Het laatste schot ketste DOOR J. D. CLAVERTEN 916 VRIJDAG 14 DECEMBER 1934 No. 29 De orca verscheen op een vroegen Meimorgen als een onwelkome verrassing in een der kleine baaien van de Beaufort Zee. Hij bracht 'n pani- schen schrik onder de pas gearriveerde zeehonden kolonie, die de klippen rond de baai dit jaar voor het eerst had uitgekozen, om er zich te zonnen en 't levenslicht te schenken aan een nieuw geslacht. Haastig zochten de dieren hun heil in de vlucht, spoedig gevolgd door een jong zeeleeuwenpaar, dat op het gezelschap van den verscheurenden „tijger der zee" al evenmin gesteld bleek te zijn. Phil Murray, die zich voor dezen zomer met zijn vrouw aan denkleinen inham van 't onherbergzame Wallastonland gevestigd had voor zijn studies, wreef zich de oogen uit, toen hij dien morgen aan de baai kwam. Alle leven op de klippen was ver dwenen en in het water viel al evenmin iets van het speelsch gedoe der robben te bekennen. „Kijk, een orca 1" viel hij verrast uit, naar een zwarte rugvin wijzend, die boven het water vlak zichtbaar was. „Een orca, wat is dat voor een dier?" vroeg Mary glimlachend. „Ik moet tot mijn schaamte bekennen, dat ik den naam nooit gehoord heb." „Daar hoef je je niet voor te schamen," lachte Phil. „De orca is de kleinste der walvisschensoórt, een zoogdier dus hij wordt zeven of acht meter lang, en om zijn roofdierachtigen aard noemt men hem ook wel „den tijger der zee". Menschen laat hij wel met rust. We geven hem trouwens geen kans om het ons lastig te maken. Ik zal mijn ge weer even halen, er zit nog net één schot op. Als ik hem niet onschadelijk maak, ruïneert hij al mijn netten." Terwijl Mary de klippen beklom, om den orca nauwkeuriger gade te slaan, haalde Phil zijn geweer. Toen hij terugkeerde, lag de tijger der zee aan den voet van de klippen en wentelde zich speelsch om en om. Op zeker oogenblik bleef hij op zijn rug liggen, zoodat zijn zilverblanke buik het prachtigste doel wit bood, dat Phil zich wenschen kon. Zijn ge weer in den aanslag bren gend, mikte hij nauwkeu rig op het hart en trok langzaam af. Er klonk alleen een metaalachtig geluid het schot ketste. „Pech," bromde Phil teleurgesteld. „Mijn laat ste patroon, beroerder kan het al niet. Die snaak is zeldzaam gelukkig, hij was er vast en zeker ge weest. Nu zal er niets anders opzitten, dan mijn netten binnen te halen, wil ik ze niet in flarden gescheurd zien." Hij daalde de klippen af en sprong in zijn kano. Toen hij naar zijn net ten roeide, die ongeveer dertig meter uit den kant lagen, ging de orca hem haastig uit den weg. Blijk baar vertrouwde hij die plassende riemen niet. Hij zwom door tot in het midden van de baai en bleef daar rustig op en neer kruisen. „Ziezoo, die heb ik ten minste gered," zei Phil tevreden, de netten aan den oever sleepend. En Mary aanziende, die hem met haar kleine handjes ijverig trachtte te helpen, besloot hij „Ik noem het anders pech, als je laatste patroon ketst, 'k Heb er nog nooit eerder last van gehad. Veronder stel, dat je gevaarlijk wild onder schot hebt 1 Morgen of overmorgen zal ik maar eens naar Fort Mac Pherson gaan, om nieuwe patronen. Je kunt nooit weten, hoe je ze noodig hebt." Phil werd in zijn stellige verwachting, dat de or ca zee zou kiezen als hij ontdekte hoe mager het met den voedselvoorraad in de baai gesteld was, danig teleurgesteld. De tijger der zee scheen zich hier bijzonder op zijn gemak te voelen en voedde zich blijkbaar uitsluitend met kleine visch, die in overvloed aanwezig was. Phil begreep niets van die zonderlinge voorkeur voor de baai en evenmin kon hij de reden bevroeden, waarom de orca zijn jachtinstinct verloochende en de zeehondenban- ken aan de kust van de Beaufort Zee niet opzocht. Intusschen merkte hij tot zijn verrassing op, dat het dier zich niet meer vertoonde in de nabijheid der klippen, waar hij verontrust was door de verschijning van de kano. Op zijn kruistochten door de baai meed hij die strook water zoo conse quent, dat het Phil begon op te vallen. „Ik ga mijn netten weer uitzetten," besloot hij, toen hij Mary op het geruststellende verschijn sel gewezen had. „Misschien Iaat hij ze met rust, hij lijkt me een nogal bescheiden exemplaar toe van zijn soort." Hij voegde de daad bij het woord en inderdaad bleek den volgenden morgen, dat de netten niet aangeraakt waren de orca scheen de verboden zone dus ook 's nachts te vermijden. „Hij zal de baai als een rustoord beschouwen," veronderstelde Mary lachend. „Wr; zullen ons maar niet in het vraagstuk verdiepen. Ieder zijn meug, ook een orca. Hoofdzaak is dat hij zich behoorlijk en rustig gedraagt, zooals het ongenoode gasten betaamt. En in dat opzicht geeft zijn aan wezigheid ons geen reden tot klagen." Deze laatste conclusie bleek te voorbarig ge trokken te zijn. Den volgenden nacht leek de orca bezeten van een soort walvisschenkolder. Hij geeselde met zijn geweldige rugvin het rustige watervlak zoo krachtig, dat het geluid van de slagen zich mijlenver voortplantte in het gerucht- looze noordelijke land. Zelfs konden Phil en Mary in hun eenzame hut het geklots hooren der gol ven, die de orca tegen de rotsen opjoeg. Die ru moerige krachtdemonstratie duurde den heelen nacht en eindigde pas tegen den morgen. Phil was woedend, omdat hij niet slapen kon van het ge weld en opnieuw maakte hij het voornemen, naar Fort Mac Pherson te gaan, om patronen te halen. Toen hij 's morgens echter maar half uitgerust opstond, voelde hij weinig voor een achturigen skitocht. Daarenboven scheen de orca uitgeraasd te zijn, want hij lag dicht bij den ingang der baai rustig te spelen. „Morgen zal ik gaan," besloot Phil. „Eens moet het er toch van komen zonder patronen kan je •hier nu eenmaal niet." Mary beaamde het, maar in den loop van den dag vergat Phil zijn voornemen weer. En wellicht had hij zijn plan, om naar Fort Mac Pherson te gaan opnieuw uitgesteld, als hij dien middag geen tij ding had vernomen, die hem licht verontrustte. Zij waren juist van tafel opgestaan, toen 3W Jtedetland. Winter-wandeling (Utrecht) 5rfz..v dm 89W rn i wm IMMMM

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 20