No. 28 VRIJDAG 7 DECEMBER 1934 879 ■2W* -Medeüand. De spoorbrug over den Rijn bij Rhenen. evenals hij 'zij wilde hem ook wel graag weer ontmoeten, om met hem over den patiënt te kunnen praten. Toen juffrouw Morrison haar bericht had uitgesproken ging zij voort: „U hoeft er u niet voor te verkleeden we zijn 't hier erg eenvoudig gewend." Toen stoof Marita op. Zij antwoordde „Dank u wel, juffrouw Morrison ik heb óók mijn gewoonten, waar ik mij aan wensch te houden." En als om de huishoudster te tarten trok Marita dien avond de mooiste japon aan, die haar koffer bevatte. Zij zag er allerbekoorlijkst uit, toen zij de trap af ging naar de eetkamer een betrekkelijk klein vertrek,'met eikenhout beschoten en spaarzaam gemeubileerd. Er was voor twee personen gedekt, en Hunty zat al aan tafel. Bij haar binnenkomst begroette hij haar hartelijk hij vroeg, hoe zij haar eerste wandeling met den patiënt gevonden had, en toen zij begon te spreken, zei hij lachend „Nee, nee 1 Vertelt u 't maar niet. ik ken hem. Ik heb hem zelf rond moe ten rijden, toen we geen verpleegster hadden." „Ik wou niet over meneer Warren praten," zei Marita. ,,lk wou zeggen, dat juffrouw. De deur ging open. Hunty keek Marita aan met een snel waarschuwenden blik. De huishoudster kwam binnen met de soep. Marita ging aan den voet van de tafel zitten, tegenover Hunty. Juffrouw Morrison wou hem het eerst bedienen, maar met een ongeduldig gebaar zei hij „Bent u moe van de wandeling, juf U vergist u." De huishoudster keek niet kwaad of goed. Zij bediende Marita. Toen zij geconstateerd had, dat alles in orde was, liep zij naar de deur en bleef daar staan, op de manier van een huisknecht. Weer was er een plan van Marita verijdeld. Zij kon niet vrijuit met den secretaris spreken. Deze zei haar na het eten, dat zij naar het salon kon gaan om piano te spelen, als zij van muziek hield. Hij verzekerde haar, dat het Warren niet hinderen zou. Zij ging spelen, maar de piano was valsch er was iets klams in de kamer, een kille, grafachtige lucht. Zij ging vroeg naar haar kamer, zonder de huishoudster of den secretaris goeden nacht te wenschen. Zij wist niet, waar zij waren er brandde geen licht in de studeerkamer, toen zij er langs kwam. Een stille avond, met diepe gedruktheid in de lucht. Marita draaide het Licht uit en ging voor het open raam zitten. De donkerte van een dennenpartij vervulde haar met een zekere vrees. Het grintpad kron kelde zich als een slang, waarvan de kop op een open plek dicht bij het kerk hofje lag. Er schenen een paar sterren, bleek en flauw, in het ongewoon lichte blauw van den avondhemel. Éénmaal kwam er een vleermuis te voorschijn uit een holte ergens boven haar, zweefde en dook in de lucht naar een insect. Het maakte Marita bang het dier was zoo dichtbij gekomen, dat zij het had kun nen aanraken, als zij de hand had uitgestrekt. Zij sloot het raam en ging naar bed. „Tony, jongen," fluisterde zij, ,,'t is allemaal voor jou ik doe 't alleen voor jou, maar ik weet, dat 't me zwaar zal vallen." Zij deed, haar oogen dicht, maar plotseling gooide zij de dekens opzij, ging opzitten en luisterde aandachtig. Haar gehoor, abnormaal scherp geworden door de stilte en de beangstheid van het laatste uur, had een voetstap ontdekt in de gang buiten haar kamer. Er was iemand op kousen naar haar deur geslo pen, schijnbaar voorbijgegaan, en toen weer gekomen er stond iemand te luisteren. Het was een oogenbiik, waarin Marita al haar moed noodig had, om zich zelf te beletten, het luide uit te schreeuwen. Er ging een volle minuut voorbij. Nu wist zij zéker, dat er iemand aan de deur stond te luisteren. Zij raapte haar heelen voorraad moed en kracht bijeen en liet zich zachtjes uit bed glijden. Zij had een electrische zaklantaarn in haar koffer, en zij wist, dat zij er die wel uit kon halen zonder het minste gerucht te maken. Inderdaad slaagde zij hierin. Toen liep zij behoedzaam naar de deur, wachtte nog een seconde, om het sidderen van haar hart te doen bedaren, trok toen snel de deur open en knipte de lantaarn aan. Daar stond juffrouw Morrison, met 'n brandende kaars in haar linkerhand. Marita zei boos c „Wat doet u hier?" De huishoudster stond met haar oogen te knipperen in het witte licht van de zaklantaarn. „Doe dat ding uit," zei ze, „het verblindt me. Ik dacht, dat ik een raam hoorde rammelen, en ik was bang, dat u er last van zoudt hebben." Marita had al haar moed weer bijeen. „Er is geen wind, dus er kón geen raam rammelen," zei ze „en 't hindert me ook niet, als er eens iets rammelt." „Neem me niet kwalijk," zei juffrouw Morrison. „Wel te rusten Marita deed haar deur dicht en draaide den sleutel- om met een vinnig klikje. IV. Het duurde niet lang, of Marita kwam tot de ontstellende ontdekking, dat meneer Hunty en de rustige maaltijden in de kamer met het eiken beschot heel wat moeite hadden, om haar te kalmeeren rra de vermoeienissen van den dag. Nog geen drie weken was zij op Huize Crofton, of zij begreep, dat de betrekking het loon van tweehonderd pond ruimschoots vereischte want de patiënt was erg lastig, en juffrouw Morrison, de huishoudster, was nog veel lastiger. Marita's eenige toevlucht was haar eigen kamer, daar ging zij heen, zoodra haar diensten bij meneer Warren niet gevorderd werden daar schreef zij brieven aan Tony, om althans voor korten tijd de onaangenaamheden van haar positie te vergeten. (Wordt vervolgd

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 15