Door R. C. BRENDON -yohnny was elf jaar oud en wist heel wat meer dan zijn ouders meenden. I Hij wist, dat die kerels in Chicago op zijn vader geschoten hadden, omdat I deze de eenige ooggetuige was, waarover de Officier van Justitie voor de vervolging van een paar misdadigers beschikte. Maandenlang had Johnny's vader in een ziekenhuis gelegen, waar de chi rurgen hem vier machinegeweer-kogels uit het lichaam hadden gehaald. En toch was hij weer hersteld. Johnny wist waar zijn moeder het meest bevreesd voor was. Als ooit de twee moordenaars, die ontsnapt waren, gevat werden, zou zijn vader ook tegen hen moeten getuigen. Dat was de reden, waarom de Officier van Justitie zijn vader had aangeraden, zich ergens anders te vestigen. Zijn moeder was er voor, om hun heele boeltje op te pakken en zoolang naar haar vader te gaan, die in de North Woods woonde en daar dan een jaar te blijven. En het was er van gekomen. Den eersten avond lag Johnny wakker op die donkere met een luik afgesloten vliering boven de zitkamer in het huis van zijn grootvader en luisterde naar het gesuis van den wind in de pijnboomen. De dichtstbijzijnde school was op 20 mijl afstand en de dichtstbijzijnde buurman op 10 mijl. De werkplaats leek niet veel, tot men er meer in thuis raakte. Zij stond dicht bij de beek, die de kracht leverde voor het drijven van de draaibank. Het was maar één groot vertrek met aan den eenen kant een rij ramen boven een lange werkbank en een schoorsteen in het midden. Het leek wel of het er vol rommel lag. Maar iemand die verstand had van geweren wist wel beter. Grootvader droeg nu twee brillen en had bovendien een vergrootglas in een koperen standaard, ais hij de micrometerschaal wilde aflezen. Hij maakte geweerloopen met de hand, zooals hij dat al vijftig jaar had gedaan, om ze ten slotte te onderwerpen aan de eenige proef, die hij ooit als juist erkend had, nl. het 'schotbeeld, dat zij gaven, als zij in de bankschroef waren vastgezet. Als het geweer een goed schotbeeld gaf, nam hij een merkblokje en een hamer, en graveerde in den loop J. M. Pyne. Johnny nam af en toe een van de ingebonden jaargangen van „Jacht en Visscherij" van het boekenrek, dat tegen den schoorsteen stond en was daar uren mee bezig. Op zekeren dag kwam hij in een boek, dat al 30 jaar oud was, een artikel tegen over een nieuw wereldrecord in het schieten met 100 schoten op 200 M. afstand. Er was een plaatje bij van de schijf met de kogelgaten. De naam van den man, die het record gemaakt had, was J. M. Pyne. Johnny nam het boek, legde het naast de bankschroef op de werkbank, en wees op het plaatje van de schijf. „Dat heeft u gedaan," zei hij. Grootvader keek lang naar het plaatje en keek toen Johnny over zijn bril heen eens aan. „Ik heb veel geschoten," zei hij. Holle Bolle Gijs Hij kon slokken Groote brokken. (Foto Lamina) „Schiet u nooit meer vroeg Johnny. „Niet vaak," zei grootvader. „Mijn linkerpols is half verminkt.' „Kunt u dan heelemaal niet meer schieten?" „Dat wil ik niet zeggen," zei grootvader. „Ik kan nog wel een schot afvuren, als het noodig is. Maar ik kan geen matches van 100 schoten meer maken. Mijn pols kan het niet langer dan een paar schoten uithouden." Grootvader boog zich weer over zijn werk. Hij werkte aan de tong van een geweertrekker met een gladden harden oliesteen. Hij deed telkens drie of vier streken met den steen en hield dan op, om zijn werk door het vergrootglas te bekijken. „Ik wou, dat ik u eens kon zien schieten," zei Johnny. „Ik zou dan met mijn werk op moeten houden en een paar kogels gieten voor het 32—-40 geweer," zei grootvader. „Maar dat kan ik wel doen. Het is niet kwaad om te weten, dat het jachtgeweer goed in orde is. Er kon in den herfst wel eens een hert langs komen." Johnny haalde een schijf en liep naar buiten, om die op het schietbaantje op te stellen op een afstand van 100 M. Toen hij terugkwam, had grootvader den contrölekijker opgesteld, het schietluik geopend en het jachtgeweer gekregen. Johnny bracht zijn rechteroog voor de lens van den kijker en keek uit zijn linkerooghoek naar grootvader. Deze hief het geweer op en legde zijn wang op de kolf. Zijn gestalte scheen het gebogene verloren te hebben en de moeheid was uit zijn schouders weg. De knal van het schot verschrikte Johnny. Hij had niet geweten, dat het zoo hard zou zijn en zoo vlug zou gaan. Het schot zit niet in de roos," zei Johnny. 'Éen tweede schot kwam zuiver in het midden van de schijf terecht, en grootvader zette het geweer in de schroef met de leeren binnenbekleeding, om het schoon te maken. Grootvader," zei Johnny, „zou ik ook zoo kunnen leeren schieten „lk heb altijd gezegd, dat iedereen met hersens uit de vrije hand kan leeren schieten," was het antwoord. „Maar," ging Johnny voort, „vader denkt, dat ik nog te jong ben om een geweer te hebben." Met boozen blik keek grootvader Johnny aan. „Ik heb geen geweer in de werkplaats, dat licht genoeg is, dat jij er mee zou kunnen schieten, zelfs het jachtgeweer weegt bijna 10 pond. „Dat weet ik," zei Johnny, „ik zal dan moeten wachten tot vader een licht geweer koopen wil." lk zou jou liever een geweer toevertrouwen, dan heel wat lui, die op de hertenjacht gaan," zei zijn grootvader. „Jij weet er heel wat van, door voort durend in de werkplaats rond te kijken en te vragen. Hij haalde zijn zaklantaarn en kroop onder de lange werkbank. Vol ver wachting keek Johnny toe. Het leek hem bijna niet mogelijk, dat er uit dien opeengestapelden rommel nog wat te voorschijn zou komen, maar van den anderen kant had grootvader toch ook nooit misgegrepen. Eindelijk kwam de oude man weer te voorschijn met 'n lichten geweerloop in de hand. Hij kortte die wat in, boorde de monding opnieuw uit en bevestigde hem op een kolf met het verdere werk. Daarna kreeg Johnny iederen middag les in het schieten uit de vrije hand hij leerde ook gedurende dien langen winter in het Noorden heel wat van geweren. Chicago scheen wel heel ver weg. In Maart ging Johnny's vader gedurende twee weken naar New York voor een tentoonstelling van zijn schilderijen. De eenige trein, waarmee hij terug kon komen, stopte in Wood's Junction, 40 mijl daar vandaan, en wel om drie uur in den morgen. Johnny's moeder was van plan den dag tevoren te vertrekken, om hem af te halen. De weg was wel nog bevroren, maar een deel ervan was nog zoo ruw, dat men er niet harder dan 10 mijlen per uur over rijden kon. Grootvader had kiespijn en Johnny's moeder besloot na de lunch te vertrekken en grootvader meteen mee te nemen naar een tandarts. Zij konden dan in Wood's Junction wat slapen, terwijl zij wachtten op den trein. Zij vroeg Johnny, of hij het niet erg vond een nacht alleen thuis te blijven en natuurlijk zei hij: „Nee." Hij was al twaalf jaar. Hij had geen kans meer om grootvader voor het ver trek alleen te spreken. Hij had om den sleutel van de werkplaats willen vragen, zoodat hij met zijn geweer schieten kon. Maar in tegenwoordigheid van zijn moeder durfde hij 't niet te vragen. Nadat zij weg waren, hield hij zich bezig met hout binnen te brengen voor de kachel. Toen het donker begon te worden, stak Johnny de groote petroleumlamp in de zitkamer aan, deed nieuw hout op de kachel en ging lezen. Een uur later stopte er een wagen en draaide het erf op. Het was een groote touringcar. Twee mannen kwamen er uit en liepen op het huis af. Johnny wachtte tot hij hen voor de voordeur hoorde, waarna hij de deur open trok en hun vroeg om binnen te komen. Zij kwamen binnen, hun voeten afstampend.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 28