No. 29
VRIJDAG 14 DECEMBER 1934
925
„Wel, jochie," zei de langste van de twee met zijn rug naar de kachel
staande, „waar is de familie
„Die zijn weg," zei Johnny.
„Maar ze zullen vanavond toch wel terugkomen vroeg de ander.
„Nee, niet voor morgen."
„Ik vraag het hierom," ging de lange |man voort, „we zijn moe en
hebben honger. Wij dachten, dat wij hier misschien eten konden krijgen en
vannacht konden overblijven'"
„Natuurlijk," zei Johnny. Daar in het hooge Noorden wijst men geen
vreemden van de deur. Zelfs al is men niet erg op ze gesteld, dan geeft men
ze een maal en laat ze een nacht overblijven.
Ik zou u ham en eieren en gebakken aardappelen en koffie kunnen geven,"
voegde hij er aan toe.
„Prachtig," zei de lange man, nam zijn hoed af en trok zijn jas uit.
Ook de ander nam zijn hoed af. Geen van beiden waren zij kaal. En één van de
mannen, die vader aan den Officier van Justitie beschreven had, was kaal
geweest. Zijn hoed was hem dien dag in Chicago afgevallen en toen was jgeble-
ken, dat hij volkomen kaal was.
Toen zij gegeten hadden, gingen zij naar buiten naar hun wagen. Johnny
keek naar hen vanuit het donkere slaapkamerraam. De lange man had een
zaklantaarn. Hij hield die op, terwijl de kleine man iets achter uit den wagen
haalde. Johnny zag, dat het een geweer was. Hij gaf dat aan zijn kameraad
en haalde een tweede geweer er uit. De lange man sloot de deur van den wagen
en probeerde ook de andere deuren, om te zien, of alles goed gesloten was.
Snel liep Johnny naar de woonkamer terug. Toen zij binnenkwamen,
was hij bezig met hout op de kachel te gooien. Hij keek even naar hun geweren
en trachtte niets van zijn belangstelling te laten blijken.
Zij hadden hun geweren in een hoek van de woonkamer gezet. Johnny
zag, dat het eene een Springfield-geweer was en het andere een licht machine
geweer, ofschoon het nog tweemaal zoo zwaar was als het Springfield-geweer
en alleen maar licht in vergelijking met een mitrailleur. Een Springfield was
gemakkelijk genoeg te krijgen, maar het gouvernement verkocht geen machine
geweren aan wien ook. Johnny had er nog nooit een gezien, maar hij herkende
het aan de plaatjes, waar hij in grootvaders werkplaats zoo vaak naar had
zitten kijken.
„Wij zijn op jacht geweest," zei de lange man. Hij wees even met het
hoofd in de richting van de geweren en glimlachte tegen Johnny.
Het was gemakkelijk te zeggen, dat men in Maart op jacht ging, als men
vleesch noodig had. Geen Indiaan zou je bij de wildopzichters aangeven voor
het schieten van een hert buiten jachttijd. Maar stadsmenschen met een
grooten wagen hadden met de jacht in Maart niets te maken. En dachten zij
soms, dat hij zoo dom was, om te gelooven, dat iemand op herten zou jagen
met zoo iets zwaars als een machinegeweer
„Ik geloof," zei Johnny, „dat ik u beter uw kamer kan wijzen, voor ik
naar bed ga."
„Vooruit maar," zei de lange. Johnny bemerkte, hoe vermoeid hij er uit
zag. Zijn oogen waren met bloed beloopen en het leek wel, of hij in dagen
niet geslapen had. Zijn gelaat zag aschgrauw.
Johnny wees hun de logeerkamer, waar twee bedden stonden.
„Heb je geen telefoon vroeg de lange man.
„Nee," zei Johnny. „Wel bij Johnson."
„Hoe ver is dat hier vandaan?"
„Twaalf mijlen," zei Johnny en de lange man knikte nadenkend.
Johnny toonde hem, hoe hij de kachel moest temperen voor hij naar
bed ging, zoodat het vuur den geheelen nacht zou blijven smeulen, in plaats van
uit te gaan. Daarna zei hij hun beleefd goedennacht en klom de ladder op naar
zijn donkere, koude vliering. Hij vond zijn zaklantaarn op de plank bij zijn bed.
Daarna trok hij zijn schoenen uit, kroop onder de dekens en luisterde.
Het tweetal zat in de zitkamer te praten. Eerst waren hun stemmen zoo
zacht, dat Johnny bijna niets kon hooren, maar toen hij zijn oor dicht bij een
spleet aan het hoofdeind van zijn bed hield, ging het beter. Het tweetal zat
whisky te drinken en naarmate zij dronken, werden hun stemmen luider en
kon Johnny ieder woord verstaan, dat zij spraken.
Zij schenen ruzie over iets te hebben en praatten er lang over, waar zij
den volgenden morgen heen zouden gaan. De lange werd ongeduldig.
„Hoor eens, Al," zei hij, „zoodra wij dezen vent hebben neergepaft, gaan
we naar Buffalo naar Joe."
Johnny lag daar stil, terwijl zijn hart tegen zijn ribben bonsde. Eindelijk
gingen zij naar bed.
Hij wist niet hoe laat het was, maar hij wachtte zoo lang, tot hij er vrijwel
zekervan was, dat het een uur geduurd had. Toen stopte hij zijn zaklantaarn
in zijn zak en ging op kousenvoeten achterwaarts de ladder af.
In den hoek, waar eerst hun geweren hadden gestaan, stond nu niets
meer. Zij hadden deze meegenomen naar de slaapkamer. Johnny draaide
de lamp neer en sloop naar de open deur van de slaapkamer. Hij haalde zijn
zaklantaarn te voorschijn en wierp een snellen blik in de kamer. Zij waren naar.
bed gegaan met hun kleeren aan.
Zij hadden ieder een zwaar automatisch pistool aan hun bed hangen. En
de holsters waren van het soort, waarmee de pistolen onder den arm gedragen
worden.
Johnny sloop terug naar de keuken, sloot de deur en dacht na. Hij kon
naar buiten sluipen en hun geweren nemen zonder hen wakker te maken.
Maar als zij wakker werden zouden zij onmiddellijk begrijpen, wat er ge
beurd was. Misschien hadden zij nog meer geweren of pistolen in den
wagen, dien zij zorgvuldig gesloten hadden. Hij wist misschien iets beters.
Toen hij in de provisiekast zoeken ging, vond hij een oude koffiepot
half vol met dunne plakken geweervet. Hij had het zijn grootvader
zien maken uit schapentalk, was en een beetje machineolie, terwijl er heel
fijn grafiet door geroerd was. Hij nam nu een schoone pan en zette die met
een paar van die plakken op het vuur. Toen het vet gesmolten was, zette
hij de pan zoo, dat het vet warm zou blijven, waarna hij de keukendeur opende
en bleef luisteren. De mannen snurkten nog. Johnny sloop de zitkamer door
De lobbes die zich op-z'n hop liet zitten.
en vond bij het licht van zijn zaklantaarn het machinegeweer. De lantaarn
weer in zijn zak stekend, nam hij het wapen met beide handen op en droeg
het langzaam loopend, want het was zeer zwaar voor hem, naar de keuken,
waar hij nakeek of er een patroon in den loop zat.
Hij zette het geweer met de kolf op den grond en plaatste een kleinen
trechter in den loop,waarna hij dezen bij beetjes, zoodat het telkens in den loop
kon stollen, bijna geheel vol goot met geweervet. Toen droeg hij het machine
geweer terug en behandelde het Springfield-geweer en de automatische revol
vers op dezelfde wijze.
Toen hij één van de pistolen reeds weer in den holster had, bewoog de lan ge
man zich en draaide zich om. Johnny probeerde geen adem te halen voor de
man weer begon te snurken. Toen zag hij iets vreeselijks. De lange man was
kaal. Zijn dikke haar was over het hoofdkussen gegleden, terwijl hij sliep. Het
was een pruik.
Johnny kreeg ook dit pistool weer in den holster en ging terug naar de
keuken. Het was twee uur. Hij draaide de lamp laag en had zijn hand al op
den knop van de keukendeur, toen hij een van de mannen hoorde bewegen.
Johnnv wachtte een oogenblik. Plotseling kwam de man zijn bed uit en liep
naar de keuken. Johnny had geen tijd meer om iets te doen. Het was de lange.
Hij nam een glas op en keek rond naar water. Het volgende oogenblik had
hij den jongen gezien.
„Waar ga je naar toe, jochie?" vroeg hij.
„Naar buiten," zei Johnny.
De lange man greep Johnny in zijn kraag en schoof hem de zitkamer
door naar de ladder.
„Naar boven," zei hij.
Johnny beklom de ladder. De lange volgde hem en trok het luik dicht,
dat hij met den grendel vastmaakte. Daarna probeerde hij de buitendeur,
om te zien, of die dicht was en ging weer naar bed.
Het raam aan het einde van de vliering was te klein om door te klimmen.
Johnny zat opgesloten. Urenlang bleef hij bevend in zijn bed liggen, tot hij
de beide mannen weer hoorde rondloopen en het vuur opporren. De lange
kwam in de zitkamer en schreeuwde tegen hem
„Hei, zeg, waar is de koffie
„Weet ik niet," zei Johnny, „maar ik zou ze wel kunnen vinden."
De lange opende het luik.
„Kom maar naar beneden," zei hij.
Johnny trok zijn schoenen aan, klom naar beneden en doorzocht de
keukenkast. Hij had dien nacht verschillende dingen verzet, toen hij aan het
zoeken was naar het geweervet.
De lange had den koffiepot met geweervet gevonden, maar wist blijkbaar
niet wat het was. Hij wist alleen, dat het geen koffie was.
Johnny zat in een hoek, terwijl zij hun ontbijt nuttigden. Het was bijna