DOOR ANDREW I Het spook in het wagentje Zoo spraken zij over hem Simon Warren. Meer ontzag had hij den menschen, die voor hem werkten, niet in kunnen boezemen. Zij hadden hem geholpen om een fortuin op te bouwen zij hingen voor hun dagelijksch brood van zijn fabrieken en van zijn bankrekening af; één woord van hem, overgebracht door zijn privé-secretaris want zelf sprak hij nooit tot zijn personeel en ze moesten de stad uit misschien, om elders werk te zoeken. Hij was wreed en wraakgierig hij bezat geen schijn van gevoeligheid. Maar hij had er slag van, geld te maken. Het hoopte zich op, zooals in den herfst de blaren zich ophoopten in de oprijlaan van Huize Crofton, waar hij het leven van een bitteren, eenzamen ouden man leidde, in oorlog met de heele wereld. „Simon Warren Wat is hij voor iemand Menschen, die de stad niet kenden, stelden wellicht die vraag, maar zij kregen nooit een antwoord, dat bevredigde. „Hij is oud," zou iedere employé ten antwoord geven „een jaar of zeven tig, misschien jonger. Eén- of tweemaal per week wordt hij van Huize Crofton naar de kantoren gereden hij wordt door zijn secretaris of zijn verpleegster uit het ziekenwagentje geholpen, maar hij kijkt niet op of om. Zijn haar is wit, en zijn gezicht ook wit en droog. Zijn blauwe bril verbergt zijn oogen maar gedeeltelijk, zoodat je in ieder oog het nijdige vonkje zien kunt. Als hij uit het kantoor komt, houdt hij zijn hoofd diep gebogen hij wordt in het wagentje geholpen, het deurtje wordt dichtgeslagen, en hij zit door het glazen tocht scherm te kijken als een dier in een kooi zooals een dier in den dierentuin naar de menschen kijkt, die om zijn kooi heen staan. Maar al is hij oud, en zwak, en invalide, hij weet precies op de hoogte te blijven van al wat er in zijn fabrieken gebeurt. Al is 't de minste werkman maar, die een foutje maakt, Simon Warren komt 't te weten, en de werkman moet er voor boeten. We noe men hem een spook, omdat hij geen mensch van vleesch en bloed is, die de behoeften der armen begrijpen kan; hij haat de armen." En toch was Simon Warren een zoon geschonken. Weinigen slechts onder zijn employé's wisten van het bestaan van den jongen man, want die was eerst op kostscholen geweest, en toen naar 't buitenland gestuurd, om „zijn geest te verruimen." Bij zeer ongeregelde tusschenpoozen kwam hij thuis. En zoo zwak waren de banden tusschen vader en zoon, zoo bitter waren de ge voelens van den ouder, dat leugens, gezien de omstandigheden, bijna ver geeflijk waren. „Geen schulden, Tony?" „Nee, vader." „Je liegt „Maar vader „Kom er maar liever rond voor uit. Moeilijkheden „Nee, vader." „Ik weet niet, of ik je gelooven kan. Die blik in je oogen bevalt me niet." Toen kwam de onvermijdelijke vraag een vraag, gesteld op zoo^ drei genden toon, als moest er achter komen „Lieg en je zult er van lusten" „Een vrouw in 't spel „Nee, vader." Daarna bleven dan de scherpe, norsche, ongeloovige oogen geruimen tijd door de blauwe glazen turen, en dan zei Simon Warren Da's verstandig van je, jongen. Ik zal wel een vrouw voor je kiezen, als ik vind, dat je oud genoeg bent om te trouwen." Het was achter in den herfst, toen Tony terugkwam van 'n Indische reis. Zijn vader had eenige weken zijn kamer moeten houden. Bij die gelegenheid had Tony hem de waarheid bekend er was een vrouw in 't spel al twee jaar was zij er in geweest hij hield van haar, dus hij ging met haar trouwen, en daar liet hij zich door alle dreigementen ter wereld niet van af houden. Het resultaat van dit gesprek valt op te maken uit een gespiek, dat nog geen twee uren later met „de vrouw in 't spel" zelve gevoerd werd. Tony, de lange, knappe, koppige knaap, die er vast van overtuigd was, dat de wereld bestond uit een groote werkplaats, waarin hij zijn taak wel vond, als hij lang ge noeg zocht Tony nam den trein naar de naaste stad, en zooals hij verwacht had stond Marita hem op het perron op te wachten. Marita Grant was de oudste dochter van een dokter, die met schuld ge storven was, zoodat zij, achterblijvende, vechten moest, niet alleen voor zich zelf, maar ook voor haar twee jongere zusjes. Zij was een vrouw van het type, dat'geboren schijnt om haar heele leven offers te brengen, dat zich bukt, om een roos te plukken, die niemand erg verdienten die welkt en sterft als haar vingers haar hebben aangeraakt. Tony's wangen waren rood van vreugde, toen hij haar hand greep en haar buiten het station leidde. Marita was iemand, die een man trots kon inboeze men den trots van het bezit. Het smalle, ovale gezichtje was fijn gevormd de oogen, vol jeugd en vastberadenheid, waren donker en groot de lijn der roode lippen was bekoorlijk maar toch was er iets bijna droevigs in het ge heel, een peinzende neerslachtigheid, een aandoenlijk protest tegen de lasten, die óp haar jonge schouders waren geladen. „Ik heb getelegrafeerd, zoodra ik aan land kwam," vertelde Tony haar, „en ik ben dadelijk naar huis gegaan, om den kogel door de kerk te jagen." Zij drukte zich dichter tegen hem aan. Buiten het station was het geraas van het jachtige verkeer, het gewoel en gedrang van menschen, die blind of dood waren voor de romantiek der jeugd. Het meisje en de jongeman zij waren heel jong trokken geen aandacht, alsof zij geen deel uitmaakten van de wereld om hen heen. Hij had haar arm door den zijnen getrokken hij had het hoofd gebogen, om iedere fluistering op te vangen, die haar over de lippen mocht komen hij stiet tegen voorbijgangers aan, en anderen stieten hem, maar alleen de aanwezigheid van Marita was voor hem van belang. „Ik heb hem den handschoen in 't gezicht gegooid, lieveling! En hij heeft hem opgeraapt. Waarom zeg je niets, Marita?" „Ik wil niet praten, liefste; ik wil naar je luisteren." Haar rechterhand kroop langs zijn arm en greep zijn vingers. „Je weet niet, hoe heerlijk t is, dat ik je weer hier heb." „Voor heel kort maar, lieveling." Zij liet een smartelijken uitroep hooren. „Ik ga de wereld weer in, om te werken voor jou te werken, Marita. Zij huiverde even, ofschoon het een warme avond was. Toen zei ze „Je hebt toch geen woorden met je vader gehad, Tony Hij lachte om haar ernst. „Woorden Ja, 't waren wel woorden, Marita, maar hij zal in z'n hart toch wel respect gehad hebben voor mijn wilskracht. Hoe gaat t met de meisjes „Uitstekend, Tony. Nog op school natuurlijk." „En met jou „Ook uitstekend. En zielsgelukkig, dat ik je terug heb. Waarom moet je weer weg „Laten we nu niet over onprettige dingen praten," drong hij. „Ik wil me goed indenken, dat je bij me bent. Ik wil voelen, dat ruzie met andere menschen niet meetelt. Ik wilhij liet zijn stem dalen „ik wil over de toekomst praten. Zullen we trouwen, voor ik wegga, of wachten tot. Zij waren een park binnengegaan één dier oasen in een stad, waar de romantiek een beetje ruimte krijgt, een beetje lucht, een beetje rust van de menigten onverschilligen, die zich haasten om hun taak te zoeken of te verlaten. Zij gingen op een bank zitten er zat één mensch op, een havelooze vrouw, en die stond op met de onzelfzuchtigheid van iemand, die haar eigen jonge idealen niet vergeten is, al hebben lange jaren in de „wildernis" haar geloof geschokt. Tony had geen geduld hij wou zijn verhaal beginnen, hoewel hij het verlangen al had uitgesproken, alleen over haar te spreken. „Je had mij beter mijn zin kunnen geven," zei hij. „We hadden moeten trouwen, zonder op zijn toestemming te wachten. Als hij je dan gezien had, had hij ons wel moéten vergeven." „Je bent een doordrijver!" zei ze met zoo'n lachje, dat hij het noodig vond, haar naar zich toe te trekken. „Was hij erg boos „Razend Hij zag er zoo vreemd uit, overeind zittend in het groote le dikant, met die flikkerende oogen door zijn blauwen bril heen Zijn secretaris was er pas geweest, zei hij die was komen vertellen, dat er op een der fa brieken staking dreigde. Hij sprak daarover om me te laten zien, dat hij in geen stemming was om met zich te laten spelen. Maar ik had toch geen zin meer, om nog langer te wachten. Ik heb hem over je verteld, ik heb verteld, dat ik je zoo liefhad, als een man een vrouw maar kan beminnen, en en toen ging hij natuurlijk aan 't vragen. Hij wou weten hoeveel..Laat ik over dien leelijken zakelijken kant van de kwestie maar niet praten." Zij wou alles weten er lag rustige kracht in haar woorden „Niets verzwijgen, Tony." Hij vertelde het haar. Simon Warren had hem twaalf uur tijd gegeven om van gedachten te veranderen daarna hoefde hij zichzelf niet meer als den zoon van zijn vader te beschouwen. „Dan ben je een bedelaar," zei hij. Maar ik lachte er om. „Ik word liever bedelaar, dan dat ik trouw om geld, vader," zei ik. „Zou hij zich aan zijn woord houden, Tony?" Er'klonk een zekere angst in haar stem. „Ik weet 't niet, en 't kan me niet schelen ook," antwoordde hij onver schillig. „Hij zal denkelijk wel al omslaan, voor die twaalf uren om zijn ik heb hem mijn adres gegeven, en alle brieven zullen doorgestuurd worden." „Waarheen, Tony?" „Ik ga naar Nieuw-Zeeland, schat. Toe! Niet schrikken! Je gaat mee. Ik neem een boerderij over ik heb een beetje geld, en als jij me helpt, ben ik er in drie jaar bovenop. We trouwen zoo gauw mogelijk, en dan, dan „Ik zal er.... over.... denken." De woorden kwamen langzaam, aarzelend, maar zij meende het. Hij ging rechtop zitten er lag verbazing in zijn trekken en zijn stem toen hij zei „Je bedoelt toch niet.dat jij van gedachten veranderd bent, Marita Ze keek hem aan, zei toen „Ik kan mijn twee zusters toch niet in den steek laten? Ze hebben nie mand anders dan mij." „Je kunt nogal goed voor ze zorgen.met dat tikwerk." Zij slikte den snik weg, die haar in de keel wou dringen. „Ik heb 't tot nu toe toch gered," zei ze. Hij keek een anderen kant op. „Ik was er zoo van overtuigd, dat je mee zou gaan," zei hij. „Ik heb alles geregeld ik zal in Auckland een vriend van den agent van mijn vader ontmoeten, en dan ga ik dadelijk aan 't werk. Ik heb een paar kolossale ideeën, Marita. „Ik weet 't," fluisterde zij teeder, „en juist omdat ik je plannen ken, wil ik je niet in den weg staan." „Marita!" Hij greep haar hand. „Jij zou zeker willen, dat ik terugging naar mijn vader, om hem te zeggen, dat hij gewonnen haddat ik hem in alles zijn zin wou geven." Haar oogen waren vochtig, maar dat kon hij door de duisternis niet zien. Als hij had kunnen raden, hoe het stormde in haar hart en haar geest, had

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 12