cMARION'S GROOTE AVONTUUR DOOR MAXIMILIAN B E R N D 28 ZESDE VERVOLG NIET. ik smeek u, heer, richt het ding niet op mijWu Fong verborg zich achter het zware bureau, zoodat nog slechts een slip van zijn kimono te zien was. De chef trok aan het draadje, de plaat week. Hij richtte den smallen kant van het koffertje op het bureau. Achter het breede meubel lalde de Chinees in doodsangst nog drie woorden, toen verstomde hij hikkend. De stof van zijn kimono ruischte, toen sloeg hij zwaar tegen den grond, met stijve ledematen, als was hij bevroren. De chef liet de plaat dichtvallen, zette het toestel op zijn bureau en keek tevreden naar het meubel, waar de stralen in de lengte doorheen gedrongen waren, zonder dat de uitwerking ook maar iets geringer werd. Hij hief den kreunenden Wu Fong van den vloer en zette hem op een stoel. „Nu zal ik verder geen misbruik meer van je maken, Wu Fong. En je krijgt morgen voor je pijn een mooi handje geld. Het apparaat werkt prachtig. Ijeve de Duitsche professor, die het pro- turanium ontdekt heeftNu heb ik de wereld aan mijn voeten." Hij trok zijn kimono uit en stond weer in Europeesche kleeren. „O heer, waarom moest u die vreeselijke stof op mij beproeven," kreunde Wu Fong. „Ik moest toch iemand nemen Draai je nu maar eens mooi om, tot ik weg ben. Nu zal de wereld beven voor den pijlring." Hij wierp zijn kimono over het hoofd van den Chinees, nam het koffertje en liep naar den wand. Met zijn voet raakte hij een klein knopje in het patroon van het tapijt aan, een deel van de wand- betiinmering ging open er was een smalle doorgang. De man met het masker verdween in die zwarte spleet, het schijnbaar onschuldige koffertje meedragend. V IJ F T I E N D E HOOFDSTUK Ratelend en steunend joeg de sneltrein over den dijk naar Coney-eiland. Marion Veldhammer en Gunnar Skrom- berger zaten op de groen bekleede bank en keken uit op de waddenzee, waar de trein over den lagen dijk doorheen reed. „Ik bewonder je, Marion omdat je vandaag nog tijd en zin hebt, om Coney - eiland te gaan kijken," begon Gunnar na een stil gepeins. „Daar is niets aan te bewonderen, Gunnar. Morgen gaan we naar Washington, voor een laatste bespreking met de re geering. Wie weet, wanneer en hoe we in New York terugkomen Ik verheug me echt op Coney-eiland," ging ze voort, zich naar hem toe wendend „stel je voor, een heele kermisstad, draaimolens en luchtballons. daar ben ik nog echt een kind in, vind je niet „Jij een kind zei Gunnar lachend en hij greep haar hand. „We zijn er leelijk ingeloopen, je oom en ik. We hebben 't aan jou te danken, dat lloland kleur heeft moeten bekennen, en in de krant moest laten zeggen, dat de steen gestolen was. Dat heb je keurig gedaan, Marion." „Och, ik heb me tenslotte óók laten beetnemen. Hij deed zoo echt doodelijk verschrikt, dat ik hem in 't eerst ge loofde. Maar in de lift wist ik al, dat ik me toch had laten overbluffen. Holand heeft dien steen nooit gehad en nooit ge zien En jullie. jullie waren haast met de eerstvolgende boot teruggegaan." Marion streek met haar smalle hand over de loodrechte plooi in Gunnar's voorhoofd, tot hij glimlachte. Zij leunde tegen zijn schouder. Ze was trotsch en blij, dat ze dien grooten meneer lloland zoo in 't nauw had gedreven, dat zij nu wist. wie de pijlringbrieven geschreven had. Oom Georg zat nu in 't hotel met nieuwe geestdrift aan het reis plan te werken. Zij ging met Gunnar een mid dagje naar het kinderparadijs. Op de bank vóór lien zat een jong meisje met verward geel haarzij keek om l>eurten uit 't raam en naar haar metgezel, die zijn arm om haar heen geslagen had. Marion zag een gladden, uitge schoren nek voor zich. De voeten van den bijbe- hoorenden jongen man rustten echt Amerikaanscli op de leuning vóór hem. Hij zat onophoudelijk gom te kan wen. Marion ging aanstonds rechtop zitten. Zou men haar en Gunnar ook niet voor een minnend paar houden Zij zette die gedachte van zicli af zij wist er zelf geen antwoord op. Maar zij liet Gunnar begaan, toen hij haar hand vatte en zacht streelde. „Ik zit er maar steeds over te denken, wat ons te wachten staat de eerstvolgende dagen en we ken," zei hij. „Strijd, harde strijd.... Durf je?" „Ja zeker ik weet, voor wie ik strijd." Marion voelde zich veilig zij meende, dat zij Gunnar zou kunnen liefhebben. Met verstrooi den blik keek zij uit het raam over het loodgrijze water, waaruit langzaam de kleuren van den dag weken. Over den nevel van de zee heen onder scheidde zij vaag de omtrekken van het groote rad. de steigers der achtbaan, een nagebootst gebergte. Gunnar riep haar wakker uit haar droomen. De trein stopte te Brightonstrand op Coney-eiland. Nauwelijks waren zij uitgestapt, of zij werden gegrepen door den menschenstroom, die het station uit drong. Overal lachende gezichten, trekken van vele naties. Een breede betonweg leidde door een laan van opzichtige bouwselsluchtschoinmels KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE: Marian Veldhammer ie de medewerkster van haar oom, professor Georg Veldhammer. Deze heeft ontdekt, dat een groote meteoor-steen ergens in Montana Amerikaterecht gekomen moet zijn, en hij heeft van de Amerikaansche regeering de opdracht dien steen op te zoeken en te lichten. De steen straalt id. een radium-achtige kracht uit. Oom en nicht willen naar Amerika vertrekken, maar een misdatligersbende, die een rooden pijlring tot teeken voert, tracht hen van dit plan af te brengen; een Zweed, Gunnar Skromberger, sluit zich bij ae expeditie Veldhammer aan, en gaat van Marion houden. Als Marion, de professor en Skrom berger op weg zijn naar Amerika, belaagt de „Roode Pijlring" hen nog steedseen bende-lid op het schip ontsteelt den professor papieren en seint draadloos naar New York. Dat bericht wordt opgevangen in een vreemd driehoekig huis in de Chineezenwijk te Neut York, waar een man heerscht, die zich nooit zoneier masker vertoont, en wiens voornaamste helper de Chinees Wu Fong is. De man met het masker is de chef van de Pijlring-bende. Inmiddels doet nog een New Yorker, Odd K. lloland, president van de Nieuwe Chemische Maatschappij, pogingen om den kostbaren steen te vinden. Zijn secretaris, David Torrent, wordt naar Montana gezonden, om den steen te zoeken. Hij en zijn metgezellen beschermen hun lichaam met een loorlen pak tegen de gevaarlijke stralen. Torrent is er in geslaagd, een splinter van den meteoor-steen te vinden, en heeft dien meegebracht in een looden kistje. Na aankomst te New York verneemt Marion dit, en zij gaat vrijmoedig opheMering vragen aan Holand, dien zij aanziet voor liet hoofd der Pijlringbende. Terwijl zij met Holand praat, verneemt deze van zijn mouw duanita, dat de meteoorsplinter gestolen is. Holand verzekert Marion, dat hij niets met de Pijlring-bende uitstaande heeft, en hij verzoekt een detective, den meteoor-splinter op te sporen. Dat stuk steen wordt intusschen door den man met het masker, in het driehoekhuis, in een koffertje gedaan. Door aan een draad te trekken kan het bendehoofd een luikje openen, waar door de verlammende stralen uit het koffertje kunnen treden. U kunt nu verder lezen. van kolossale afmetingen, een langgerekte water- rutschbaan, café-restaurants en snoeptenten. Marion hield Gunnar stevig bij den arm. Zij be proefde haar geluk bij een rad-der-fortuin, en toen zij een dollar verspeeld had, kreeg zij een potlood. Zij keken naar de mensehen, die sinaasappels en warme worstjes aten, zij luisterden naar de schreeuwende clowns, die de aantrekkelijkheden van hun inrichting aanprezen. Zij bleven staan voor een tent, waarin, volgens den omroeper, „Malle Draai" vertoond werd, die een dier was, maar er uitzag als een mensch. die slechts hooi en stroo at. en een wonderbare kracht bezat. „Laten we maar naar binnen gaan," zei Gunnar zacht. „Er staan drie Japanners achter ons. Ik mag die lui niet." „Waarom niet zei Marion. „Dacht je, dat alle gele menschen bij den pijlring hoorden Ik zie dien hooi-eter liever niet De drie Japanners stonden schuin achter haar en lachten haar toe. Gunnar trok Marion het trappetje op en betaalde den toegangsprijs. liet duurde lang, eer de voorstelling begon. Toen het gordijn eindelijk omhoog ging werd er door een oudachtige vrouw gedanst slecht toen kwamen er gedresseerde honden slecht. Eindelijk volgde Malle Draai, het wonder dei- natuur. Er stond een trog op het podium een groote. welgebouwde man trad op. liet zwarte haar. dat hem over het voorhoofd hing, zat vol stroo.. Hij had lange, deerlijk vergroeide nagels, maar een breede krachtige borst en gespierde armen. „Verschrikkelijk," fluisterde Marion. Gunnar trok de schouders op. De man, die buiten klanten had gelokt, wees naai den kraehtige.il arm van den stakker. „Dat komt van bet beste hooi, dat hij vreet, dames en liee- ren. Hij kan niet praten en niet. hooien en niet denken Malle Draai is geen mensch, maar een dier hij lijkt, alleen een mensch en 1111 gaat liij hooi eten Hij sloeg den man op den hals gehoorzaam boog die zich over den trog, greep met de tanden een portie hooi en begon te kauwen. „Is 't lekker riep uit het pu bliek een vrouwenstem. Er volgde een dreunend gelach. Marion zag, dat het arme schepsel op het podium twee groote blauwe oogen had, die met een droefgeestige!), dooden glans over de toeschouwers dwaalden. Marion greep Gunnar's hand. „Wat moet het pijnlijk voor dien man zijn, dat er zoo een dier van liem ge maakt wordt Hij heeft erg verstandige oogen." „Ja, 't is vast een gewoon mensch." zei Gunnar. „Dat een inensch zich zoo ver nederen kan voor een paar stuivers ver dienste Een seconde lang keken de blauwe oogen Marion aan, toen dwaalden zij weer af. „Ik wil weten, hoe die stakker tot dut afschuwelijke leven gekomen is," zei Marion, vreemd ontroerd door den blik van het dier-mensch. „Je kunt er toch niets aan veran deren," zei Gunnar. „Ilij heeft zulke schrandere, treurige oogen." „Je bent een eigenaardig meisje, Ma rion." De hooieter had de portie hooi. die hij

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 28