DE WEDDENSCHAP DOOR GILLIS WILSON 22 STATIG en trotseli teekende de groote, alleen staande verlichte villa van den „Tin-Koning" Halifax zich tegen de donkerte van Park- Lane af, en soms bleven eenige voorbijgan gers even stilstaan om te kijken naar de schaduwen, die zich achter de ramen voortbewogen, of 0111 te luisteren naar de klanken van het orkest. Door den multi-millionnair Halifax, bijgenaamd „de Tin-Koning" werd een soirée gegeven. In de groote, prachtig gebeeldhouwde muziekzaal onderscheidde men onder de gasten Lord Harford, den vroegeren minister-presidentGibson, leider van een politieke partij Graaf Danford den beken den chirurg Eric Bellamy en een leger van journalis ten, schrijvers en kunstenaars. Er waren slechts weinig dames, w.o. de weduwe van den beroemden journalist Liardet, die van haar buitengewoon knappe dochter Evelyn vergezeld was. Het meisje was juist in een druk en ernstig gesprek gewikkeld met James Henderson, secretaris van Lord Harford. „Mjjn antwoord luidt„Neen", James Mijn vader is roekeloos geweest, waar het geldzaken betrof en voor die fout hebben moeder en ik lang genoeg geboet. Neen ik mis den moed, om ook in mijn huwelijk te moeten „zorgen". Hoewel ik je liefheb, James, zegt mijn verstand „Neen" „Maar als ik nu eens rijk word t" „Hoe kun je dat nu nog vragen. Dan zou ik natuurlijk trotsch en gelukkig zijn je vrouw temogen wezen." „Heb nog wat geduld, Evelyn alles kan ver anderen." Hij zei deze woorden met zulk een uitdrukking van verdriet op zijn gezicht, dat ze zich naar hem toeboog en fluisterde „Ja, ja, ik zal wachten. Maar stil, moeder kijkt naar ons. We moeten luisteren naar hetgeen Mr. Halifax en Graaf Danford bespreken." Mr. Halifax, die een energiek, streng gezicht had, dat omlijst werd door grijzend haar, zei tamelijk luid „Ik ben inderdaad de meening toegedaan, dat levenslange gevangenisstraf in een cel, waar de ge vangene geheel alleen is opgesloten tot hij sterft, verschrikkelijker is dan de doodstraf door den kogel of door den electrischen stoel, hoewel het eerste aan merkelijk menschelijker klinkt." „Denkt u dat werkelijk T Nu, u zoudt eens zien, als dergelijke straffen niet bestonden, hoe het aantal misdaden toenam antwoordde Danford. „Neen, ik voor mij ben de meening toegedaan, dat de gevan- geniswet nog niet streng genoeg is." „Niet streng genoeg f" meende Halifax. „Wat verlangt u dan in hemelsnaam f Denk eens aan die eenzaamheid en die volstrekte stilteNooit met iemand te kunnen spreken Nooit eens je mede- menschen te kunnen zien, dan af en toe de silhouette van den bewaker, aan wien het ten strengste ver boden is met je te spreken „Maar straf voor een misdrijf moet er zijn en de Staat moet zichzelf beschermen," zei de vroegere minister-president, Lord Harford. „En toch zou ik willen, mijn beste Lord Harford", meende Halifax geërgerd „dat u die ellende eens van wat dichterbij beschouwde. IJ hebt het daar voor natuurlijk te druk, maar ik bied 20.000 Pond Sterling aan dengene, die vrijwillig genegen is, één jaar gevangenisstraf te ondergaan, maar de echte, zware straf van afzondering Er volgden verschillende uitroepen. Halifax stond op en vervolgde „Mijne heeren, mijn voorstel is me ernst. Ik bied 20.000 Pond tegen niets Zijn er liefhebbers Er viel een diepe stilte op deze woorden. Halifax blufte in dit opzicht niet. Hoe dikwijls had hij reeds niet 'groote, buitengewone sommen gelds verweu. Wedden was zijn stokpaardje. Eensklaps klonk aan het andere einde der zaal de stein van James Hen derson „Goed, ik neem het aan „Uitstekend, mijnheer, dat is dus overeengekomen. Wanneer zullen we beginnen?" „Wanneer u wenscht!" „Goed dan gelijk maarDames en heeren, wilt u zoo vriendelijk zijn mij te volgen." Deels nieuwsgierig, deels ongeloovig volgden de gasten de groote gestalte van Halifax. De optocht der gasten trok door verschillende zalen en vertrekken, en via een lange gang naar een trap, die beneden toegang tot de kelders gaf. Men be reikte twee zware deuren, welke een voor een door den gastheer werden geopend. De tweede deur had een traliehekje, dat van buiten kon worden geopend. Bij het electrische licht dat ontstoken werd, zag men zich geplaatst in een kleine kamer zonder ramen. „Dit is eigenlijk een gedeelte van mijn laboratorium waar ik wel eens gevaarlijke proeven laat nemen," legde de „Tin-Koning" uit. „Door dit rasterwerk kan men gemakkelijk het eten geven aan den man die binnen gevangen zit. Hier is men ver verwijderd van alle straatrumoer, ja zelfs van ieder menschelijk geluid. Het is zoo stil als in een graf. Deze electrische bel staat in verbinding met mijn laboratorium op de tweede verdieping, waar dag en nacht iemand is. Dus Mr. James Henderson, ik sluit deze deur achter u dicht, en zal haar niet eerder dan na een jaar weer openen. Door dit traliewerk worden u eiken dag drie eenvoudige maaltijden toegediend. Voor het schoonmaken van uw geïmproviseerde gevan genis moet uzelf zorgen. Natuurlijk mag u geen boeken of schrijfmateriaal hebben en niemand zien of spreken, zelfs niet met den man, die u uw maal tijden brengt. Als u hem roept, zal hij u geen ant woord geven. Luister nu goed Op welk moment van den dag of den nacht ook, dat u uw gevangenis te verschrikkelijk vindt, drukt u op het electrische knopje, dat deze cel met mijn laboratorium verbindt. Dan zult u oogenblikkelijk worden vrijgelaten. Dat is eerlijk. Maar als u vandaag over een jaar, dat is 28 Januari 1935, op dit uur, 1 uur in den morgen nog niet gebeld hebt, dan zal ik u een cheque over handigen van 20.000 Pond Sterling, direct betaal baar Laat iedereen hier aanwezig daar getuige van zijn Dames en Heeren, bij deze noodig ik u allen hartelijk uit hier 28 Januari 1935 aanwezig te zijn, indien u tenminste vóór dien tijd geen tegenbericht in de krant gelezen hebt. Daar u aangenomen hebt deze interessante proef neming oogenblikkelijk aan te gaan, sluit ik deze deur. Vaarwel en veel geluk James, die eerst nu pas zelf verbaasd scheen over de stoutmoedigheid van zijn besluit en de snelheid waarmede alles in zijn werk was gegaan, kon slechts een laatsten blik werpen op Evelyne's marmer bleek gezicht. De dubbele deuren sloten zich, en er heerschte diepe, doodsche stilte. Slechts heel vaag klonk het geluid der wegstervende voetstappen op de trap tot den vrijwilligen gevangene door. 28 Januari 1935. om 12 uur des morgens zat in de cel van het laboratorium een vreeselijk uit ziend menschelijk wezen, met ingevallen wangen, ongekamd haar en een langen baard te staren naar een horloge voor hem op de tafel. Met schorre stem telde hij: „57—58—59—60—12—3—4! Slechts met moeite kon men in dat wrak James Henderson herkennen. Hij had gezegevierd maar tot welk een prijs Een klop op de deur De bewaker Zijn eten En merkwaardig, voor den eersten keer sinds zijn heele gevangenisschap, een inenschelijke stem „Ah, sir. Dit is de laatste keer Ik mag nu mijn bevel wel over het hoofd zien om de eerste te zijn, die u geluk wenscht. Nog een uur slechts Nog een uur in dit stuikende, muffe hol en dan krijgt u uw 20.000 Pond De bladen schrijven heele kolommen over u Het is het gesprek van London. Nog een uurtje slechts Sterkte Het eenige antwoord dat James met moeite kon geven was „Dank je ja spoedig." Na deze woorden hoorde hij wederom het dicht slaan der eerste deur en opnieuw omringde hem weer die vreeselijke, doodelijke stilte. Een uur nog Het was het laatste. maar ook het verschrikkelijkste. Oh, te moeten wachten wachten wachten Nog nooit had de electrische hel hem zóó aange trokken. Zijn hand strekte zich reeds uit bijna drukten zijn vingers op den knop. Maar eensklaps scheen hij een idee gekregen te hebben, en zag men hem een tafel en een stoel naar den muur slepen. Er klonk een vreemd geluid en toen was het weer stil. Hij scheen zich nu kalmer te gevoelen en zeker te zijn van zijn overwinning. Evelyn zou zijn vrouw worden Rijk, jong en bemind. Een rooskleurige toekomst zag hij in vage lijnen in zijn verbeelding voor zich. Het denken vermoeide hem echter. Eensklaps schrok hij op van een ongewoon geluid. Een sleutel werd in het slot omgedraaid en de deur ging open. Het was Halifax De millionnair sloot de deur achter zich. Hij zag er bleek en afgemat uit. „Bravo Je hebt gewonnen Nog enkele minuten maar, die hebben niets te beteekenen Luister eens, Heb nog wat ge duld, Evelyn...

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 22