No. 28 VRIJDAG 7 DECEMBER 1934 senor gadegeslagen. Wat doet hij Hij haalt het geld op. Goed. Veertig, misschien vijftig pesos houdt hij voor zich zelf. Goed. Wij bewonderen hem. En wij zeggen hier is een man, die vijftig pesos voor zichzelf verzamelt laat ons hopen, dat hij ons wil helpen om een fortuin te ver zamelen. Doet hij dat, dan zal hij zijn aandeel hebben." McReon was een stap terug gegaan. De hak van zijn schoen sloeg tegen de groote kist, waarop hij gezeten had. De woordvoerder van de groep knikte en grinnikte hij wees op den mijnonderzoeker, die met open mond en groote oogen stond te luisteren. „Zullen we dezen senor verzoeken," zei hij, „zoolang in den anderen wagen te gaan, terwijl wij die vijftig.... die vijftig duizend pesos bespreken, senor McKeon schudde het hoofd. „Ook goed," ging de ander door. „Hij kan ons in elk geval geen kwaad doen. Maar we hebben geen tijd te verliezen. Hebben we gelijk, senor wat die vijftig pesos betreft „En als dat zoo is vroeg McKeon. „Ah, dan zult u zeker ons voorstel aannemen." Hij wees op de kist achter McKeon. „U heeft daar in die kist vijfhonderd pond platina," glimlachte hij. „Het resultaat van zes maanden mijnarbeid. Dachten de heeren van de mijn, dat wij niet wisten, op welke domme wijze zij hun platina lieten ver voeren? Wij zijn op de hoogte. Wij'weten dat er vijfhonderd pond platina in zit. En platina kost op het oogenblik zeven honderd pesos het pond." McKeon haalde langzaam en diep adem. „Dus jij zou willen dat ik jullie hielp om die kist te stelen „Precies. Voor het aandeel, dat de senor daarvoor ontvangt, zou hij duizend reizen zooals deze moeten doen. Het is veilig even veilig als de vijftig pesos, die de senor zooeven verdiend heeft. En contant betaald. Het plan is gemaakt. De spoor wegmaatschappij vervoert voor ons haar eigen platina. De platinamijn is immers eigendom van de spoorwegmaatschappij Bij een zeker punt aan de kust ligt een schip gereed. Binnen twee uur zijn we er. Dan zijn we rijk McKeon leunde tegen den zijkant van den wagen om steviger te staan. Onwillekeurig viel hij bij het spreken terug in het Engelsch. „En jij dacht, alleen omdat ik hier een kleinig heid extra verdien...." „Pardon, ik versta den senor niet." „Ik wou zeggen, wat verlangen jullie precies van mij zei hij, weer in het Spaansch. „U kunt het veel makkelijker voor ons maken, dat is alles. Kom bij ons en het eenige wat we moeten doen, is in Buenaventura met de kist den trein te verlaten en over te gaan op het schip. U komt mee op het schip. Dat moet naar uw smaak zijn, senor van de vijftig pesos." „Oh, zal ik meekomen op het schip herhaalde McKeon rustig. „Zal ik...." En hij sprong als een hongerige panter. Zijn lange, krachtige armen grepen naar het lichaam van den aanvoerder toen hij opeens in den loop van een revolver keek, die de Spanjaard snel getrokken had. Met opgeheven handen bleef McKeon staan. De andere twee hadden messen getrokken. Bij het zien der stalen lemmeten gaf de kleine mijnonderzoeker een gil van schrik, en viel half bezwijmd tusschen de kisten. De leider glimlachte. ,,'t Is jammer voor den senor, dat hij geen wapens heeft," zei hij tartend. „José," riep hij daarna, „doe, wat we afgespro ken hebben. Maak de locomotief los." Over de hoofden van de groep heen zag McKeon, dat de vierde bandiet bezig was de koppelstang tusschen de wagens te verbreken. Met de revolver in de vuist drong de als José aangesprokene door tot de locomotief. Op dat zelfde oogenblik werd de verbinding tusschen de wagens verbroken in het passagiersrijtuig klonken verwarde stemmen door elkaar. Eangzaam stierven de gemengde ge luiden van de locomotief en de stemmen der passa giers weg, daar de losgekoppelde bagagewagen nu alleen achter bleef, langzamer rijdend. „José," verklaarde de aanvoerder glimlachend, „houdt den machinist nog een eindje gezelschap. Ver genoeg, dat niemand kan zien, welke richting wij nemen. Begrijpt de senor Onze knapzakken hebben we al langs de rails gegooid, zij zijn groot genoeg om ons fortuin te bergen. Ziet de senor in, -2Wt Jledvtland. De Monnikendam te Amers foort in den herfst. hoe stom hij geweest is Het zou zooveel eenvou diger geweest zijn, als u onze zijde gekozen had. Nu zullen we wandelend naar de kust moeten gaan, zooals u ons aanraadde. Wat u betreft Bedachtzaam nam Mc Keon de situatie op. Hij knikte en week een paar passen achteruit voor de revolver, de handen nog steeds omhoog. Door een druk op de handrem, door een der andere bandieten, kwam de langzaam rij dende wagen tot stil stand. „Het schijnt, senor, dat u gelijk had," zei McKeon kalm. „Werkelijk, ik wist niet dat u zoo vlug met een revolver was." De witte tanden van den aanvoerder werden zichtbaar door een bree- den glimlach van trots. „Ah, wij zijn geen prutsers, senor.Tito," liet hij er op volgen, „bind dien kleinen laf aard daar achter de kisten stevig vast. En, Paulo doe hetzelfde bij onzen vriend van de vijftig pesos, terwijl ik hem in bedwang houd." De bandiet, als Tito aangesproken, moest om den mijnonderzoeker te bereiken zijn aanvoerder passeeren. Onnadenkend liet deze hem vóór zich heen gaan, in plaats van achter hem. Daardoor bevond Tito zich dus een oogenblik tusschen de revolver en McKeon. Nog eens sprong McKeon. En ditmaal slingerde hij den onfortuinlijken Tito voor zich uit als een zak zout. De revolver kraakte twee maal. Tito gilde, viel en het laatste leven trapte McKeon uit hem, terwijl hij naar voren schoot en de ge wapende vuist greep. Zijn anderen arm sloeg hij om den hals van den aanvoerder door de rook wolken van de schoten tuimelden beiden door den wagen, ieder zoekend naar een voordeel van het oogenblik. „Paulo hijgde de aanvoerder. „Paulo McKeon slingerde zijn tegenstander mee en tuimelde achteruit, juist op tijd om het mes te ontgaan van Paulo, die naar hem toegesprongen was. Het was een ongewoon schouwspel, daar in den bagagewagen aan den voet van het Andes- gebergte. McKeon moest wel reuzenkracht bezit ten, dat hij in staat was den toch ook zwaarge- bouwden bandietenaanvoerder met zich heen en weer te trekken, om het dreigende mes van Paulo te ontgaan. Eén keer slipte de hand van McKeon weg, zoodat de gewapende vuist van den ander vrijkwam. Dadelijk daarop kraakte opnieuw een schot; de kogel vloog rakelings langs McKeon's slaap. Het volgend oogenblik had hij echter den pols van den ander weer weten te grijpen. Door zijn geweldige kracht lukte het hem den bandiet half om te draaien, zoodat hij diens rug tegen zijn eigen borst drukte. Tegelijkertijd greep hij herrt bij de keel. Bovendien moest hij met hem nog heen en weer manoeuvreeren, om het mes van Paulo te ontwijken. „Paulo rochelde de aanvoerder. Maar meest vochten zij zwijgend een stilte die alleen verbroken werd door het zwaar adem halen der vechtenden en de uitroepen van den kleinen mijnonderzoeker, die hulpeloos en doodelijk ontsteld het gevecht gadesloeg. Op een gegeven moment raakte het mes McKeon, maar de groote conducteur versaagde geen oogen blik. Hij trok zijn tegenstander mee opzij. Ondanks het wanhopig verweer van den Spanjaard, was het hem gelukt met zijn beenige hand langzaam omhoog te schuiven, tot hij de keel van den bandiet om klemde. En nu, met geschaafde, bloedende vingers, drukte hij door. Voor de tiende maal rolden de drie lichamen over den vloer. Maar dit keer stonden niet allen op. Het gezicht van den aanvoerder zag paars. McKeon behoefde hem niet meer te omstrengelen. Hij had het leven er bij de keel uitgedrukt. Half verdoofd kroop Paulo overeind. Vloekend deed hij een sprong. Een opgeheven voet trof hem tegen de kaak. Meteen lag McKeon boven op hem. Met den loop van de revolver, den aanvoerder ontrukt, sloeg hij op den schedel van Paulo. De kleine mijnonderzoeker kroop tusschen de kisten vandaan. Doodsbleek en bevend keek hij naar de gevallenen, daarna naar den grooten conducteur, die hijgend tegen den wand van den wagon leunde, naast de kist met platina. „Je hebt ze alle drie gekraakt," stamelde hij. „Je hebt het heel alleen gedaan McKeon knikte langzaam. Hij was bebloed en zijn kleeren waren gescheurd. Maar onder de zware wenkbrauwen fonkelden de oogen. De mijnonder zoeker begon opeens zenuwachtig te lachen. „Man 1" riep hij, „ik moet het je vertellen Ik ben geen mijnonderzoeker. Ik ben lid van de nieuwe spoorwegdirectie Amerikaansche firma. Hebben den spoorweg juist overgenomen van de Bogota-Maatschappij. Reorganisatie uitbrei ding. Ze hebben mij hier heen gestuurd om te onderzoeken of er geknoeid werd, of er steek penningen werden aangenomen." McKeon keek hem dof aan. „ik weet het nu," kletste de kleine man wild verder. „Ik weet, welk rapport ik moet opmaken over een man die zóó kan vechten 1" Even zweeg hij. Toen barstte hij opnieuw uit „Maar ik begrijp niet, waarom je het deed waar haalde je den moed en den wil vandaan? Waarom? Vijftigduizend pesos „Die smeerlappen antwoordde McKeon zwaar, „die wilden de maatschappij bestelen

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 21