No. 31
VRIJDAG 28 DECEMBER 1934
989
De tneloenenuerkooper te Smyrna
gebruikt zijn handelsmaar als
rustbed voor het middagslaapje.
„Dat is waar," antwoordde Brown
ernstig, „en 't zou me echt spijten, als
u er boos om was."
„Ik amuseer me er alleen mee,"
zei ze. ,,U zult zien, dat Charles u
veel te siim af is."
Er stond een kaarttafeltje bij het
raam en daar lag een spel kaarten op,
nog in de origineele gesloten verpak
king. Brown ging er naast op de ven
sterbank zitten en keek fronsend
naar het spel kaarten, alsof hij, om
een kind pleizier te doen, zich ernstig
in een simpel raadsel verdiepte.
„Hebt u Charles misschien lief
vroeg hij na een pauze.
„Liefde vroeg Louise met over
dreven nadruk, en zij begon hartelijk
te lachen. „Dat is ouderwetsch. Iets
van achttiennegentig, zegt men."
„Dan wordt mijn taak veel makke
lijker," zei Brown, „hoe ook de uitslag
moge zijn. Wat is die Charles voor een
klant, Louise
„Buitengewoon gezellig," ant
woordde zij, met een nieuwsgierigen
blik naar den luien man naast haar.
„En aardig vjug in z'n hoofd
tenminste."
„In z'n hoofd?" vroeg Brown.
„Ja," antwoordde zij. „Hij is
kreupel, zie je. Loopt alleen op de
voorste helft van zijn rechtervoet. Is eens gevallen, in Indië, toen hij polo
speelde tegen de ploeg van den onderkoning."
„Europeaan, hè zei Brown.
„Ja," zei ze. „Hij heeft een titel, maar hier in Amerika laat hij zich gewoon
„mijnheer" noemen."
Brown haalde zijn sigarettenkoker te voorschijn, en zij nam een sigaret,
zonder daartoe uitgenoodigd te zijn. Zij was een product van modernen om
gang en moderne buitensporigheid, maar de frischheid van haar jeugd was
een betoovering.
„Wat doe je, als ik merk. dat er iets aan hem mankeert vroeg Brown,
terwijl hij de sigaret voor haar aanstak.
„Weet ik niet," antwoordde zij, den rook inhaleerend, en zich optrekkend
in de kussens. „Waarschijnlijk met jou trouwen."
„En weet je eh ken je mijn beroep?" vroeg Brown rustig, terwijl
hij een sigaret voor zichzelf aanstak.
„Natuurlijk," antwoordde zij. „Je bent een soort overtreffende-trap-detec-
tive uit New York; een betere speurhond. Dat maakt geen verschil. Ik vind
je wel aardig en je kunt je duister verleden vergeten. Misschien laat ik dan
mijn haar wel groeien."
Brown scheen hier even zwijgend over na te denken.
„Ik zal er eerst eens met Charles over moeten praten," zei hij eindelijk.
„Dat zou keurig zijn, maar een beetje ouderwetsch," antwoordde Louise,
de asch van haar sigaret op den grond wippend. „Hij zal je met alle genoegen
al mijn kuren vertellen, uit dankbaarheid, dat je hem uit mijn geweldige klau
wen hebt laten ontsnappen. Ik meen het Waar grinnik je om
„Ik dacht net," zei Brown, „dat ik misschien maar 't verstandigste deed,
als ik hem in je klauwen liet."
Louise zat plotseling rechtop. „En dat zeg je, nadat ik je practisch pas
ten huwelijk gevraagd heb riep zij uit. „Maar 't zal mijn verdiende loon wel
zijn. Wat ik zeggen wou, vader heeft tegen moeder verteld, dat je gedachten
kon lezen: Doe 't dan nu eens bij mij."
Brown grinnikte. „Da's makkelijk," zei hij. „Je verwacht iemand, die
ieder oogenblik komen kan."
„Hoe weet je dat vroeg zij, eenigszins verbaasd.
„Je hebt meermalen je oor naar de deur gekeerd," verklaarde Brown.
„Maar dat is geen gedachten lezen," antwoordde zij.
„Goed, dan zal ik een eindje verder gaan," ging Brown voort, haar met
een flauw lachje aankijkend. „Je zou een man of een vrouw kunnen verwach
ten, maar 't is een man. 't Zou je vader en 't zou Charles Haveland kunnen
zijn, maar 't is Charles. Heb ik gelijk
„Ja," gaf zij toe. „Da's heel aardig, maar je kunt wel gelukkig geraden
hebben."
Brown liep naar het biljart en liet één der ballen langs de randen rollen,
met zijn rug naar haar toe staande.
„Dan zal ik iets moeilijkers voor je doen," zei hij. „Kies 'n kaart uit dat
spel daar op tafel, dan zal ik den naam van de kaart uit je gedachten
lezen
Hij bleef staan, zooals hij stond, terwijl zij het nieuwe spel kaarten uit
pakte en er één kaart uit koos. Zij dacht even na, en stopte de kaart toen
onder het kussen, waar zij op zat.
„Klaar riep zij.
Brown keerde zich om en kwam weer naar het raam. Hij kwam naast
haar zitten en probeerde haar gedachten te lezen, door in haar oogen te sta
ren. Ondanks al haar zelfvertrouwen vond zij het moeilijk, den strakken blik
van zijn grijsblauwe oogen te beantwoorden.
„Nu begin ik uit je gedachten de kaart te lezen," zei Brown met kalme
zekerheid."
„Ik wed dat je 't niet kunt," antwoordde zij een beetje gespannen.
„De kaart," vervolgde Brown, zonder zijn oogen van haar gezicht af te
wenden, „is zwart of rood, en 't is rood. 't Kan harten of ruiten zijn, en 't is
ruiten, 't ls een pop of een nummerkaart, en 't is een pop. Dus moet het de
boer, de vrouw of de koning zijn. De kaart, dierbare Louise, is harten
vrouw."
„Ongeloofelijk riep Louise, en zij haalde de kaart onder 't kussen
vandaan en wierp haar op tafel bij de andere kaarten. „Je hebt gelijk, Brown!
Nee, ik zal nu toch maar Amandus zeggen, 't Was prachtig. Als 't nog lang
duurt word ik ouderwetsch over je."
Opeens keerde zij zich van hem af en keek naar de deur. Er klonk het
geluid van voetstappen, vergezeld door het tikken van een stok, op den parket
vloer.
„Daar is Charles," zei Louise. „Ik zal hem zeggen, dat hij ook zooiets
moet doen."
De man, die binnenkwam, groot en stevig ondanks zijn gebrekkigheid,
bleef een oogenblik op den drempel staan. Hij had het voorkomen van krach
tig zelfbewustzijn, dat sommige buitenlanders in Amerika aannemen.
„Iemand thuis riep hij. „O, zit je daar in de vensterbank te flirten. Wie
is dat vriendje, Louise
,;Knaap uit New York," antwoordde Louise. „Kom maar kennis maken.
Hij heet Brown."
„O, zeker een pseudoniem, hè?" schertste Charles, met behulp van zijn
stok langzaam aanstrompelend. „Enfin, als je 't er bij wilt laten, zal ik hem
Brown noemen. Ben zooeven een vreeselijk aardig meisje tegengekomen.
Heette ook Brown."
Haveland liep zeer moeilijk. Slechts het voorste gedeelte van zijn rechter
voet raakte den vloer, en den stok droeg al het gewicht.
„Louise heeft me zooeven ten huwelijk gevraagd, Charles," zei Brown,
toen Haveland de vensternis bereikte.
„Best, jongen," zei Haveland. „Zij vraagt iedereen, maar ik ben de eenige,
die haar vraagt."
„Nu meen ik 't, Charles 1" riep Louise. \mandus kan gedachten
lezen."
„O, heet hij nu Amandus," zei Haveland. „Als ze je maar half zoo ge
plaagd heeft, als ze mij doet, ben je bepaald erg leuk geweest, Brown."
„Geweldig leuk," antwoordde Brown: „maar ze heeft helaas den heelen
tijd zitten luisteren, of jij nog niet kwam."
„Niet waar 1" riep Louise.
„Luisterend naar het getik van den stok van den kreupelen beminde,"
zei Haveland luchtig. „Ontken 't maar niet, snoes. Het warmt mijn hart en
maakt me weer jong."
„Antieke praat, ik schaam me over je," zei Louise. „Ik wil wedden, dat
ie iets niet kunt, wat Amandus zooeven gedaan heeft."
„Wat heeft hij dan gedaan vroeg Haveland.
„Ik heb een kaart uit een nieuw spel gehaald, en hij heeft uit mijn gedach
ten gelezen, welke 't was," vertelde Louise.
Haveland lachte goedmoedig, ,,'t Oude kunstje," zei hij. „Hij heeft je
een bepaalde kaart opgedrongen. Daar moest je niet inloopen, Louise."
„Dat heeft hij niet!" antwoordde Louise. „Ik heb de kaart uit 't spel
gehaald, terwijl hij bij 't biljart stond. Hij heeft geen kaart aangeraakt. Dat
kun jij niet, Charles."
,,'t Klinkt heel aardig," zei Haveland. „Doe 't nog eens, Brown."