13
Er zat een vrouw te lezen onder een lamp met
een groene kap. Zij moest vroeger knap geweest
zijn, maar was met den middelbaren leeftijd
zwaarlijvig geworden haar neus was echter fijn
en scherp gebleven als de snavel van een vogel
stak die vooruit van haar dikke, frissche gezicht
met blauwe oogen. In haar jeugd had zij pony ge
dragen, en zij had nooit aanleiding gevonden, om
daar verandering in te brengen. Zij droeg een zwarte
zijden japon met fijne witte ruches aan den hals,
en dichtgehouden door een gouden speld met mozaïek.
„Juffrouw Gore," zei Eccles, „ik heb een vriend
uit Engeland meegebracht, die graag een kop thee
zou hebben."
Juffrouw Gore zette haar bril af en keek den gast
aan. „Gaat u zitten," zei ze.
„Rosie," riep zij achterom in de richting van
de keuken, „hier is meneer Eccles 0111 zijn thee-
Breng maar twee kopjes."
Lord Robert ging zitten en keek lmt vertrek rond.
Het was gezellig gemeubileerd, met degelijke ma
honiehouten meubels, die in 't midden der negen
tiende eeuw gemaakt waren en twintig jaar geleden
van boven hierheen waren verhuisd.
Hij keek naar het boek, dat opefi voor hem lag.
„U leest een werk van Marion Crawford, zie ik,"
zei hij.
„Ja," zei juffrouw Gore, „ik mag hem graag,
't Is een goede schrijver en altijd netjes. Je hoeft
tenminste niet bang te zijn, om zoo'n boek te laten
slingeren, als je een meisje als Rosie in huis licbt.
Die boeken van tegenwoordig. ik begrijp niet,
waar ze soms de brutaliteit vandaan halen, om ze
te schrijven."
,,'t Is een soort trots van de schrijvers, denk ik,"
antwoordde lord Robert, „omdat ze van zulke
vuiligheid zooiets ongeloofelijk vervelends kunnen
maken."
Juffrouw Gore lachte luid haar lieele lichaam
schudde en Eccles, die zijn jas en hoed in de kast
was wezen hangen (want hij hield erg van netheid),
kwam binnen, en toen volgde Rosie met het
theeblad.
Rosie, een kind van zeventien, met ronde oogen
en gebogen wimpers, als van een porseleinen pop,
kwam op haar hielen binnenstampen, met een
stevigen mannenstap. Zij zette het theeblad voor
Eccles neer - toast en jam, thee in een bruinen
verglaasden theepot, met een band van lichtblauwe
bloemetjes versierd, en twee dikke roode koppen
met gouden letters. Op den eenen stond „Vader",
op den anderen „Moeder".
Lord Robert, die nog nooit zulke kopjes gezien
had, bekeek ze met groote belangstelling.
„Da's een grapje van Eccles verleden Kerstmis,"
zei juffrouw Gore, even giechelend. „Maar de thee
blijft er lekker heet in, en Rosie kan ze niet stuk
krijgen, al breekt ze anders alles. Je hebt zeker
de melk weer vergeten," ging ze voort, over haar
schouder sprekend.
Rosie, die met open mond naar lord Robert
had staan staren waar hij niet vereerd over hoefde
te zijn, want Rosie kon nooit kijken of luisteren,
zonder onderwijl langzaam haar mond open te zet
ten werd wakker en rende naar de ijskast.
„Misschien wilt u blijven eten," zei juffrouw Gore,
„dan kunnen we nog een robbertje bridgen. Brown-
rigg komt ook."
„Juffrouw Gore speelt zeer goed bridge," zei
Eccles, en onderwijl schonk hij de thee in, die, zooals
lord Robert tevreden opmerkte, een diepbruine
kleur had, als het water van een overschaduwde
beek. „Als ik ooit een huisknecht aannam, die niet
behoorlijk bridgen kon, kreeg ik vast en zeker last
met haar."
„We kunnen er toch net zoo goed een nemen, die
wèl kan spelen t"
Eccles glimlachte gemoedelijk, ,,'t Wordt anders
wel een gekke vraag op de arbeidsbeurs een
jongeman, die matig en eerlijk is, en tevreden met
om den anderen Zondag vrij, én die goed bridgen
kan."
„Ik heb 't nogal veel gedaan," antwoordde lord
Robert bescheiden. Zijn hoop begon te stijgen.
Hij begreep wel, dat juffrouw Gore zich niet mak-
kelijk een goeden speler door de vingers zou laten
glippen, vooral niet in den stillen tijd. Eccles begreep
dit ook.
„Sabina," zei hij, „mijn vriend hier zit aan den
V E IC VOLG OP PAGINA 32
„Dat wordt een lang, vervelend verhaal, als ik 't
je vertellen wil."
„Ik zal 't heel graag liooren."
Zij gingen de trap op en liepen noordwaarts langs
den zoom van het park, lord Robert met opgetrok
ken schouders en de handen in de zakken Eccles
liep een ietsje langzamer, dan zijn metgezel aan
genaam was.
„Toen mijn vader stierf, twee jaar geleden,"
begon lord Robert, „was er heel wat te betalen
successie-rechten en belasting en reparaties aan 't.
kasteel. enfin, er was sprake over, Greathopes
te verkoopen. En 't zou gebeurd zijn ook, als er maar
een kooper was opgedaagd. Ik kreeg 't idee, wat
schilderijen te verkoopen al slikt de fiscus daar
óók heel wat van in de goede niet natuurlijk.
Geen inensch koopt goede schilderijen tegenwoordig.
Een Racburn of een Gainsborough, en zelfs een
Holbein, gaat voor een prikje weg, maar voor de
zoogenaamde cónversatiestukken wordt geld als
water betaald.'Als je een schilderij hebt van een heer
met een kort pruikje, die tegen een papegaai staat
te praten, verkoop 't dan nu er zit geld in. Toe
vallig hadden we nogal wat van die schilderijen
ze hingen in de gangen en op de kinderkamers,
en er stonden er nog op zolder ook. Ik heb mijn broer
voorgesteld, dat ik ze zelf hierheen zou brengen,
en ze zoo goed mogelijk verkoopen dat spaarde
provisie uit. Mijn broer is nog net als vroeger, toen
hij altijd over het personeel klikte hij was er
tegen, want ik had nog nooit iets gedaan, dat lukte,
zei hij, dus zou dit óók wel niet lukken en mijn
moeder was op mijn hand, want ze vond, dat ik 't
beste verstand had van de heele familie ze be
greep al niet, hoe ik er aan kw&m. Dus toen ze alle
maal zoo hoog mogelijk te paard zaten en dat
is hoog bij ons in de familie vond Axminster
goed, tegen beter weten in, zei hij, dat ik gaan zou,
met een stel schilderijen."
Eccles had al een vermoeden van den afloop.
„En toen hebt u zeker niets kunnen verkoopen."
„Integendeel, Eccles. Ik heb alles verkocht, en
mooi ook tenminste, voor betere prijzen dan ik
gedacht had, en in veel korter tijd. Verschillende
museums hebben gekocht, en een paar particuliere
verzamelaars. 't Laatste heb ik iets verkocht in
Pasadena, en Pasadena ligt, zooals je waarschijnlijk
wel weet, vlak bij Hollywood, en Hollywood is een
der gezelligste en vroolijkste plaatsen.
„O, mylord, u hebt 't geld toch niet verloren V'
„Natuurlijk niet Je praat net als mijn broer,
als die een kwade bui heeft. Ik heb 't geld naar een
bank in New York gestuurd, en om niet in de be
koring te raken heb ik maar amper genoeg gehouden
voor de loopende uitgaven. Ik ben twee dagen in
Hollywood gebleven en ik ben eergisteren hier aan
gekomen. Ik was van plan, onmiddellijk naar
Engeland terug te keeren, maar toen ik mijn biljet
voor de boot betalen wou met een cheque, kreeg
ik de boodschap, dat die bank, waarop ik de op
brengst van den verkoop gestort had, gesloten was
tijdelijk gesloten. Er is geen sprake van een bankroet,
zeggen ze alle deposito's worden teruggegeven
maar niemand schijnt te weten, wanneer. Dus hier
sta ik nu. Ik ken niemand, ik heb wat schuld in
mijn hotel, ik heb een paar dollars in mijn zak.
,,'t Is uw schuld niet, mijnheer. II moet onmiddel
lijk aan zijne lordschap telegrafeeren."
„Nee, dat doe ik niet. Wat zou mijn broer een
pret hebben Ik moet hier blijven en zien, dat ik 't
geld terugkrijg. De schuldeischers hebben een comité
opgericht. Ik ken geen mensch hier, maar je kunt
me aan je patroon voorstellen
„Die is naar Europa, mylord."
Lord Robert liet een ontevreden uitroep hooren.
„Die vervloekte zwerfzucht ook Blijft er dan nie
mand thuis tegenwoordig Dan zul je een baantje
voor me moeten zoeken, Eccles kan niet schelen
watals ik er maar een paar weken van leven
kan."
„De winter is om, mylord. Misschien is er iets op
te vinden, dat u bij ons in huis kunt blijven. Ik zal
eens aan juffrouw Gore vragen."
„Heet je patroon Gore
„O, nee, mijnheer. Meneer Howard is mijn pa
troon de heer Beach Howard." De toon, waarop
Eccles dit zei, deed lord Robert antwoorden
„Ik geloof, dat ik dien naam meer gehoord heb."
,,'t Is een der oudste en beste namen in Amerika."
Lord Robert echter stelde, gelijk al zijn land-
genooten, met het minste belang in oude families
in Amerika, of in een vreemd land in 't algemeen.
Zijn familie, de Breens, waren welvarende Londen-
sclie handelslui geweest, die in de politiek waren
gegaan en een vermogen hadden verdiend. Later
waren zij in den adelstand verheven, en zij hadden
onder George III den markiezentitel gekregen voor
hun ietwat slaafsche trouw aan den troon. De
Howards daarentegen konden reeds in de middel
eeuwen adellijke voorvaderen aanwijzen, maar in
Cromwell's tijd hadden zij Engeland verlaten,
omdat zij monarchistisch gezind waren. Zij vormden
dus een oudere, voornamere familie dan de Breens.
Deze gedachte drong echter niet in lord Robert's
dieper bewustzijn door, toen niet, en later ook niet.
„Als ik me niet vergis," zei hij, „zijn er eens een
paar rijke Amerikanen, die zoo heetten, een seizoen
in Londen geweest. Ze hadden een huis en ze gaven
partijenmaar ik ben er nooit heen geweest."
„Dat zal mevrouw Hunsden Howard geweest zijn,
mylord, de schoonzuster van onzen meneer Howard,
met haar dochter. Die reizen nogal veel."
Lord Robert echter luisterde niet. „Dus je patroon
heet Howard. Maar wie is dan die dame, die je
wilt raadplegen juffrouw Gore
„Dat is de keukenmeid, mylord. Zij is nog langer
bij de familie dan ik. Ze zal u graag een kop thee
geven."
Hoewel deze mededeeling lord Robert aangenaam
was, gaf hij geen antwoord, want er was pas een
nieuw idee in hem opgekomen.
„Zeg, Eccles," zei hij, „kun je
me niet aannemen als huis
knecht T"
Eecles glimlachte. „We héb
ben op 't oogenblik geen huis
knecht, mylord. We houden haast
geen personeel, als meneer Ho
ward op reis is. Het binnenmeisje
is met vacantie naar huis, en ik
mag nooit een huisknecht aan
nemen, vóór ik bericht krijg,
dat meneer Howard thuiskomt.
Hij kan nu iederen dag aan
boord gaan, maar zoolang ik
geen boodschap krijg.
,,'t Zou toch de beste oplos
sing zijn, Eccles. Ik zal werken
als een paard.. als huisknechts
tenminste werken, waar ik altijd
aan twijfel."
„Ze werken wel degelijk, my
lord Dit is ons huis."
Zonder erg zette lord Robert
den voet op de breede stoep,
die naar de voordeur leidde, maar
toen zag hij, dat Eccles het steile
trappetje naar de deur van het
souterrain afging.
Lord Robert volgde Eccles
naar de zitkamer in 't souterrain.