HET VROOLIJKE BEDROG
No- 29 VRIJDAG 14 DECEMBER 1934
927
zeven uur. Hij moest zorgen, dat hij den wagen hoorde, voor zij het deden.
Het was zijn eenige kans om zijn vader en moeder en grootvader te waarschuwen.
„Ik kan beter nog wat hout op de kachel doen," zei Johnny.
„Best," gaf de lange ten antwoord.
Johnny ging naar de zitkamer. Hij bleef even luisteren en liet toen een
blok hout in de kachel vallen. Weer luisterde hij en liet toen nog een blok hout
vallen.
„Kom hier terug," zei de lange.
„Ik kom al," zei Johnny. Hij luisterde weer en hoorde den wagen. Hij
wachtte op het goede oogenblik.
Ineens rende hij naar de keukendeur. Hij was naar buiten voor ze hem
konden tegenhouden. De wagen was bijna bij grootvaders werkplaats. Johnny
zwaaide met zijn handen en gilde. De wagen stopte naast de werkplaats, juist
toen de lange Johnny in zijn kraag greep.
De kleine man kwam met het machinegeweer uit het huis rennen. Johnny
zag grootvader zijn vader en moeder wenken achter den wagen te gaan. Zelf
liep de oude man de werkplaats binnen.
„Niet schieten," zei de lange. „Niet schieten voor je een hoofd ziet."
De kleine liet het machinegeweer op de achterkap van hun wagen rusten
en richtte het op den anderen wagen.
„Daai komt de oude," zei de lange man toen.
Grootvader kwam uit de werkplaats. Hij had het jachtgeweer in de hand.
Hij liep naar Johnny en den langen man toe, waarbij hij er voor zorgde een
boom tusschen zich en den man met het machinegeweer in te houden. Toen hij
den boom bereikt had, was er voor hem geen verdere dekking. Hij zou zich
moeten blootgeven om te kunnen schieten.
„Ja zei de lange en terwijl hij sprak sloeg hij beide armen om Johnny
en hield hem als een schild voor zich. Johnny, kon de kin van den man op zijn
achterhoofd voelen drukken.
Het machinegeweer ging af met een veel luider en doffer knal, dan dit
wapen gewoonlijk maakt. De kleine man stond met een stuk van de kolf in
zijn handen, terwijl het bloed hem langs het gelaat stroomde. Het geweer was
in zijn handen uit elkaar gesprongen.
Johnny zag grootvader zijn geweer opheffen en recht op hem richten.
De lange hield Johnny stijf vast. Veel ruimte boven Johnny's hoofd had
grootvader niet, maar hij wist, dat het genoeg was. Het schot kraakte en de
armen, die om Johnny heen geslagen waren, verslapten plotseling.
Johnny liep zoo hard hij kon naar zijn grootvader toe. Op hetzelfde
oogenblik hoorde hij een ontploffing achter zich. De kleine man had
zijn automatisch pistool afgeschoten. Hij stond nog overeind, maar wankelde
op zijn voeten. Zijn pistool was nog slechts een stuk verwrongen staal.
„Het is in orde, grootvader," zei Johnny. „Ik heb hun geweren bewerkt."
En toen lag Johnny in moeders armen en riep zij maar: „Mijn baby 1
Mijn arme baby en Johnny's vader zei, dat het toch maar gelukkig was,
dat al dat wapentuig van dien kleinen man uit elkaar gesprongen was.
„Gelukkig 1" snoof grootvader verachtelijk. „Gelukkig 1" en zich toen tot
Johnny wendend, vroeg hij „Wat heb je gedaan
„Ik heb wat van uw geweervet gebruikt," zei Johnny. „Ik goot het in
de Ioopen, toen zij sliepen."
Zijn vader en moeder wisten niet, waar hij over sprak, miar grootvader
wist het des te beter.
Nummer 13 bracht werkelijk ongeluk.
De heer Frank Tarbox was kleermaker van beroep en Don Juan van aanleg.
Hij was 'n gedrongen vettig jongmensch met uitpuilende oogen en uitstaande
ooren, een vooruitstreven den neus en een betreurenswaardige voorliefde
voor dasspelden en goedkoope sigaren. Het was zijn gewoonte, om er op Zon
en feestdagen tusschenuit te trekken, op zoek naar galante avonturen. Daar
hij onlangs iets gehoord had omtrent de geschiktheid van Richmond als jacht
terrein, was hij er per trein heengegaan en het park binnengewandeld. Hij
stond reeds op het punt terug te keeren, toen de blik van zijn uitouilend en
rood-omrand oog werd gevangen en vastgehouden door de verschijning van
een meisje.
De heer Tarbox keek haar onderzoekend aan, kwam tot de overtuiging,
dat zij zijn aandacht meer dan waard was, en besloot, meteen tot den aanval
over te gaan. Hij slenterde er voorzichtig voorbij, en kuchte. Toen dit geen
resultaat opleverde, keerde hij om en herhaalde den aanval. Wederom geen
resultaat. De heer Tarbox nam zijn toevlucht tot krachtiger maatregelen.
Met groote nauwkeurigheid liet hij zijn wandelstok voor haar voeten vallen
en bukte zich om hem op te rapen, een trucje, dat, zoover menschenheugenis
reikt, nog nimmer gefaald had. Het meisje in het grijs spreidde echter een
betreurenswaardige onkunde met de in dergelijke omstandigheden gangbare
gebruiken ten toon. Ze keek nauwelijks op en maakte een beweging alsof de
heer Tarbox een of ander griezelig insect was.
„Duizendmaal excuus," mompelde de heer Tarbox, even aan den rand
van zijn hoed trekkend. Het meisje knikte kort en keek bedaard den anderen
kant uit. De dikhuidige heer Tarbox nam bedaard op den stoel naast haar
plaats.
„Mooi weertje," zei de heer Tarbox zoetsappig.
Het meisje stond op en wandelde weg. Meteen was de ontembare heei
Tarbox aan haar zijde.
„Hebt u een bepaald doel onderzocht hij.
„Wilt u zoo goed zijn om te verdwijnen zei het meisje op ijskouden toon.
„Kunt u heusch niet wat vriendelijker zijn Wat zou u ervan denken als
we samen 'ns een kopje koffie gingen drinken."
Het meisje scheen een oogenblik te kampen met de bekoring hem met haar
paraplu om de ooren te slaan. Ze bedacht zich echter en keek tamelijk hulpe
loos in het rond. Op eenigen afstand bemerkte zij een langen, lagen, rood-
gelakten wagen, die er dreigend uitzag en bestuurd werd door een jongen man
in een grijs costuum, die blijkbaar de galante verrichtingen van den heer Tarbox
met groote belangstelling gade sloeg. Op het oogenblik dat zij dit gewaar
werd, zwaaide de jongeman zich uit den wagen en kwam met groote stappen
op haar af.
„Hindert dat ding u vroeg de eigenaar van den auto, met zijn duim naar
den verontrusten heer Tarbox wijzend.
„Ja," zei het meisje. „Hij dringt zich aan mij op."
De jongeman stak een hand uit en klopte den heer Tarbox vriendelijk
op den schouder.
„Hoepel op," zei hij.
„Watte zei de heer Tarbox.
„Als ik je was," zei de lange jongeman, „zou ik zonder meer maken dat
ik weg kwam."
„Waar bemoei je je feitelijk mee?" informeerde de
heer Tarbox met al den moed, dien zijn knikkende knieën
hem toestonden.
„Kalm wat 1" zei de jongeman, terwijl hij plotseling
zijn hand tot halverwege zijn schouder ophief. De heer
Tarbox verkeerde in de overtuiging dat deze beweging
de vijandelijkheden inleidde hij huilde van angst en
sloeg in de richting van zijn tegenstander. Eensklaps
voelde hij zich in zijn kraag gegrepen, hij werd opgetild
en de wandelstok werd hem uit de hand gewrongen hij
hoorde het rietje zwiepen en voelde plotseling een wreede
pijn in de Zuidelijke regionen van zijn rug. Waarna de
heer Tarbox als een bibberend wrak op den grond werd
gezet, terwijl een harde schoen hem op gang bracht in
de richting waaruit hij gekomen was.
„Au 1" brulde de heer Tarbox, terwijl hij zijn onvrij
willige reis aanvaardde. De jongeman draaide zich om en
wandelde terug naar het meisje in het grijs, dat met een
moeilijk bedwongen glimlach de rechtspleging had
gevolgd.
„Dank u I" zei ze.
„Gaarne tot uw dienst," zei de eigenaar van den
auto.
Er viel een stilte.
„Ehkan ik u misschien ergens heen brengen?"
,A nee, dank u," antwoordde ze. „Ik moet naar het
station 't is maar een paar minuten hier vandaan."
Hoe hij haar naar het station brengt en haar daar
kwijt raakt, zonder dat ze hem haar naam verteld heeft,
en hoe hij haar later weer onder geheel andere omstandig
heden ontmoet, kunt u lezen in het nieuwste premieboek
van de Hollandsche Bibliotheek, hetwelk vanaf heden
bij onze bezorgers, agenten of op ons hoofdkantoor
onder den titel van „Het vroolijke bedrog" verkrijgbaar
is. De prijs van dit spannende verhaal is 17% cent of 70
cent in luxe prachtband het boek is geschreven door
den bekenden Engelschen auteur K. R. G. Browne.