No. 27, VRIJDAG 30 NOVEMBER 1934 grootsch onderneemt, moet je vertrouwen hebben. Ik voor mij ben zoo zeker, dat we dezen keer slagen zullen, dat ik het contract al zoo goed als in m'n zak weet. Als de baas zelf maar meegaat, hè Grinnikend daalde hij van de brug af. Dat laatste had veel weg van 'n insinuatie aan het adres van den état-major, maar terwille van de sigaar vergaf ik hem die. Niettemin gunde ik hem wel een lesje en daarom besloop me heime lijk de hoop, dat er juist nu iets gebeuren zou, dat 'n spaak in het wiel van Percy J. B. zou steken. Voorloopig leek het daar echter niet op. We kwamen vlot de Roode Zee en het Suezkanaal door. En full-speed liepen we de Middellandsche Zee in. „Hier lag de vorige keeren het duveltje van de Wool-Derby op de loer," memoreerde de Ouwe met 'n bezorgde stem. „Maar nou zal-ie wel in z'n doosje blijven," verzekerde Percy J. B. „Nou ben ik er zelf bij en ik beloof je, dat ik allebei m'n oogen goed open zal houden." Inderdaad scheen hij zijn waakzaamheid te verdubbelen. Vooral monsieur Chevalier verloor hij geen oogenblik meer uit zijn gezichtskring. Als hij hem miste, kwam hij verschrikt op de brug afstormen. „Waar zit onze passagier? Toch niet in de machinekamer of in 't logies van de bemanning?" Dat wantrouwen werd ten slotte "zoo belachelijk, dat we er hem openlijk om bespotten. Maar hij scheen erg ongevoelig te zijn in dit opzicht, hij trok er zich ten minste niets van aan. In den nacht,waarin we Algiers passeerden, kwam onze Ouwe me om vier uur aflossen. „Kom nou 'ns kijken," verzocht hij brommend. „Nou zijn we 's nachts niet eens veilig meer." Ik volgde hem naar de laadbrug en zag Percy J. B. snuivend over de luiken van de ruimen wandelen. Hij was in zijn pyama en liep te snuffelen als 'n fox-terrier, die een rat op het spoor is. „Zou je 'm niet," mopperde de Ouwe. ,,'k Wou dat-ie zoo bezorgd was voor mijn centen, als voor dat wolcontract, 'k Heb gisteren de rekening gezien van dien vliegtocht, 't Is dat ik mijn leeftijd mee heb, anders had ik stuipen kunnen krijgen van den schrik." Zijn bromstem klonk over het heele dek en deed Percy J. B. opkijken. „Ruik je niets, kapitein „Nou je me opmerkzaam maakt, ja," grinnikte de Ouwe. „Een vieze lucht, je schijnt ergens in getrapt te hebben." Percy J. B. snoof van verontwaardiging. „Het was beter dat je evenveel activiteit toonde als ik, kapitein. Dan hadden ze ons niet tweemaal het wol contract afgesnoept." De Ouwe haalde minachtend zijn schouders op en keerde naar de brug terug. Dien middag heerschte er een opgewekte stemming in de mess. We waren in 't zicht van Kaap de Gota en zouden dus weldra de Straat van Gibraltar bereiken. „Wel, zijn we de noodlottige plaatsen niet netjes gepasseerd vroeg Percy J. B. handenwrijvend, toen hij aan tafel plaatsnam. Hij sprak erover, alsof het een uitsluitende verdienste van hem was, dat we de Middellandsche Zee goed waren doorgekomen, terwijl wij met de „Vaidivia" nog nooit iets aan de hand hadden gehad, uitgezonderd dan die ongelukjes met de Wool-Derby. „Wacht even, we zijn er nog niet," bromde de Ouwe met 'n kribbig gezicht. ,,'t Is altijd gevaarlijk den dag te prij zen, voor de avond gevallen is. We zijn nog altijd in de Middellandsche Zee...." Hij had de woorden nauwelijks uit zijn mond, toen er geklopt werd. Kapitein, in de buurt van ruim 11 ruiken we 'n verdachte lucht, 'n brandlucht. Willen we Wij lieten den man niet uitspreken; ontsteld vlogen we op. Brand in de rui men Dat mankeerde er nu juist nog net - aan, om ook den derden aanval op het wolcontract te doen mislukken. Percy J. B. vloog schreeuwend de mess uit. „Heb ik het niet altijd gezegd sabotage 1 Maar nou is 't uitAls we in Londen komen, gaat de heele troep van boord af 'n Schandaal Sabotage, een schandaal Brandstichters Brandstich ters Hij rende voor ons uit naar 't dek, wild met zijn armen zwaaiend en snui vend als een woedende stier. Bij ruim II stelden we een haastig onderzoek in. Er hing inderdaad een brandlucht, die ons deed denken aan geschroeide wol. „Gooi de luiken open 1" gelastte de Ouwe. „Aan de pompen Spuiten bij de hand De bemanning had zijn bevelen niet eens afgewacht, allen stonden op de pos ten die hun aangewezen waren bij brand alarm. Toen de luiken opengeworpen waren, ontdekten we inderdaad, dat er twee wolbalen lagen te schroeien. Hoe het vuur was ontstaan was ons 'n raadsel, maar Percy J. B. had de oorzaak onmid dellijk gevonden. Hij wierp een blik in het rond en toen hij monsieur Chevalier niet zag, sprak hij openlijk zijn verden king uit. „Brandstichting, wat ik je zeg Die vent, die passagier is 'n spion Ik heb 't dadelijk gezegd, hij leek me verdacht. Is natuurlijk erop uitgestuurd door de concurrenten. En heeft hier onder een hoedje gespeeld met iemand van de lui. Maar we zullen den schuldige vinden. En ook dien mooien passagier.... Plotseling verscheen het hoofd van monsieur Chevalier boven de trap. „Wat had u van mij te zeggen, monsieur vroeg hij koel. Verstond ik het goed, dat u mij van brandstichting beschul digde Percy J. B. kroop onmiddellijk in zijn schulp, blijkbaar vond hij het te gevaarlijk zijn beschuldiging te herhalen. „Ikik zei alleen, dat ik sabotage vermoed," stotterde hij. Lokkende lekkernijen. mm

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 29