DE BOUW VAN EEN SLEDEBAA De wanden zijn zoo sterk, dat zij eerst midden in den zomer voor de zonnestralen L bezwijken. Wij zijn sinds lang niet meer zeker van onze winters. Als het najaar naar zijn einde gaat, vragen we ons af, wat de volgende maanden, voornamelijk December en Januari, ons zullen brengen een kwakkelwinter, vol misère van verkouden neuzen, rillende ruggen, kleumende voeten en grieperige menschen, of 'n heldere|vorst die veel gezonder is en zuiverender werkt mits men bij thuiskomst slechts een brandende kachel aantreft. De strenge winters kennen wij alleen nog maar bij uitzondering en, niet te vergeten, uit de vreeselijk- saaie verhalen van menschen met een beperkt repertoire, u weet wel „Dan had je den winter van achttien-zooveel moeten meemaken." Dat er onzekerheid ten aanzien van het wintersch karakter van Kerstmis (hoe lang is het geleden, dat we een „witte" Kerstmis vierden en van de overige dagen rond het einde van het oude en het begin van het nieuwe jaar bestaat ten onzent, is gelukkig voor al degenen, die in den aankoop van brandstof een zorgenvermeerdering moeten zien. Zij kunnen ten minste met reden hopen op een zachten winter. Maar zij stemt alle liefhebbers van schaatsen, arren, sleeën, wrevelig. Zullen de ijzers in het vet moeten blijven, of zullen ze onderge bonden kunnen worden Voor Amsterdam, waar de eerste kunstijsbaan in Nederland werd geopend,^ is aan dien twijfel een einde gemaakt. Men kan er, om zoo te zeggen, bij nacht en ontij, zijn hart op- Hef zagen van ijsblokken ait het toegevroren Ries- sermeer. De ijsschotsen worden aan den oever van het meer op maat gezaagd. halen aan 't schaatsen rijden. Doch ook op plaatsen, die tot de centra der in ternationale wintersport- beoefening behooren, zijn de zaken zoo eenvoudig niet, als men wellicht zou meenen. Sneeuw en ijs in overvloed, prachtige natuurlijke, of zorgvuldig aangelegde banen voor Het vervoer van de blokken naar het baantraject

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 4