No. 30 VRIJDAG 21 DECEMBER 1934 941 Het klonk allemaal zeer vreemd voor Marita, en haar wangen waren doodsbleek, toen Hunty de werkkamer binnenkwam. Hij verbaasde zich, dat zij er was, maar wist zich vlug te herstellen. „U bent vroeg," zei hij, „wat iets heel ongewoons is voor een dame. Bent u klaar „Ja, heelemaal," zei Marita. „Mooi!" zei hij. „Ik heb een auto besteld die zal er over een paar minuten wel zijn." Terwijl zij op de komst van het voertuig wachtten, keek hij een paar brieven door, die op zijn bureau lagen hij praatte opgewekt met haar, zich tegelijkertijd met de correspondentie bezig houdend. Toen de auto kwam, was hij weer volmaakt kalm. Hij hielp Marita in den wagen en kwam naast haar zitten. Toen zij het huis verlieten, keek zij door het raampje, en er ging een rilling door haar heen, toen zij het gordijn voor een raam op de eerste verdieping een eindje opzij zag trekken, en het gezicht van juffrouw Morrison een seconde zichtbaar werd. En dat gezicht was verwrongen van haat. Het zou een gedenkwaardige avond voor Marita worden. Ten eerste was de zuster van Hunty niet op het station, maar hij ging naar het telegraaf- kantoortje op het perron, en kwam terug met de boodschap, dat zij getelegra feerd had zij was opgehouden, maar hoopte hen aan den schouwburg te treffen. Van dat oogenblik af was Marita zich bewust van een drukkend voor gevoel, de bange verwachting, dat er iets gebeuren ging. Hunty was uitermate hoffelijk, en deed al het mogelijke, om haar het uit stapje naar de stad aangenaam te maken. Zij gingen thee drinken in een voor naam restaurant, en waren van plan, een der musea te bezoeken, voor zij naar den schouwburg gingen. Het licht en het leven der stad hielpen mee, om een deel van Marita's gedruktheid te verdrijven bijna was zij vergeten, dat er een Simon Warren bestond, toen zij met Hunty door de vestibule van het restaurant liep, en de muziek van het orkest binnen hoorde. De tea-room was smaakvol versierd de kleurigheid der toiletten aan de volle tafeltjes gaf een levendigheid, die het jonge hart van Marita opvroolijkte. Haar geest, ietwat verziekelijkt door het lange verblijf in het stille, sombere ....is (ut geluk det oudets. huis buiten, leefde op onder den invloed van die zooveel opgewekter atmosfeer. Hunty vond een hoektafeltje voor twee personen dicht bij de deur. De thee werd gebracht, en lachend drong Hunty er op aan, dat zij als gastvrouw zou optreden. Hij kon prettig praten, en daar hij ongeveer iedereen scheen te kennen, die iets in de wereld beteekende, wist hij een massa ver halen te vertellen over de menschen, die om hen heen zaten. Zij nam zijn kopje van hem aan, om het nog eens vol te schenken, toen uit het wemelende tafereel voor haar een gestalte oprees, die alle kleur uit haar wangen verdreef, haar ials 't ware deed versteenen. Hunty boog zich naar voren en fluisterde bezorgd „Scheelt u iets Zij kon niet spreken bleef maar voor zich uit staren, haar blik gevestigd op den man, die op was gestaan van een tafeltje midden in de zaal, en naar de deur liep, met een dame aan zijn zijde. De wilde gedachte schoot door haar geest, dat de plotselinge overgang van de diepe, sombere stilte naar dit kleurige leven haar tijdelijk buiten zinnen had gebracht zij droomde.de man, die haar naderde, moest een geest zijn Het was Tony! Hij kwam dichterbij; hij had haar nog niet gezien; zijn aandacht werd te zeer in beslag genomen door de dame, die naast hem liep. Marita zette het kopje weer op tafel en stond op. En nu was Tony nauwelijks twee meter van haar verwijderd. „Tony fluisterden haar lippen. Hij keek opzij, zag haar hun oogen ontmoetten elkaar en juist toen zij verwachtte, dat hij uit zou roepen „Marita Jij wendde hij ziin blik van haar gezicht naar dat van Hunty, wendde zich toen meteen stellige beweging weer af en verliet met zijn gezellin het restaurant. Arme Marita Toen zij weer zat, keerde zij een bleek en gefolterd gezicht naar Hunty. „Hebt u hem gezien vroeg zij bevend. „Dat was Tony meneer Warren." Hunty's antwoord joeg een golf van blijheid in haar op, al dorst zij zichzelf het geloof niet te gunnen, dat haar oogen haar bedrogen hadden. „Welnee! U vergist u. Ik ken meneer Tony Warren heel goed. Ik geef toe, dat die heer veel op hem leek, maar u weet, dat waarschijnlijk iedereen een dubbelganger heeft. Misschien" hij zei dit eenigszins verwijtend „hebt u erg aan meneer Warren zitten denken, en toen heeft uw verbeelding...." Onder het tafellaken kneep zij haar handen in elkaar. Als zij zich vergist had, dankte zij God uit den grond van haar hart. Maar als haar geest zoo bedrieglijk was geworden, moest zij er zelfs niet aan denken, naar een schouwburg te gaan. Zij had nu nog maar één verlangen om terug te gaan naar huis. „Ik zal even met u meegaan naar den schouwburg," zei ze, „om mijn excuus bij uw zuster te maken, maar 't zou me heusch te veel vermoeien. Ik wil graag terug." Hij schikte zich met een welwillendheid, die hem zeer in haar achting deed stijgen. Hij was inderdaad zoo ridderlijk, als een ridder maar zijn kon, en zoo hij zich teleurgesteld voelde, was er toch niets van op zijn gezicht te lezen. Den heelen terugweg, tot zij het station bereikt hadden, tot zij een voet hadden gezet op de treeplank van het spoorwegrijtuig, deed Hunty niet de minste poging, om haar tot andere gedachten te brengen. Zij had het hoofd half omgewend, toen hij haar hielp instappen, en toen voor het eerst zag zij in zijn oogen een zwak spoor van de groote teleurstelling, die haar besluit hem gegeven had. ,,'t Spijt me ontzettend," zei ze. „U vindt me natuurlijk een echte dwaze, onlogische vrouw. Maar ik kan er niets aan doen. Als ik de voorstelling bij woonde, zou ik vast en zeker een scène gemaakt hebben, dat voel ik. U bent erg vriendelijk voor me geweest. Ik zal 't niet vergeten." „Ik zou met genoegen alles geven, wat ik bezit," zeiTiij met een zachte, onvaste stem, „voor het voorrecht, altijd vriendelijk voor u te mogen zijn." Er lag een liefdesverklaring op zijn lippen, maar Marita zorgde wel, dat hij die niet uitsprak. Er was maar één man, voor wien haar hart snel kon kloppen. En als haar oogen haar niet bedrogen hadden, dan had die man haar een pijn gedaan, zooals zij nooit tevoren gevoeld had. Zij kwamen terug op Huize Crofton. Juffrouw Morrison had hen natuur lijk niet verwacht, en er was geen diner voor hen klaar. De huishoudster mdt haar magere, scherpe gezicht kwam in de hall, en, zoo verbeeldde Marita zich, keek hen beiden achterdochtig aan. Hunty zei, kort en streng, als was hij gereed tot een krachtig optreden, als de vrouw het waagde tegen te spreken „Ik had graag dat we zoo gauw mogelijk eten kregen, 't Doet er niet toe wat. Hoe is 't met meneer Warren „Slaapt," zei juffrouw Morrison koel. En -- weer moest het verbeelding geweest zijn Marita had bijna kunnen zweren, dat er een spottend lachje over de magere trekken ging.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 13