Kunstrijderspaar op de ijsbaan te St. Moritz.
het kunstrijden wordt beoefend, ziet men dan ook
dezelfde figuren rijden.
Daar dit artikel te uitgebreid zou worden door
het bespreken van al deze figuren, zal ik mij tot de
eerste (en de gemakkelijkste) bepalen.
Figuur 1. De 8 voorwaarts buitenwaarts. Ge
tracht moet worden om de eerste 8, die gereden
wordt, al dadelijk voldoende grootte te geven,
want de volgende achten moeten het spoor van de
eerste ongeveer dekken. Men vertrekt dus van een
bepaald punt en tracht dan met één afzet ditzelfde
punt weer te bereiken en daarbij een zoo zuiver
mogelijken cirkel met den buitenkant van het ijzer
in het ijs te griffen. Hetzelfde tracht men naar de
andere zijde met den anderen voet te doen, waarna,
door de twee elkaar rakende cirkels een 8 in het ijs
komt te staan.
Bij wedstrijden of testen moet iedere figuur drie
maal worden gereden en stilstaande worden begon
nen.
De figuren 2, 3 en 4 zien er wat de sporen in het ijs
betreft, gelijk uit als figuur 1, dus ook als een 8
zij worden echter anders gereden. Zoo moet
figuur worden gereden voorwaarts op den binnen
kant van de schaats figuur 3 achterwaarts op den
buitenkant en figuur 4 achterwaarts op den binnen
kant.
Wij kennen verder nog den slangenboog, de lus,
de 3, de dubbele 3, de tegen 3, de wende en tegen-
wende, de 8 op eén voet (dus met één afzet een
geheele 8 rijden), de paragraaf figuren, waarbij men
bijv. na één afzet een 3, een slangenboog en weer
een 3 rijdt enz. In totaal, zooals gezegd, 41 figuren,
die in ieder land gelijk zijn en in ieder land ook
hetzelfde nummer dragen.
In verschillende landen heeft men deze 41 figuren
in drie, vier tot zes klassen ingedeeld. Men moet
dan op onbereden ijs de voor de gewenschte test
vereischte figuren voor een internationaal erkende
jury rijden. Iedere figuur moet stilstaande worden
begonnen en driemaal worden gereden. Haalt men
het voor de proef vastgestelde aantal punten, dan
verkrijgt men een diploma met een bronzen, zil
veren of gouden medaille (zooals onze landgenooten
mej. Olga Schiffelers en de heer C. J. de Voogd,
over wie straks meer) naar gelang van de klasse van
de test.
Het is aan geen twijfel onderhevig dat thans ook
de Kon. Ned. Schaatsenrijders-Bond met eene
indeeling voor den dag zal komen en men de testen
ook in ons land zal kunnen ondergaan. De eischen,
die verder aan de z.g. plicht- of schoolfiguren worden
gesteld, zijn
le. Correcte teekening in het ijs.
2e. De goede houding en de beweging van den
rijder.
3e. De dekking van de sporen in de driemalige
herhaling.
4e. De grootte van de figuur (zoo groot mogelijk
te rijden).
Nummer één, waarop
dus bij de wedstrijden
en testen door de jury
wordt gelet, is de correcte
teekening in het ijs. Daar
om is voor dergelijke
evenementen het rijden
op onbereden ijs geboden.
Het spreekt dus van zelf,
dat rijders-in-training ook
ijs noodig hebben, waar
op zij hun sporen kun
nen terugvinden. Het is
noodig, dat zij hun figuur
kunnen controleeren. Hier
mag de directie van onze
eerste kunstijsbaan te
Amsterdam wel eens aan
dacht aan schenken.
Kunstrijders, die, door
werkzaamheden of an
derszins, alleen maar des
avonds kunnen trainen,
vinden dan een afgereden
baan.
Op zulk ijs worden geen
goede kunstrijders ge
kweekt. Noodig is wat men o.m. te Weenen doet,
n.l. de baan eenige malen per dag bespuiten.
Het kunstrijden is in twee deelen verdeeld.
le. De school- of plichtfiguren, die hierboven zijn
besproken.
2e. Het vrije rijden (Kürlaufen).
Het vrije rijden bestaat uit een groot aantal
passen, pirouetten, sprongen, spiralen, enz. waaraan
allerlei onderdeelen van de schoolfiguren ten grond
slag liggen, hetgeen impliceert dat men zich eerst
met die schoolfiguren vertrouwd moet maken, al
vorens zich aan het vrije rijden te wijden.
Bij de groote wedstrijden is "gewoonlijk het rijden
van 5 of 6 schoolfiguren verplichthet lot wijst
doorgaans aan, welke figuren moeten worden gere
den, terwijl tevens 3, 4 of 5 minuten vrij rijden wordt
verlangd (in welk kort tijdsverloop een heel pro
gramma moet worden afgewerkt).
En nu iets over
het walsen
op het ijs, hetgeen voor velen een heerlijk onderdeel
van het kunstrijden is.
Om onze lezeressen te animeeren (zou dit nog
noodig zijn laten wij dadelijk volgen dat het walsen
moeilijker lijkt dan het is. Voor den heer bestaat
de wals uit den boog voorwaarts buitenwaarts en
de 3 voorwaarts buitenwaarts. Voor de dame is het
iets moeilijker, daar zij den boog achterwaarts
buitenwaarts moet rijden en zij ook de 3 moet kun
nen maken. Heer en dame moeten deze figuren in
dividueel oefenen om haar daarna paarsgewijze te
rijden. Daar, in normale gevallen, beiden dan eenigen
„steun" aan elkaar hebben, valt het leeren walsen
werkelijk mee. Wordt de wals met ruime figuren
gereden, dus niet te peuterig, dan levert zij een
elegant schouwspel op.
Aan het slot van dit artikel willen wij het nog
even hebben over onze kunstrijders te Amsterdam
en over de kunstrijders in het buitenland, die reeds
zooveel langer kunstijsbaan-ervaring hebben.
De buitenlandsche kunstijsbanen zijn gewoonlijk
's morgens, 's middags en 's avonds telkens gedurende
een drietal uren geopend. In de tussclien liggende
uren wordt de baan geveegd en besproeid.
Komen nu de buitenlandsche kunstrijders, laten
we zeggen om 8 uur, op de baan, dan besteden zij
(van den beginneling af tot den wereldkampioen
toe) tenminste 1 uur aan de beoefening van de
schoolfiguren, eerst daarna wordt tot het vrije
rijden overgegaan. Voor het rijden van hun school
figuren kiezen zij zich een bepaald punt op de baan,
zij rijden daar hun achten, drieën en lussen, en blij
ven vrijwel op dezelfde plaats. Te Amsterdam ziet
men op het voor kunstrijden afgezette gedeelte
de meeste rijders zich dadelijk aan het vrije rijden
wijden, ongeschoold van beweging en veelal te
woest en te wild, waarbij dan nog de fout wordt
begaan van achteruit te rijden zonder om te zien,
hetgeen voor henzelf zoowel als voor hun mede
beoefenaars zeer gevaarlijk is.
Als algemeene aanbeveling geldt dan ook be
oefen éérst de schoolfiguren, liefst onder leiding
van een trainer.
In ons land is het kunstrijden o.m. als gevolg van
de korte ijs-winters, tot nog toe maar weinig be
oefend. Voor zoover ons bekend, zijn er maar twee
landgenooten, die ten overstaan van een inter
nationale jury hun proeven van bekwaamheid met
succes hebben afgelegd. Het zijn onze te Brussel
woonachtige landgenoote mej. Olga Schiffelers
(thans mevrouw Olga Postiaux-Schiffelers) en de
heer C. J. de Voogd uit Den Haag.
Dit tweetal heeft in Zwitserland op het terrein
van de Club de patinage de Lausanne en op dat van
de Schlittschuh Club St. Moritz zoowel de internati
onale bronzen als de internationale zilveren medaille
behaald, waarvoor, zooals reeds in dit artikel is
aangegeven, de eischen zeer hoog zijn.
Wij willen dit artikel niet besluiten zonder een
woord van lof te brengen aan het bestuur van de
stichting Sportfondsen te Amsterdam, welk insti
tuut ons de Eerste Nederlandsche Kunstijsbaan
heeft bezorgd.
Wij hebben al van heel wat plannen gehoord van
sport- en ijspaleizen, die niet verwezenlijkt werden
doordat bij de groote ,sommen de rentabiliteit te
onzeker was, en wij hooren er als het ware dagelijks
nog van. Maar het bestuur van de 'Sportfondsen
was bescheidener in opzet, doch bereikte wat het had
voorgestaan. En daarom, steunt allen deze sportieve
onderneming in haar plan om ook Den Haag een
kunstijsbaan te bezorgen.
Sonja Henie, wereldkampioene in het kunstrijden,
imiteert Anna Pavlova's beroemden dans „De Stervende
Zwaan" op de schaats.