KWAKZALVER DE door Harold Bulton 986 VRIJDAG 28 DECEMBER 1934 No. 31 Wanneer de groote roode woonauto van mon sieur Franqois de markten en kermissen der plaatsjes van Noord-Frankrijk bezocht, trokken hij en monsieur Francois aller belangstelling. De eene zijde van den auto kon neergelaten worden; daarachter werden spiegels zichtbaar, waarvoor een rij electrische lichten schitterden en eenige toestellen stonden. Het was een winkel zoowel als een tooneel daarvóór, in het schijnsel der lichten, stond monsieur Francois, gekleed in rok en hoogen hoed, die de deugden van zijn electrische pillen verkondigde. Iedereen in Noord Frankrijk kende Frangois. Hij was zoowel een artist als een grappenmaker. Kort, dik en beweeglijk, kon hij uren lang praten, zonder dat zijn stem hem begaf. Af en toe, gedurende de voorstelling, slikte hij één van zijn eigen pillen. „Daar 1 Ik ben nooit moe 1 Ik ben nooit ziek Ik kan praten en den halven nacht werken. Sterk en krachtig." Dan keek hij even de schare rond. „En waarom Door mijn groote ontdekking der electrische pillen. Electriciteit Dat is het leven 1" Indrukwekkend lichtte hij zijn hoed op. „Ah Ja, de doktoren. Ha 1 Zij zijn jaloersch op mijn ontdekking. Ik breng de wetenschap mijn saluut. Ik ben niet jaloersch. Ik breng Volta en Pasteur mijn saluut. Ik ook heb mijn ontdekking gedaan." Hij spreidde zijn armen of hij de menigte wilde omhelzen. „Kom, ik zal u toonen, hoe deze wonder bare pillen geladen worden met de levenskracht der electriciteit. 't Lijkt eenvoudig. Alle werkelijk groote dingen zijn simpel." Met veel bombarie deed monsieur Francois dan een paar pillen in een glazen tube, stopte die ergens tusschen, draaide aan een paar stangen, en vonken vlogen rond. Eerbiedig keek hij naar de tube. „Daar 1 Het is gebeurd Slik deze pillen en u slikt leven, gezondheid, geluk." De vrouw van monsieur Frangois was klein en bescheiden, en zij aanbad haar man. Ik geloof zelfs dat zij werkelijk meende dat monsieur Francois een ontdekking gedaan had. 't Is zelfs mogelijk, dat Francois, door de bewondering van zijn vrouw en zijn jarenlange declamaties, dat zelf ook was gaan gelooven. In de kleine binnenruimte van den auto, slaap kamer, salon en eetkamer tegelijk, hadden zij ontbeten, waarna Francois achter het stuur ging zitten en met den auto den weg naar Paradis opging. „Frangois," zei zijn vrouw, „ga liever met naar Paradis. Je weet dat de dokter daar je niet mag. Hij heeft je een kwakzalver genoemd. Ik houd niet van Paradis." Monsieur Francois lachte en zwaaide met zijn eenen, vrijen arm. „Ha, ha, vrouwtje Die dokter, die is jaloersch. Ik ben niet bang voor hem. Hebben we niet altijd veel verkocht in Paradis?" Monsieur Francois' vitaliteit was zoodanig, dat hij gewoonlijk, als met één slag, de bezorgdheid van madame Francois wegvaagde. Maar, wonder lijk genoeg, op dien warmen Junidag, op den weg naar Paradis, lukte het hem niet. Hij voelde zich kil en toch transpireerde hij ergens van binnen voelde hij een knagende pijn, en hij moest zich verzetten tegen lusteloosheid. Madame Francois keek hem bezorgd aan. Maar 't was alleen de hitte, verklaarde Frangois. Vooruit, naar Paradis. Zaken waren zaken. Dus stond hij tegen den avond met den rooden, open geslagen auto op het marktplein van Paradis, tegenover het groote huis van zijn vijand, dokter Georges Blanc. Monsieur Frangois lichtte zijn hoed op voor de verzamelde menigte en begon zijn speech af testeken. De spiegels schitterden, de toestellen en pillentuben glinsterden in het licht. Monsieur Frangois besloot een dubbel krachtige speech te houden. De situatie eischte het. Want opzij van de menigte zag hij de lange, schrale, sombere gestalte van Dr. Blanc, met zijn sarcastisch gezicht. Maar vreemd, hier op het marktplein leek de hitte nog wel grooter dan dien middag op den boomloozen weg. Hij vroeg, wat hem nog nooit was gebeurd, een glas water aan madame Francois. Bezorgd reikte zij het hem toe. Gelukkig, hij was bijna door zijn speech heen. Moedig keek hij in de richting van den dokter. Hij spreidde zijn armen uit. „Gezond Ben ik ooit ziek geweest Nooit. Dank zij mijn pillen. Maar in Paradis zijn wel ziekten. Ik daag uw eminenten geneesheer uit, dat te ontkennen." De menigte schuifelde en keek in de richting van den dokter. Dr. Blanc voelde half spijt dat hij gekomen was. 't Was beneden zijn waardigheid. Maar hij was een vechtlustig man, bovendien een weduwnaar, die alleen voor zijn wetenschap leefde, en niet dulden kon dat kwakzalverij die wetenschap aanrandde. Zijn scherpe oogen keken naar monsieur Francois. L „Ik ben geen leugenaar!" Monsieur Frangois boog. „Dat is een goed ant woord. Monsieur zegt de waarheid. Hij bekent...." Maar Dr. Blanc's harde stem sneed hem af. „Maar die man is een leugenaar Ik heb zijn pil len geanalyseerd. RommelNiets Hij is een leu genaar. Hij praat u over gezondheid, en zegt dat hij gezonder is dan één van ti. Maar hij is zelf ziek. Ik zie van hieruit dat die man ziek is." De menigte, die geïnteresseerd luisterde naar de stem van haar dokter, keek naar den kleinen man bij den auto. Een doodsche stilte viel. Want het was duidelijk dat daar iets gebeurde. De pijn in zijn lichaam voelde hij opeens acuut worden. Onhoud baar Zijn mond vertrok, zijn oogen zonken weg. Plotseling en onverklaarbaar voor de starende menigte, was het duidelijk dat monsieur Francois ziek was. Het was een catastrophe. Even nog zagen Dr. Blanc's harde oogen in zijn richtingtoen keerde de medicus zich om hij wandelde langzaam weg. Verwarde stemmen klonken uit de menigte maar daarbinnen was de kreet hoorbaar van madame Frangois. Zij schoof de gordijnen opzij, trok haar man naar binnen beiden verdwenen. „Heb ik niet gezegd, dat Paradis een ongeluks plaats is?" zei madame Francois. „Ah, die dokter," kreunde Frangois „die dokter met zijn duivelsoogen. Goed, wc zullen gaan. Maar met eere." En met inspanning van alle krachten lukte 't hem den wagen op gang te brengen. Langzaam reed hij doorde menig te, groette links en rechts. „Adieu, vrienden. Een kleine inzinking, ik heb een paar pillen ingenomen nog een dag rust en ik kom terug." Maar even buiten Paradis moest monsieur Frangois stop pen. Hij kon niet meer. Kreu nend boog hij zich over het stuur. „O, die pijn I" Madame Francois omhelsde hem hielp hem in den wagen, op bed. Daar lag hij, bibberend, klappertandend. „O, die vreeselijke pijn." Madame Francois keek hem wanhopig aan, stond toen op en kuste hem. „Blijf stil liggen, Francois. Ik ga den dokter halen." Voor hij iets kon zeggen, was zij weg. Dr. Georges Blanc keek over zijn brilleglazen naar een klein vrouwtje, dat hakkelend haar verzoek deed. ,,'t Is erg impertinent, mon sieur, bij u te komen, maar mijn man is zoo ziek," besloot zij. Dr. Blanc leek meer dan ooitop een ouden, knorrigen grenadier. Dit is het Noordelijkste puntje van Europa, de Noordkaap in Noorwegen. Tegen de hooge rots steken de schepen klein en nietig af. „Madame, ik begrijp 't. Ik ga direct mee. Ik ben tot uw dienst, madame." Zoo liepen in den zomernacht de dokter en de vrouw van den kwakzalver over den weg. „Mon sieur," zei de vrouw, „neem 't ons niet kwalijk. Wij doen op onze wijze ook een beetje goed." „Madame," zei de dokter, „het geloof van de menschen helpt hen dikwijls." Zij bereikten den auto, en gingen binnen. „Hoe is het, lieve? Hier is de dokter uit Paradis." Het doodsbleeke gezicht van monsieur Francois keerde zich in zijn richting. „Ah, monsieur. Ik maak mijn excuses. Ik wensch mijn woorden in te trekken „Kalm, monsieur,"zei de dokter. „Ik zal ti onder zoeken." Het was blindedarmontsteking. Operatie was nood zakelijk. Er was niet veel tijd. Peinzend keekdr. Blanc naar den kleinen kwakzalver en zijn vrouw. „Ik rijd li naar mijn huis ik heb een goede kamer. Ik zal een vriend, een chirurg, opbellen om te opereeren." De bewoners van Paradis hadden de vólgende dagen hun sensatie! Monsieur Francois, de pillen- kwakzalver, verpleegd in het huis van dr. Georges Blanc. Ah, hun dokter mocht dan een brombeer zijn, hij was toch een kérel, een goed mensch. Maar monsieur Francois, toen hij, hersteld, met tranen in de oogen afscheid van den dokter had genomen, was een geheel ander man geworden. Den menschen pillen aansmeren nee, hij kon 't niet meer. Madame was het met hem eens. Negen maanden later verscheen de roode auto weer in Paradis. Uiterlijk dezelfde. Maar de neer gelaten zijwanden toonden een soort winkel met kunstaardewerk, kantwerk en naaimachines. Monsieur Francois had nu een reizend agentschap. Hij trad op als van ouds en demonstreerde zijn naaimachines. Hij deed het schitterend en met overtuiging. Zijn vrouw zag er gelukkig uit. In den wagen speelde een kleine Frangois. Na de speech bezocht Monsieur Frangois dr. Georges Blanc. „Monsieur, ik blijf u altijd dankbaar. Daarom verkoop ik nu naaimachines. Ik ben een dokter voor zieke naaimachines. Nee, het is geen bluf De dokter trok een flesch wijn qpen. „Monsieur, ieder zijn eigen wetenschap. Ik breng mijn saluut aan de uwe. Met genoegen wil ik een van uw^naai- machines koopen." Fran gois zei„Monsieur, laat ons eerlijk zijn. Ik heb al een naaimachine verkocht aan uw huishoudster."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 26