No. 25
VRIJDAG 16 NOVEMBER 1934
„Dat kan niet. Dan zouden van 't jaar twee menschen de ééne kans op
de millioen krijgen."
„In ieder geval is tweeduizend mijn grens. Goed?"
„Uitstekend," zei Bassett, opstaande, en hij beklonk de overeenkomst
door de hand van den toeschietelijken Hyzen te drukken.
Een opwindend tafereel, den volgenden middag in het verkooplokaal in
Baker Street. De toeschouwers voelden, dat zij een gewichtig moment in de
geschiedenis van het verkoopwezen meemaakten. Een oude pantser-auto,
zooals er dien middag al dertig verkocht waren zonder dat iemand er iets
bijzonders aan vond, scheen opeens twee mannen te betooveren, die aan
tegenovergestelde kanten van de zaal stonden. De wagen ging langzaam en
aarzelend omhoog tot vijfhonderd. Er was telkens met vijfentwintig opge
boden. Toen riep plotseling een dringende stem
„Zeshonderd 1"
Er kwam diepe stilte, verbroken door Dolle Hyzen, die zei
„En vijfentwintig."
„Zevenhonderd," klonk er als een pistoolschot na.
Alle oogen in de zaal waren nu gevestigd op den bieder, een jongen man,
wiens gezicht doodsbleek was, en die de dunne lippen zoo stijf op elkaar
klemde, dat zij bloedeloos waren. Hij hield met beide handen de lapellen van z'n
jas vast, en kneep en kneedde die zoo, dat er geen vorm meer in was. Iedereen
zag, dat de jonge man een tijd van groote spanning doormaakte, zijn zenuwen
woelden en trokken voortdurend, zoodat zijn gezicht tot vreemde grimasjes
verwrongen werd. Stilte, en toen de stem van Hyzen, tevreden, rustig, on
verstoord
„En vijfentwintig."
„Achthonderd," snauwde de jonge man, met krachtigen nadruk.
„En vijfentwintig."
De zaal was zoo stil als een kinderkamer, wanneer baby slaapt. Regel
matig als een slinger wendden zich de hoofden van de toeschouwers naar de
twee kanten, ieder bod volgend. De menschenkenners onder hen vermoedden,
dat er gevoelsredenen waren, waarom die onzinnige prijzen geboden werden
dat er een duel werd geleverd tusschen twee mannen, voor wie de oude wagen
iets romantisch beteekende iets, dat hen nauw betroffen had in de hitte
van den strijd, van nederlaag of victorie. Met ingehouden adem volgden de
toeschouwers het bieden, dat heen en weer door de zaal schoot. De afslager
deed zijn best, om zich te houden, alsof dit alles heel gewoon was, keek kalm
van den eenen bieder naar den anderen, en gaf een licht knikje van erkenning
bij ieder bod.
„Achttienhonderd I"
„En vijfentwintig."
„Negentienhonderd 1"
„En vijfentwintig."
„Tweeduizend
Dolle Hyzen trok de sigaar, waarop hij had staan bijten, tusschen zijn
lippen vandaanhij lachte een berustend lachje, haalde zijn schouders op,
keerde zich om en liep langzaam de zaal uit. De hamer van den afslager viel,
en de slag was als een machtige kreet van vreugde, half op
luchting en half verbazing. De overwinnende jongeman gaf
zijn opgekropte zenuwachtigheid lucht in een diepen zucht
van victorie.
Drie uur den volgenden middag. Dolle Hyzen zat diep in
zijn gemakkelijken stoel, met zijn voeten bij 't vuur, ijverig
rookend. De piccolo kwam een kaartje brengen.
„Laat meneer Stover binnen," zei hij.
Hyzen keek over zijn schouder en herkende den man
als zijn tegenstander bij het verkoopings-duel. Hij stond niet
op, om den jongen man te begroeten, maar riep met een
opgewekte stem
„Ga zitten, meneer Stover. Neem een sigaar."
Stover nam een stoel, maar bedankte voor de sigaar. Hij
kwam aanstonds ter zake.
„Ik merkte gisteren op de verkooping, dat u belangstelde
in 'n zekeren ouden leger-auto."
„Dat was vrij duidelijk," grijnsde Hyzen.
„Ik heb dien wagen gekocht."
„Dat was ook duidelijk."
„Dat begrijp ik. Ik wou een bepaald type auto hebben
voor een zeker werkje, dat ik bij de hand heb. Die wagen,
waar wij tweeën op boden, leek me voor dat werk het ge
schiktste. Maar 't ging me, zooals 't zoo dikwijls gaat, als je
iets koopt nauwelijks had ik dien wagen, of er werd me 'n
andere aangeboden, die nog geschikter was. Ik zou dien twee
den wel willen nemen, als ik den eersten, dien ik gisteren ge
kocht heb, kwijt kon. Ik heb u in zekeren zin den wagen
afgesnoept en daarom lijkt 't me mijn plicht als buurman,
om u de eerste kans te geven op mijn koop van gisteren. Die
tweede wagen is me nogal goedkoop aangeboden, dus ik kan
me met honderd minder vergenoegen voor den auto, dien u
hebben wilt."
Dolle Hyzen lag achterover in zijn stoel te grinniken.
„Lieve hemel 1" riep hij eindelijk uit, „wat moet ik met
een pantser-auto beginnen
De jonge man staarde hem met gefronste wenkbrauwen
aan. Hyzen nam zijn sigaar uit zijn mond, wendde zijn ronde
gezicht naar één kant en keek op naar Stover.
„Ik begrijp 't niet goed," zei de jonge man.
„Ik wel. Ik begrijp 't volkomen. Ik heb dien wagen zelf op
de verkooping gebracht."
„U En u joeg den prijs zoo op 1"
„Ik heb den prijs opgejaagd tot het precieze bedrag,
waartoe ik, zooals u wist, gaan wou."
„Zooals u wist
„Meneer S.tover, ik heb uw visite verwacht. Ik wist zeker,
dat u vandaag komen zou. Ik heb op u zitten wachten."
Hyzen boog zich naar voren, om een blaadje papier van
zijn bureau te nemen.
„Ik zal u de balans van inkomsten en uitgaven voorlezen;
heb ik gisteravond opgemaakt, expres voor u. Ik wist vooruit!
dat u er belang in zou stellen. Mijn uitgaven zijn deze
„Voor een afgedanktén leger-auto 650
(Da's honderdvijftig te veel, maar dat heb ik nu
eenmaal voor 't oude ding betaald.)
LONDON
f 'O-OPÊ
crOï?* U,,
$?A
y JkaraCH!
fMlUP>PtN£
j\JSiAno
Een Amerikaan heeft in beeld gebracht, hoelang men naar enkele
planeten zou moeten vliegen, indien men dezelfde snelheid in 'n vlieg
machine ontwikkelde, gemiddeld 176 mijl per uur, als waarmede Scott
en Campbell, de overwinnaars van de Melbourne-race, naar Australië
vlogenOp de maan zou men tamelijk gauw zijn. n.l. in bijna, twee
maanden, maar de reis naar Saturnus bijv. zou meer dan 570 jaar uuren.