DE MAN DIE NOOIT GAF 980 VRIJDAG 28 DECEMBER 1934 No. 31 EEN NI EU W3A A RS VER HA A L DOOR JOH. W. BROEDELET Hij was 'n rare kerel, eenzelvig, een beetje barsch en dikwijls aan den brominerigen kant. De lui mochten 'm dan ook niet erg. Bij z'n stug uiterlijk, z'n korte antwoorden, z'n scherpen blik en niet al te vriendelijke manieren was dat alleszins begrijpelijk. Toch mócht ik 'm, 'k wist niet precies waarom. In elk geval was-ie geen praatjesmaker. En mochten z'n uitlatingen over mensch en maatschappij dikwijls cynisch zijn, ze werden dan toch weer getemperd door iets in z'n blik, of-ie eigenlijk weer spijt had over wat-ie zei. Misschien begreep-ie, te ver te zijn gegaan in 't kort, 'k wist niet, wat 'k aan 'm had. Maar toch voelde ik me in z'n bijzijn op m'n gemak. Op Nieuwjaarsdag liep 'k toevallig langs z'n huis en dacht opeens „Als ik 'ns bij 'm opliep Hij zal wel gek staan te kijken, want wanneer ben ik eigenlijk 't laatst bij 'm ge weest Zeker wel 'n goed halt jaar geleden, en voor zaken. En nu op zoo'n dagNatuurlijk heeft-ie familie over. Enfin wat kan me gebeuren 'k Belde aan. Z'n oude dienst meid deed me open. Had ik ooit 'n andere bij 'm gezien Dat pleitte toch voor 'm Of zou 'n andere niet meer wennen bij zoo'n knorrigen ouden heer? Dat was óók mogelijk. „Is meneer thuisvroeg ik. De gedienstige had me al verwonderd aangekeken, als dacht ze „Wat doet die hier en van daag En ze zei „Ja, meneer. Op feestdagen gaat meneer nooit uit." „Veel bezoek informeerde 'k verder. „Gasten of zoo Ze schudde 't hoofd. Daarop kwam 't er langzaam bij d'r uit „Meneer is.met Kerstmis en Nieuwjaar en zoo.... altijd alleen. Ach, ja, dat gaat dan zoo, als je weinig met anderen omgaat." 'k Dacht even na. „Hm," zei 'k daarop. „Nu, vraag maar, of meneer me kan ontvangen." 'k Gaf m'n kaartje. Aan den kapstok in de hall, waar 'k wachtte, hing ongeveer niets. Dat maakte werkelijk 'n verlaten indruk Na 'n oogenblik kon ik binnen komen. „Hè, m'n waarde," kwam hij me spottend tegemoet. „Ben je verdwaald Hoezoo „Nou, met Nieuwjaar kun je toch wel lolliger visites maken dan bij mij, niet Of is er iets bijzonders „Heeiemaal niets bijzonders," kon ik naar waarheid getuigen en 'k drukte 'm de hand. Hij keek me 'n beetje wan trouwend aan. „Kom er maar rond voor uit," ging-ie dan verder. „Waarom zou je op dezen dag speciaal bij Het nieuwe jaar moge meer reden tot opgewektheid geven dan 1934. (foto Metro Goldwyn.) mij komen Kom je voor 'n goed doel misschien? Ben je door iemand gestuurd Hebben enkele.... goedhartige menschen" (hier kreeg z'n stem weer 'n aarzeling van spot), „haha, je er voor gespannen, om 'n aanslag op de beurs van medeburgers te doen en heb je toen ook aan mij gedacht Dan ben je aan 'n verkeerd adres, hoor Want geven doe ik niet, nooit Maar 'k verzekerde 'm, dat er van dat alles niets aan was, dat 'k zóó maar was aangekomen, in eens, omdat 'k toevallig z'n huis passeerde en dat 'k aanbelde, voor 'k 't eigenlijk recht wist. „Enfin, als je dat nu zoo zegt, zal 't wel waar zijn," zei hij, rustiger en peinzend. „Maar dan ben je niet goed bij je hoofd Enfin, je bent artist en zulke lui dóén van die gekke dingen. Ga zitten. Neem 'n sigaar en 'k zal je 'n glas port geven. Of heb je liever wat anders Maar gezellig is 't hier niet, hoor Want je bent bij Jan Bardes I" 'k Knikte eens, lachte, nam 'n sigaar en port en installeerde me allerluist in 'n makkelijken stoel. „Welzeker," schamperde hij, „ga jij daar maar

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 20