No. 26 VRIJDAG 23 NOVEMBER 1934 813 ZESENTWINTIGSTE HOOFDSTUK Het inwijdingsfeest van Faye Molliott's huis was nu goed op gang. Uit alle rozig verlichte, wijd opengeslagen vensters van de benedenverdieping drong een zachte storm van stemmen, gelach, rhythmisch dansgeluid, nu sneller, krachtiger, zwellend tot een krachtiger trillend rhythme. De muziek wuifde uit over de beschaduwde tuinen^waar de bolle lampions glansden tusschen de seringen. Tuinbanken waren met kussens bespreid kleine tafeltjes presenteerden aardbeien en slagroom, en gebak en stapels sandwiches en aanlokkelijke dranken. Overal wandelden paartjes, onder de kastanjes, over het pad naar den vijver. De duiktoren was afgelijnd met roode lampions roode schijnsels kronkelden neer in het zwart-satijnen water er onder. Kwak, kwak, kwak protesteerden de eenden, op zoo'n onmogelijken tijd in hun rietwoning gestoord door voetstappen en menschenstemmen. Een zwaan stond boos op, stak af en vleugelde de lucht in met een geluid als van een flabberend nat tafellaken. En in het huis wachtte Faye nog gespannen, hopend tegen alle hoop in, dat haar beminde toch nog komen zou. Zooveel menschen, en geen Frank Het groote, leeggeruimde salon, zoowel als de hal en de eetkamer, alles was vol gewoel van menschen. De omtrek, de bank, Londen, alles mengde zich dooreen mevrouw Messenger danste met meneer Waring. Lachend als een schooljongen had Faye's vader gezegd „Ik ga haar weer bij hem weghalen. Ga je mee, Faye De band zong met nieuw vuur de paren maakten hun ronden. Geen Frank. Plotseling kwam er een man dringen door dat bonte gedoe, zonder op- of omzien, een man in een gewoon oud pak, die klaarblijkelijk zelfs vergeten had om zijn blonde haar wat glad te strijken een jonge man, wel zoo krachtig van persoonlijkheid, dat zelfs het kleurigste tafereel slechts een toevallige achtergrond kon schijnen voor zijn figuur. Of was het misschien alleen voor oogen, die angstig naar hem hadden uitgezien, dat Frank Norton zoo verschij nen zou Hij hield een man met een blad vol glaasjes staande. „Ik wou graag onmiddellijk meneer Molliott spreken. Meneer Molliott van! de bank." „Ik geloof, dat meneer Molliott in de danszaal is, meneer. Ah, daar is hij 1" Langs de deuropening, waardoor Frank naar binnen keek, kwam zijn patroon, dansend met een meisje in wapperend, doorschijnend wit. Vlinder achtige strooken aan haar schouders wuifden met haar bewegingen mee haar haar glansde bruinig-goud haar oogen tintelden als het zuiverste barn steen. Over den schouder van haar partner zag zij Frank, ingelijst in de deur opening. EindelijkZij vatte haar vader bij den'arm, om hem tegen te houden, en deed toen impulsief een sprongetje, als een schuimende golf op het strand, naar den nieuwen bezoeker. „Frank Meneer Norton van de bank keek over en langs haar heen. Hij zei zelfs geen goeden avond. Hoe kon hij spreken tegen dit meisje, dat opging in de pret, haar door haar patroon gegeven Met een verblinden slag had Frank Norton opgemerkt, dat Faye zij, die er zoo verrukkelijk had uitgezien in haar goedkoope eigengemaakte japonnetjes nu een japon droeg van het soort, dat meer aan invoerrechten moest kosten dan haar heele kantoormeisjes garderobe waard kon zijn. Jaloersch had hij juweelen zien schitteren aan haar schouder en aan haar pols. Even ging de belangrijkheid van de boodschap, waarvoor hij hier kwam, er in onder, en hij was woest, omdat pech hem gedwongen had, dit aan te zien. Hij moest even diep ademhalen, eer hij zich voldoende beheerschen kon, om vormelijk excuus te vragen. „Meneer Molliott Neemt u niet kwalijk, dat ik zoo hier kon. Maar ik heb nieuws gehoord op de bank. Door de telefoon." „Wat dan Snel trok John Molliott den jongen man terzij, naar een erker, die bijna schuilging onder de roode rozen. Bezorgd volgde Faye hem. Ongemerkt bleef zij in de nabijheid, starend naar haar vader en naar Frank, die snel met elkaar spraken, met zachte stemmen. Zou hij spreken over hun verloving, zonder het haar gevraagd te hebben Zij keken geen van beiden naar haar zij waren ernstig. Een uitbarsting van de band verdronk Frank's woorden. Wat zei hij Het orkest zweeg, en Faye h orde haar vader verschrikt zeggen „Groote hemel 't Is ontzettend Wat? Hun verloving? ,,'t Zal toch wel waar zijn, Norton Dan zijn die credieten.natuur lijk ook weg, met de rest." Zoo onbewogen rustig klonk zijn stem, dat zijn dochter daaruit niet vermoeden kon, wa't die woorden „de rest" omvatten. Zoo ongeveer alles. Het vermogen, dat hij had opgebouwd, en waarmee hij royaal genoeg was geweest. Gevleid, roekeloos gemaakt door het succes, door de verwezenlijking van zijn verwachtingen, was Molliott gaan dobbelen, had hij practisch alles op 't spel gezet, dat hij bezat. Met één veeg was 't weg. De ontluikende toekomst van zijn dochter het leven van rust en schoonheid met zijn Maud zijn huis zelfs. Weg. De film van zachte roze lichten, vuurroode rozen, bewegende japonnen, gezichten knipte uit voor zijn oogen, zwart. Maar het duurde slechts een seconde, voor hij kalm herhaalde „Ook weg, met de rest. Wat zeggen wil, dat de bank alles kwijt is." „Nee, meneer. Toen ik dat nieuws gehoord had, dat me nogal geloof waardig leek, vond ik 't beter, die papieren niet weg te sturen, voor we zeker 'wisten, hoe de vork in den steel zat." „Dus we...." (Dus we zijn niét geruïneerd „Weet je zeker, dat zeniet verzonden zijn, Norton „Ik heb ze bij me, meneer. Alstublieft." Faye zag haar vader het pakje aannemen, het om en om draaien, stil zitten, haar beminde aankijken. Toen hoorde zij hem zeggen, met een heel andere, nadrukkelijke stem „Nu, als dit ook weg was geweest, stonden we er zoowat even leelijk voor, als 't met Regnier Lamartine 't geval schijnt te zijn. Ik feliciteer je, Norton je hebt een prachtig stuk werk gedaan voor de bank." Faye zag het gezicht van haar Frank oplichten met een ernstigen, echt mannelijken trots. Hij gaf een kort knikje, alsof een ongeziene beschermer hem iets had ingefluisterd. Frank's voorgevoel Ja, dat gevoel, waarvan hij haar verteld had, dat hij op de een of andere manier iets presteeren zou, dat ze allemaal, vroeg of laat, blij zouden zijn, dat hij voor hen werkte. Was het dus gekomen Zij had niet kunnen begrijpen, waar het eigenlijk over ging. Zij vatte alleen, van hoe groot belang voor hen beiden die erkenning van haar vader was dat Frank 'n stuk werk voor de bank gedaan had, waar de bankier hem mee feliciteeren moest. „Nu staan we er heel anders voor," zei Faye bij zichzelf. „Want nu zal vader Frank accepteeren." Echt vrouwelijkzij schoot vooruit, en zij vermoedde de gesprekken al, de onvermijdelijke bezwaren van de ouderen „Faye is nog te jong om te weten wat zij wil laten we maar wachten en zien, hoe die jongeman zich houdt. Wat weten we eigenlijk van hem? Niets dan jongens- en meisjesachtige sentimentaliteit," enzoovoOrt. Daar zou zij allemaal doorheen moeten. Faye kon de wereldwijze tante Madge al hooren redetwisten met Maud Messenger, die nu wel gauw Maud Molliott zou zijn. Die omstandigheid zou haar vader vermurwen, handelbaarder maken, zijn massa's tegenwerpingen verzwakken en eindelijk, eindelijk zou haar vader blij de verloving bekend maken van zijn dochter met den jongen bank employé, wiens schranderheid en tegenwoordigheid van geest hen hadden be hoed voor zeer ernstige verliezen voorden ondergang, hoopte Faye, weinig beseffend, wat die ondergang beteekend zou hebben. In een nabije toekomst zag zij haar vader met zijn toestemming haar groote plan bezegelen weer zag zij hem, haar jongen echtgenoot, als den fabelachtig bekwamen bestuurder van die club. Dit alles ging haar door 't hoofd, terwijl zij op haar vader toe snelde, haar hand door zijn arm stak en haar sprekende, gloeiende gezichtje ophief, om den blik van haar beminde op te vangen. „Frank Hij leek haar centimeters grooter dan gewoonlijk. Hij hield zijn „bank- gezicht". Zijn oogen waren blauw-grijze steenen. Zijn mond was een stugge lijn haast niet te gelooven, dat het dezelfde mond was, die haar met zooveel vurigheid kussen geleerd had. Hij gaf geen antwoord zij moest zich, natuurlijk, eerst tot den ouderen man wenden. „Vader," begon zij vleiend. En plotseling werd zij zich bewust, dat de houding van Frank Norton verstrakte, toen zij dat woord „vader" uitsprak. En bijna even plotseling zag zij het waarom. Frank was natuurlijk van de bank rechtstreeks hierheen gekomen en hier in die wielende menigte had hij met niemand gesproken dan met haar vader, dus kon hij de waarheid omtrent zijn jonge gastvrouw nog niet weten. Zou hij dan nu weer denken, wat hij dien middag aan de theetafel in het „Eksternest" gedacht had? Zij trok haar vader bij de mouw, en duidelijk, inlichtend, zei ze nog eens „Vèder John Molliott merkte op, dat er, toen hij zoo aangesproken werd, ver bazing flitste door de oogen van zijn employé, verbazing, die week bij het dagen van het begrip, van de ontzaglijke verlichting. „Vader, luister...." „Nu geen tijd, Faye. Ik zal zelf Parijs eens opbellen, Norton. Ik kom ïfonge oo&óen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 11