Het Zenuwachtige Kaartspel
DOOR J. S. MAYOR
852
VRIJDAG 30 NOVEMBER 1934
No. 27
Zoo gauw als Banson de deur sloot, werd de
oude mevrouw Frome overvallen door 'n ge
voel van bangheid en hulpeloosheid. Zij rolde
haar wagentje naar het raam en schoof de gordijnen
opzij en toen zij de taxi, waarmede Banson naar het
station zou rijden, hoorde naderen, drukte zij haar
gezicht tegen de ruiten, om hem te wenken en terug
te roepen, en te vragen, of hij met een lateren trein
wilde gaan. Maar terwijl de oude wagen voorbij
kwam, wuifde zij slechts, om hem goede reis te
wenschen het zou wreed geweest zijn om hem
thuis te houden, alleen omdat zij er tegen opzag
alleen in huis achter te blijven. Wat kon er trouwens
gebeuren
„Nee, Banson," had zij gezegd, „nu je zoontje
bij zijn oom logeert en ziek is geworden, wil ik
niet dat je thuis blijft. Je gaat er direct heen, en
als het niet zoo ernstig is als we uit het telegram
moeten opmaken, kun je morgen weer terug komen.
Je zou veel te ongerust zijn, als je hier bleef."
„Ik vind het geen prettig idee om u alleen te
laten, mevrouw het meisje heeft toevallig ook
haar vrijen avond. Als ik nu wachtte tot zij terug
is"
„Dan wordt het te laat voor je. Over een half
uur komt de generaal, en de telefoon is er ook nog,
dus als er wat gebeurt, kan ik dadelijk hulp uit het
dorp laten komen. Zet het kaarttafeltje maar bij
me, en dan kun je gerust gaan. Het beste met je
zoontje."
Maar nu zij Banson naar het station zag rijden
en zij alleen in huis achterbleef met haar kleinkind,
dat met alle aandacht van zijn negen jaren verdiept
was in een boek, voelde zij plotseling de verant
woording en de zorg zwaar op haar oude schouders
zij liet het gordijn terugvallen, en nu de donkerte
buiten de kamer was gesloten, leek het haar ook
weer vertrouwder en veiliger in huis. Zij keek naar
Bobby, dankbaar dat zij tenminste hem tot ge
zelschap had tot morgen zou hij blijven, wanneer
zijn vader met hem weer naar de hoofdstad zou
terugkeeren. Deze logeerde bij zijn moeder, omdat
hij een kostbaar parelsnoer naar een van zijn
klanten in de naburige stad moest brengen, en hij
had zijn oudste meegenomen, omdat hij wel wist,
hoe blij zijn moeder zou zijn, als zij haar kleinkind
terugzag, 's Middags waren zij gekomen. Paul,
haar zoon, was nu in de stad naar een zakelijke
vergadering, en het zou met de slechte treinver
bindingen wel later dan middernacht worden, eer
hij weer thuis zou zijn. Het parelsnoer lag in de safe.
„Daar ligt het veiliger, dan wanneer ik het mee
neem. Ik zou het onderweg kunnen verliezen."
Zijn moeder had er bezwaar tegen. „Als er nu
eens werd ingebroken, Paul. Je hebt het snoer niet
verzekerd, en als je het kwijtraakt, kom je de schade
niet te boven. Neem het liever mee."
„Ze breken zoo gauw niet in, moeder," had hij
geantwoord, met een lach, om haar ongerustheid
weg te nemen. „Niemand weet toch, dat ik zulke
schatten in huis heb gebracht
Dat was natuurlijk waar, maar toch kwam tel
kens de angstige gedachte boven, hoe vreeselijk
het zou zijn, als juist op dezen avond een dief naar
héar huis zou komen.. Er was genoeg gelegen
heid. Het was een klein kunstje om de groote deu
ren, die op den tuin uitkwamen, te openen....
had Banson ze eigenlijk wel gesloten, voordat hij
wegging Zij twijfelde er plotseling aan neen, ze
herinnerde 't zich toch, dat hij het gedaan had.
Of was dat gisteravond geweest? Ze wist het heusch
niet meer.ja, ze wist het wel De deuren waren
niet gesloten iedereen kon ongemerkt vanuit
den tuin naar binnen komen en zich achter de
gordijnen verbergen.
Langzaam schudde zij de kaarten om haar
gewone, dierbare ontspanning, een spelletje patien
ce, te beginnen langzaam, heel precies, legde zij
de kaarten uit in zeven rijtjes, schikte ze zorgvuldig
om haar gedachten af te leiden, maar het hielp
niet. Telkens moest zij naar de gordijnen bij de
tuindeuren kijken, telkens schrok zij van het rui-
Jladatland.
schen der heesters in den tuin of van het geknapper
in de kachel. Met de kaarten wilde het niet vlotten
na twee maal keeren was zij reeds vastge-
loopen. Ongeduldig pakte zij ze bij elkaar, schudde
ze en wilde ze opnieuw uitleggen.
Klik, klik.Dat was het slot van de tuindeu
ren 1 Er was iemand binnengekomen, die de deur
achter zich had dicht gedaan. Nu zij scherp keek,
kon zij ook onderscheiden, dat het gordijn opbolde.
Er stond een man achter 1
Krampachtig knelde zij haar handen om de
leuning van haar wagentje om haar zenuwen
in bedwang te houden. Maar eerst moest Bobby
weg; hij moest eerst in veiligheid.
,,'t Is bedtijd, Bobby."
„Maar u hebt "beloofd dat ik mocht opblijven,
tot de generaal kwam, grootmoeder 1"
„De generaal komt niet, denk ik," antwoordde
zij, „anders zou hij er al zijn. 't Wordt veel te laat
voor je."
Gehoorzaam legde hij het boek op tafel, kuste
zijn grootmoeder en ging naar boven. Verlicht
luisterde zij naar zijn voetstappen op de trap en
naar het sluiten van zijn slaapkamerdeur. Geluk
kig, Bobby had niets gemerktWanneer hij den
man had gezien, was hij misschien gaan huilen
en gillen en dan kon de inbreker wel eens tot een
wanhoopsdaad komen.....
Zij rolde haar invalidenwagentje naar den schoor
steen waar de telefoon stond, nam den haak op
en deed de ontdekking welke zij verwacht had.
De leiding was natuurlijk doorgesneden. Zij slaagde
er in haar ontsteltenis te verbergen, riep enkele
keeren „hallo, hallo," rukte ongeduldig aan het
toestel en legde zachtjes mopperend den haak weer
neer. „Die dingen weigeren altijd als je ze noodig
hebt," zei ze halfluid, terwijl ze naar het kaart
tafeltje terugreed.
Het kostte haar groote moeite om het niet uit
te gillen van angst en zenuwspanning, maar een
blik op het groote portret van haar overleden man
aan den muur, waarachter de kleine safe was met
het vermogen van Paul, gaf haar sterkte. Als zij
kalm bleef, ontdekte zij misschien een middel om
het parelsnoer te redden. Daarom schudde zij
opnieuw de kaarten, legde ze uit en keek onder-
tusschen naar de klok, of het reeds tijd was voor de
gewone avondvisite van generaal Hanley iederen
avond een uurtje om te kaarten of herinneringen
op te halen uit hun beider jeugd; zij kenden
elkaar reeds sinds onheuglijke tijden. Maar het zou
nog wel een kwartier duren.
En dan Zij had een visioen van den inbreker,
die den ouden, zwakken en dooven generaal van
achteren zou aanvallen, misschien wel neerslaan
of wurgen om geen last van hem te ondervinden.
Ze moest haar ouden vriend beschermen, evenals
Bobby en het parelsnoer de man moest achter
dat gordijn vandaan vóór de generaal kwam, en
haar voornemen tegelijk uitvoerend, draaide zij haar
wagentje naar het raam en zei zoo rustig mogelijk:
„Kom maar te voorschijn. Ik weet toch al lang
dat je er staat."
Een oogenblik stilte toen schoof een zware
man de gordijnen opzij en stapte in de kamer,
een revolver op de oude dame richtend. Een masker
bedekte zijn oogen.
„Zoo, dus je wist dat ik was binnengekomen?"
vroeg hij met een zware stem, die blijkbaar ver
anderd was.
„Natuurlijk wist ik 't. Ik heb je alleen niet eerder
geroepen, omdat ik den jongen niet ongerust wilde
maken."
Meteen voelde zij brandende spijt dat zij haar
zwakke punt verraden had in haar zenuwachtigheid.
De man knikte, alsof hij wou zeggen dat zal ik
onthouden.
„Ga je niet zitten vroeg zij zij wilde praten
om den man bezig te houden en om haar kalmte
te herkrijgen nu reeds was zij minder opgewonden
dan op het oogenblik dat zij de aanwezigheid van
den inbreker ontdekt had.
„Maak geen grapjes," grijnsde hij.
„Doe je dat zelf niet, maar dan op een gevaarlijke
manier vroeg zij terug. „Je waagt heel wat door
in mijn huis te komen. Als ik even roep, komen de
bedienden."
„Daar ben ik niet bang voor," antwoordde hij
met een brutalen lach. „Het meisje heeft vanavond
vrij en de butler, of hoe ik dien man moet uit
schelden, is naar de stad om zijn zoontje te bezoe
ken in het gasthuis."
„Hoe weet je dat
„Kom, dat zal ik niet weten. Ik heb zelf gezorgd,
dat hij een "telegram kreeg, 't Duurt nog wel
enkele uurtjes eer hij terug kan zijn."
„Je bent nog slechter dan ik dacht." In haar
verontwaardiging begreep zij niet, dat de kerel
zich niet zou storen aan haar verwijten. „Banson
was doodelijk ongerust over zijn zoontje, en het is
niet eens waar, dat de jongen ziek is
„Precies geraaienmaar daar kom ik niet
voor."
Zultbommel.