No. 29 VRIJDAG 14 DEGEMBER 1934 909 ging voortgezet. Een lange pooze ging voorbij, toen hoorde Marita de voordeur opendoen er volgde een voetstap twee, drie voetstappen op het grint van de oprijlaan. Bevend van vrees vrees voor iets onnoembaars sloop zij het bed uit en draaide den sleutel om in het slot van haar deur. Toen liep zij op haar teenen naar het raam. Twee vrouwen en mannen droegen iets een zwaar voorwerp leek het en zij gingen de eerste bocht van de oprijlaan om.in de richting van het kerkhofje Van dat oogenblik af tot het licht van een nieuwen dag over de toppen der dennen kwam was er geen slaap te vinden voor Marita. Op den tijd, dat zij naar beneden had moeten gaan om te ontbijten, werd zij door een groote zwakte overvallen. Juffrouw Morrison kwam aan de deur kloppen en vragen, of zij wel wist, hoe laat het was Marita riep terug, dat ze erg moe was, en niet kwam ontbijten. De huishoudster ging naar beneden, om het aan meneer Hunty te zeggen. Een half uur later stond Marita op en kleedde zij zich. Toen zij beneden kwam, zat Hunty in zijn werkkamer voor zijn bureau, met een stapel corres pondentie aan beide zijden van hem. Hij keek snel op van zijn werk er lag een diepe bezorgdheid in zijn stem toen hij zei „Ik hoor van juffrouw Morrison, dat u niet erg wel bent vanmorgen. Ik hoop maar, dat mijn woorden van gisteravond. Hij zweeg en trok vragend zijn wenkbrauwen op. „Er scheelt mij niets," antwoordde zij met een flauw lachje. „Maar ik kan niet ontkennen, dat ik een beetje van streek ben geweest door hetgeen u gezegd hebt. Maar natuurlijk niet lang..alsof niets, dat hij zeggen kon, haar aan Tony zou doen twijfelen. Hij boog met de grootste hoffelijkheid, zei toen „Ik was bang, dat u wakker zou zijn geworden door iets, dat er vannacht gebeurd is." Hij hield zich weer met zijn brieven bezig. „Er is iemand van het personeel nogal ziek geworden vannacht we hebben haar naar buiten moeten dragen en een poosje in de frissche lucht moeten laten." „Arme stakker!" riep Marita uit. „Kan ik soms iets voor haar doen?" „O nee, niets," zei hij lachend. „Ze heeft 't wel meer, en dan komt ze van de frissche lucht bij. Ik heb al naar de stad geschreven, om haar te laten verplegen meneer Warren wil best iets voor haar doen, denk ik."" Marita zuchtte opgelucht. „Ik had eigenlijk een klacht bij u willen indienen," zei ze, „maar 't is nu misschien geen erg geschikt moment." Hij sprong op van zijn stoel. Er lag bezorgdheid in zijn gezicht. „Spreekt u maar," zei hij. Ik ben hier omnaar klachten te luisteren, speciaal naar de uwe." „Meneer Warren is weer veel minder goed," zei de huishoudster kwasi zonder erg, al slaakte zij een diepen zucht nadat zij de mededeeling gedaan had. „En hij klaagt ook, dat er niet voldoende aandacht aan hem besteed wordt, als ik de deur uit ben." Marita kreeg een kleur bij die beleediging, maar zij hield haar mond. Toen juffrouw Morrison meende, dat zij het vuur voldoende verzorgd had, zette zij de koffiekopjes op het blad en liep stijf naar de deur. „Meneer Hunty is zoo verschrikkelijk onnadenkend," zei ze met geveinsde spijtigheid. „Hij bederft alle verpleegsters, die hier in huis komen." De deur ging met een slag dicht, juist toen Marita zichzelf weer voldoende meester was, om een raak antwoord te geven. Een paar minuten later ging zij kalm naar haar kamer. Het was een nacht van onrust en tranen. Het verhaal, dat Hunty haar gedaan had, joeg en klopte door haar geest. Achterdocht woont vaak zeer dicht bij de liefde en het was niet onnatuurlijk, dat zij in de stilte van haar kamer alle kleine eigenaardigheden van Tony voor haar geest opriep, (ie onnadenkendheid, de onstuimigheid, die haar vroeger al meermalen gehinderd hadden, de kleinigheden, die wel eens aanleiding hadden gegeven tot gekibbel. Zij zat nog voor het raam, toen zij reeds lang had moeten slapen zij zag ge zichten in de wolken, die bijna de toppen der dennen in het park raakten, zij stelde zich Tony voor, terwijl hij zich vroolijk zat te maken bij de gedachte hoe hij haar misleid had en eindelijk, toen haar hart bijna brak van verdriet, ging zij naar haar koffer en haalde er de geliefde brieven uit, die hij haar gezon den had in den tijd, dat zij elkaar kenden. Bij het licht van een kaars las ze en de herinnering aan dagen, die gestraald hadden van vreugde, dagen, die zoo lief waren aan haar ziel als de zon aan de bloemen, kwam aanvloeien om haar op te vroolijken, haar moed te geven, en te fluisteren „Vertrouw hem." Het was lang na middernacht, toen zij het licht doofde en probeerde te slapen. Zij raakte aan 't droomen in een toestand, halverwege tusschen waken en slapen, en werd gewekt door dat vreemde, heimelijke geschuifel van voeten, dat haar dien avond had doen schrikken, toen de huishoudster door de gang gekomen was en voor haar deur had staan luisteren. Ditmaal vond Marita het niet noodig uit bed te komen zij bleef alleen volmaakt roerloos liggen, en maakte het voornemen, den volgenden dag aan meneer Huntv te zeggen, dat er één van beiden het huis urt moest óf zij óf de huishoudster. Zij hoorde de voetstappen verder gaan door de gangtoen kwam er een stilte, die zwaar en drukkend was, en die even later gevolgd werd door een geluid, dat haar den adem deed inhouden van vrees. Er liep iemand in de gang, op de benedenverdieping, en zoo scherp was haar gehoor, dat zij opmerkte, dat die iemand een zwaren last droeg. Er kwam een pauze er bonsde iets tegen den muur van de gang toen werd de bewe- Mextcaansche gratie. (Foto Radio-Remaco)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 13