het stationsgebouw. Hij her kende den man uit Montreal tot zijn vreugde als een vroegeren collega. „Ik heb toch wel in gekker weer gevlogen, niet Laat me gaan, kerel ik moet vanavond thuis zijn Ik heb 'n telegram van Marianne gehad ze verwacht den baby vandaag, 't Is onze eerste." „Spijt me erg, kerel, maar orders zijn orders. Ik kan je niet laten gaan als je 't toch doet, kun je er op rekenen, dat je er uitvliegt, en met zoo'n getuigschrift ko ti je dan nergens meer klaar. En nu kun je je baan heelemaal niet missen ik heb zelf drie peuters, man, en ik weet wat je voelt, maar wat niet kan, dat kan niet." En Henri moest wachten hij dronk vele koppen koffie in de pilotenkamer en rookte vele sigaretten, kijkend naar de grijze lucht en telkens informee rend naar de weerberichten. Dit zou zijn laatste vlucht zijn vóór de vacantie hij had het zoo keu rig uitgerekend, en nu zou zoo'n idiote storm alles in de war sturen. Marianne wachtte Vier maanden geleden, op een heerlijken zomer middag, had hij naast haar op de bank voor hun huis gezeten, dicht bij den oever van de machtige St. Lawrence toen, kijkend" naar de golven van de statige rivier, vroeg Marianne plotseling „Ben jij wel een? bang geweest, Henri. Nee, hè „Nee? En of! Toen ik pas vloog, was ik bang in iederen storm. En in den oorlog, als ik boven het front moest vliegen.... kind, m'n ooren krulden om van angst Maar waarom vraag je dat, lieveling „Omdat ik bang ben, Henri." „Bang? Waarom? We hebben toch een goeien dokter, en je bent gezond, en we hebben toch afgesproken, dat 't een jongen wordt, wat we 't liefste hebben, nietwaar? En al wordt 't 'n meisje Nog niet erg, want ze lijkt vast op jou 1" „Maar ik ben juist bang voorden baby," huiverde Marianne. „Heb je nooit gehoord van de vliegende kano Henri staarde haar verbaasd aan. „Je gelooft toch niet aan dat sprookje Zeker van tante Vin- cenne gehcord? Als ze je zulke idiote dingen ver telt, mag ze niet langer bij ons inwonen." „Maar 't is waar, heusch waar," verzekerde Marianne. „Tante Vincenne kent massa's menschen, die de kano van de maan hebben gezien. Als het erg donker is in den winter, bij afnemende maan, komt de kano door de lucht met allemaal booze geesten, die de huizen zoeken waar een kindje geboren wordt, en als ze er een vinden, kruipen ze in het zieltje, om zoo weer onder de menschen te komen. En drie dagen geleden heeft tante Vincenne de kano gehoord het klappen van de pagaaien en de schreeuwen van die booze geesten kon ze duidelijk onderscheiden. Ze vlogen vlak boven ons huis, Henri. Ze loeren op onzen baby. Ik ben zoo bang Henri trok haar dichter naar zich toe. „Luister 'ns goed, klein vrouwtje. Er zijn geen vliegende kano's en geen booze geesten er zijn alleen vlieg machines. Geloof je mij niet eerder dan tante Vincenne Weet je wat Ik zal mijn vacantie bewaren voor den winterdan ben ik bij je, als de baby komt. En als je dan nog mocht denken, dat die ijialle kano gaat spoken, haal ik gauw een vliegmachine en ik vlieg het ding te pletter. Dan zullen ze wel van ons kleintje afblijven. Afgespro ken Het oude, kortgeleden gerestaureerde en geopende tolhuis van Borculoaan den vroegeren heirweg van Uuitschland naar Nederland. In de bedsteden sliepen de voorname gasten de voerlui, kooplieden e. a. moesten den nacht op den grond en in de deel doorbrengen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 20