No. 31 VRIJDAG 28 DECEMBER 1934 991 Poesenspel. „Maar, beste kerel zei Brown langzaam. „Je trekt toch niet in twijfel, wat Louise zegt „Hij probeert tijd te winnen, om uit te denken, hoe je't gedaan hebt, meneer de toovenaar," zei Louise. „Nu, hoe hèb je 't gedaan vroeg Haveland ronduit. „Puur gedachten lezen, vrind," zei Brown, met een rustig lachje. cv 'Mt opeens een zekere spanning gekomen tusschen Haveland en Brown. Er was zelfs eenige vijandigheid in Have- land's houding, toen hij met één knie op een stoel knielde en zich ietwat naar Brown overboog. „Wou je soms wedden, dat ik geen gedachten kan lezen vroeg hij koel. Brown bemerkte, dat er iets in Haveland veranderd was. Hij zag, dat diens hand den stok krachtiger omvatte, en zijn oogen fotografeerden den kreupelen voet, die door de knielende houding boven den vloer hing. „Goed," zei Brown. „Ik wed om een briefje van honderd." „Mijn tooverkracht is meer waard," antwoordde Haveland eenigszins minachtend. Maar Louise kwam tusschenbeide. „Luister naar mij I" riep zij Haveland toe. „Je doet dat kunstje zonder dat er gewed wordt. Ik meen 't I" „Uwe Majesteit beveelt, en er is geen weddenschap meer," zei hij. Zonder verdere woorden ging Haveland op den stoel bij rrït kaarttafeltje zitten en zette zijn stok rechtop tusschen- zijn knieën. Hij schoof het spel kaarten naar Brown, die het snel schudde en toen weer op tafel legde. Haveland nam de kaarten op en begon langzaam te geven, vijf kaarten aan Brown tn vijf kaarten aan Louise. Brown had hem scherp in het oog (jehouden, maar geen ongeregeldheden ontdekt. „Jullie hebben iedereen poker-spel," zei Haveland. „Kijk je kaarten als je wilt." Brown keek zijn kaarten met de behoedzaamheid van den echten kaarter, maar Louise deed een stap achteruit, zoodat noch Haveland noch Brown met mogelijkheid haar kaarten kon zien, terwijl zij ze keek. Enkele seconden staarde Haveland strak naar zijn twee metgezellen. „Jouw hoogste kaart is schoppen tien, Louise," zei hij. „En lij hebt twee zevens, Brown, schoppen en ruiten." Louise wierp met een verbaasden uitroep haar kaarten tafel. „Uitstekend I" zei Brown. „Een mooi nummer, vriend marles." „En nu vertellen jullie me allebei, hoe je die kunstjes -<an hebt," zei Louise nadrukkelijk. „Met alle genoegen, Louise," antwoordde Brown vlug. e zult je herinneren, dat ik telkens twee mogelijkheden oemde. Ik zei, dat 't rood of zwart was, dat 't een pop was of een nummerkaart. Je hebt een erg gevoelig gezicht en een heel fijnen neus. Ik heb me geoefend in 't nauwkeurig waarnemen van gezichten. Ms ik de juiste mogelijkheid noemde, probeerde je op te houden met denken, zoodat ik je gedachten niet kon lezen. Door die inspanning ging je neus vleugel een heel klein beetje trillen." „Dat is heel knap, Amandus Brown," zei Louise ernstig. „En nu jij, Char les. Hoe heb je 't gedaan Je hebt geen mogelijkheden genoemd. Je keek ons laar aan, en toen kon je zoo onze kaarten noemen. Hoe heb je 't gedaan v „Lieve kind," antwoordde Haveland, „ik heb echt gedachten gelezen." „En eh.gebruikt u die kunst van gedachtenlezen ook, als u met meneer Bardin poker speelt vroeg Brown. Het was geen vriendelijke vraag. Brown had een opzettelijke uitdaging uit gesproken en Charles kwam dreigend overeind, terwijl hij zijn stok op de tafel legde en greep, alsof hij hem als wapen op wilde heffen. Brown deed snel 'n stap vooruit en legde zijn hand op het einde van den stok, waar het op de tafel rustte. „Je bent Keleedigend riep Haveland. „Louise," zei Brown, „wil je, dat ik je vertel, hoe Charles zijn kunstje gedaan heeft Goed nadenken voor je antwoordt." „Kerel, wat bedoel je?" vroeg Haveland boos. Plotseling rukte Brown met een snelle beweging den stok uit Haveland's vingers hij verwijderde er zich mee van de tafel. Hij bekeek snel het zilveren bandje, dat boven om den haak zat. „Geef hier dien stok, ver.riep Haveland. „Wat is je antwoord, Louise vroeg Brown. „Wil je 't weten of zal ik mijn mond houden Het meisjesfiguurtje in 't groen kwam .snel tusschen de twee mannen. Zij eek Haveland aan, die beefde van bedwongen toorn, en Brown, die opge wonden maar vastberaden leek. „Eén van jullie tweeën heeft een fout gemaakt," zei ze na een korte stilte, „en die 't is, gaat 't huis uit. Vechten jullie 't maar uit." Onmiddellijk hield Brown den stok zoo, dat zij het zilveren bandje rond om den haak zien kon. Langzaam draaide hij den stok om en toonde een klein spiegeltje. „Haveland zet den stok tusschen zijn knieën," legde Brown uit, „en hrj weft boven dit spiegeltje. Terwijl hij geeft, ziet hij iedere kaart, die dé 'andere frs krijgen." Maar Charles Haveland gaf zich niet gewonnen. In die crisis werd hij zelf opeens weer meester en hij lachte. „Je vergist je leelijk, Brown," zei hij, „maar ik zal 't je vergeven, omdat je als gast hier in huis bent. ik ben in den oorlog spion geweest en ik heb dat spiegeltje gebruikt, om een straat door te kijken, die op de grens lag tusschen een neutraal land en een der oorlogvoerende mogendheden. Maar ik heb er nooit gebruik van gemaakt bij 't kaarten." „Als dat zoo is," antwoordde Brown, „zal ik excuus vragen en onmiddellijk dit huis verlaten maar dan moet u dat gedachten-leeskunstje nog eens doen terwijl ik dezen stok vasthoud." Weer lachte Haveland en hij erkende openhartig, dat hij bij dit kunstje gebruik had gemaakt van het spiegeitje. t Was maar 'n aardigheid," betoogde hij. ,,'t Ging niet om geld." Louise keek nadenkend. Zij was niet heelemaal overtuigd door Brown's beschuldiging en zij voelde, dat er iets haperde aan de zelfverdediging van Haveland. Vóór zij iets zeggen kon, legde Brown den stok over zijn knie en krakte hem in twee stukken. „Een zeer ridderlijke daad tegenover een kreupel mensch," zei Haveland met een minachtend schouderophalen. „Absoluut niet, Haveland," antwoordde Brown. „Je bent niet kreupel." „Hij is wél kreupel I" riep Louise verbaasd uit. #„Toeh met," zei Brown. „Hii loopt op de voorste helft van zijn rechtervoet ter eere van zijn poker-vrienden om een voorwendsel te hebben, om dien goochelstok mee aan de kaarttafel te brengen. Ik waag mijn reputatie op een medisch onderzoek." Haveland stak langzaam een sigaret op en liep zwijgend de kamer uit. Zijn schreden waren vast en er was geen spoor van kreupelheid. „Hoe.hoe hebt u 't ontdekt vroeg Louise mat, terwijl ze slap op de vensterbank ging zitten. ,,'t Was doodeenvoudig," antwoordde Brown. „Zoo gauw ik ontdekte, dat hij niet kreupel was, werd mijn aandacht vanzelf op dien stok gevestigd, en toen doorzag ik het kunstje." „Maar.maar hoe wist u, dat hij niet echt kreupel was vroeg hij. „Dat was ook heel eenvoudig," antwoordde Brown. „Toen hij op dien stoel knielde, zag ik, dat zijn rechterhak een beetje afgesleten was en dat kon nooit gebeurd zijn, als hij altijd op de voorste helft van dien voet liep." Louise wendde haar gezicht van Brown af om uit het raam te kijken. „Ik voel me niet erg lekker," zei ze, „maar ik ben tenminste blij, dat ik niet ouderwetsch over hem geweest ben." „Ja," zei Brown, ,,'t Is een groot geluk, dat je niet verliefd op hem was. En wilt u nu even aan uw vader gaan zeggen, dat ik mijn werk kiaar heb

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 31