EDELMAN-
BEDELMAN
DOOR ALICE DUER. MILLER
12
TWEEDE VERVOLG
MEVROUW Howard lag nu nog in bed,
hoewel het bijna tijd voor de lunch was,
en zij gewoonlijk vroeg opstondzij had
echter met de eerste post een boek ont
vangen, waarin bewezen werd, dat de Mooren, Maya's
en Maori's allemaal tot hetzelfde voorhistorische ras
behoorden, dat zich in den ijstijd over de aarde ver
spreid had. Verstrooid keek zij op, toen haar dochter
binnenkwam.
„Zoo, moeder, ik heb een massa nieuws."
Mevrouw Howard's oogen lichtten op zij hield
van nieuwtjes niet zooveel als van wetenschap
pelijke ontdekkingen, maar toch wel veel.
„Oom Beach vertrekt volgende week uit Frankrijk
hierheen."
Mevrouw Howard's oogen gingen weer naar haar
boek. Als haar dochter wou, dat zij luisterde, moest
ze met iets beters voor den dag komen.
Dat dééd haar dochter ook „En Eccles heeft een
knappen jongen Engelschman als huisknecht aan
genomen, en als ze onder vier oogen zijn, noemt
Eccles hem mylord."
Mevrouw Howard keek levendig op. Dat was nog
beter dan de Maya's. „Wie zou 't zijn, denk je t"
„Hoe kan ik dat nu weten? Maar hij heeft een
erg prettige stem, en toen hij zag, dat Freddy me
kuste.
„Freddy je kuste zei mevrouw Howard, met
een zeer kalme verbazing. „Je zult heusch eens moe
ten beslissen, hoe je met hem aan wilt, Hilda."
„Dat begrijp ik. Ik wéét 't eigenlijk al, maar 't is
soms zoo verschillend. Die kus beviel me niet erg.
En hij is ontzettend jaloersch, moeder dat is
zoo'n last."
„Vind je t" antwoordde haar moeder haar
herinnering sprak wat tegen. „Dat zijn ze allemaal,
als ze echt veel om je geven."
,,'t Ligt er maar aan, hoe ze 't toonen. Ik vind
't niet erg, dat een man jaloersch is, omdat hij je
zóó onweerstaanbaar vindt, dat alle andere mannen
zin in je hebben, maar Freddy praat altijd net, of
geen man naar me zou kijken, als ik 't niet zelf door
mijn brutale houding uitlokte, 't Is altijd mijn
schuld. Dat vind ik heelemaal niet vleiend."
Mevrouw Howard zei glimlachend „Als ze zich
ergeren en boos op je zijn en jaloersch, is 't ze niet
te döèn om te vleien, maar toch is 't vleiend. Maar
overigens is er heelemaal geen reden om Freddy
te trouwen, als je er geen zin in hebt."
Er was wèl een reden een sóórt reden alleen
was Hilda te kiesch, om die tegenover haar moeder
te noemen. Zij voelde, dat het leven voortgleed
velen van haar even oude kennissen waren allang
getrouwd. Over een kleine twee jaar was ze vijfen
twintig, een leeftijd, dien zij altijd als de grens der
jeugd had beschouwd. Ze zei dit echter niet graag
tegen haar moeder, die bij de vijftig was.
Frederick Newbury had een vrouw heel wat aan
te bieden hij was vermogend, van goede
familie, en professor in Grieksche kunst
aan 'n belangrijke hoogeschool. Hilda had,
als erfdochter, al genoeg ervaring opge
daan, om wantrouwen te koesteren tegen
over jongelui zonder geld, zonder relaties
en zonder positie. Freddy stond bij andere
vrouwen hoog aangeschreven, en al was
Hilda niet jaloersch van aard, zij be
greep toch wel, dat die andere vrouwen
als deskundigen beschouwd mochten
worden.
Zij stond op, met de gedachte„Ja, ik
moet beslissen, wat ik wil met Freddy. Ik
zal naar mijn kamer gaan en er over na
denken en dan een besluit nemen." Zij
wist niet, dat men langs dien wijzen, veel
aangeprezen weg nooit tot een besluit komt. Zij
ging naar haar kamer, sloot de deur, ging óp den
rand van haar bed zitten, en begon te bedenken,
wie Robert, de huisknecht, in vredesnaam zijn kon.
Hiermee was zij nog bezig, toen Brownrigg kwam
kloppen en zeggen, dat er gedekt was voor de lunch,
en verder dacht zij niet meer aan Freddy dien dag.
Zij was erg nieuwsgierig, maar het lukte haar niet,
een goed voorwendsel te vinden, om nog eens in
het huis van haar oom te gaan kijken, en zij was te
trotsch, om met een slécht voorwendsel te gaan.
Drie dagen later echter was de kans haar gunstig,
's Morgens omstreeks elf uur kwam Brownrigg in
het salon, waar zij zoo'n beetje op de piano zat te
spelen, met de boodschap, dat meneer Truesdell
aan de telefoon was en haar te spreken vroeg. Da
delijk sprong zij op.
„O, juffrouw Howard," zei Truesdell met een
bezorgde stem, ,,'t spijt me, dat ik u lastig moet
vallen. Ik had naar uw moeder gevraagd, maar...."
„Mijn moeder is naar 't Natuurhistorisch Museum,
en als zij eenmaal in een museum is.
„Ik zou graag een lid van de familie om raad
vragen," zei Truesdell bedrukt.
„Als ik je helpen kan, zal ik dadelijk komen,
Truessie."
Zij hoorde zich bedanken voor dit blijk van edel
moedigheid méér danken misschien, dan zij
verdiende.
Zij zette haar nieuwen hoed op een klein, don
kerrood hoedje en stond binnen enkele minuten
op de granieten stoep van het huis van haar oom.
Ditmaal deed Eccles open. Hij zei, dat meneer
Truesdell haar in de bibliotheek verwachtte, en
beduidde haar met een gebaar, dat hij haar niet
naar boven kon geleiden, wijl hij 't oog moest houden
op een man, die in de hall stond een klein bleek
mannetje met kleine, felle oogjes en een blauwe
overjas.
Zij betrad de bibliotheek, en zag daar Truesdell
heen en weer loopen met een benauwd gezicht.
„Dank u wel dat u komt, juffrouw Howard. Ik
heb een heel moeilijk geval. Ik kan maar niet beslis
sen, wat ik doen moet. Gistermiddag kreeg ik dit
telegram van meneer Howard."
Hij gaf haar het papier. Er stond op
„Betaal zonder navraag twintigduizend dollar
aan brenger schilderij Madonna met Kind. Komt
weldra mijnen huize."
Zij keek op.
„Is dat schilderij er
„Ja, die man, die beneden staat, heeft 't gebracht."
„Nu, dan is 't toch duidelijk
„Ja en neen," antwoordde Truesdell. „Die tele
grammen zijn een soort truc tegenwoordig.u
begrijpt me wel. 't Komt voor, dat secretarissen van
bekende menschen valsche telegrammen krijgen,
met opdracht om te betalen gewoonlijk voor wijn,
KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE:
De mannelijke hoofdpersoon is Robert Breen, een jong Engelsch edelman
die in armoede te New York vertoeft. Hij had daar nl. voor zijn broer
hoofd der familieschilderijen verkocht, en geld op een bank gestort. Die
bank had echter haar betalingen gestaakt, dus kon Robert nergens heen, en
zijn broer om geld seinen wou hij niet. De bank was nl. niet failliet het
geld kwam wel terecht. Lord Robert ontmoet Eccles, een vroegeren be
diende van zijn vaderEccles is nu butler bij den heer Howard, die op reis
is, en neemt Robert daar tijdelijk in huis. Robert speelt voor huisknecht,
en doet de deur open voor een mooi meisje, Hilda, nichtje van den afwezigen
heer Howard. Hilda wil aan een vereerder, meneer Newbury, de
schilderijen-verzameling van Howard toonen. Meneer Newbury doet ver
liefd tegen Hilda, waarop Robert hem de deur uitwerkt.' Robert heeft
ook kennis gemaakt met juffrouw Qore, de hartelijke keukenmeid van
meneer Howard, en met meneer Truesdell, den bcsluiteloozen secretaris.
De moeder van Hilda is de schoonzuster van meneer Howard. Zij
stelt in alle wetenschappen belang. Nu kunt u hierboven verder lezen.
groote zendingen wijn. Een vriend van me had haast
een groot bedrag op een valsch telegram betaald,
maar gelukkig merkte hij nog juist op tijd, dat de
onderteekening niet goed was de heele naam stond
er, en zijn patroon zette altijd alleen z'n achternaam."
„Wijn of schilderijen scheelt anders nogal wat."
„Jawel, juffrouw Howard, maar. neemt u me
niet kwalijk. schilderijen worden ook wel eens
een land uit gesmokkeld, zonder dat de regeering 't
weet. 't Is best mogelijk, dat meneer Howard *t zoo
aan zou pakken, als hij een meesterstuk had gevon
den en den eigenaar beloofd had, dat de verkoop
geheim zou blijven. Ik weet bijvoorbeeld, dat hij
verleden jaar in Parijs naar een schilderij van
Luini heette die schilder geloof ik, gekeken heeft,
't Zal wel in orde zijn, denk ik, maar ik handel toch
liever niet zonder machtiging van een lid der
familie."
„Twintigduizend is niet veel voor een Luini,"
zei Hilda.
Truesdell keek niet zeer gesticht, ,,'t Is een heele
hand geld, om abusievelijk uit te betalen," ant
woordde hij.
„Hebt u 't schilderij gezien Is 't echt
„Ja," zei Truesdell, met een zucht, „daar weet ik
niets van. Ik heb helaas geen verstand van oude
meesters."
„Laten we 't maar eens bekijken," zei Hilda opge
wekt. Er was maar één persoon in huis, dacht zij,
wiens meening waarschijnlijk iets waard was de
huisknecht.
Zij gingen de trap af. De donkere jonge man
maakte een ongunstigen indruk op Hilda. De man
voelde, dat hij bekeken en verdacht werd, en dit
kwetste hem in zijn Latijnschen eigenwaanhij
kende echter zoo weinig Engelsch, dat hij zijn erger
nis slechts door gebaren, oogknipperen en afgebro
ken, onhandige zinnetjes kon uitdrukken. Hij trok
het uit een metalen koker en ontrolde het voorzich
tig het doek vertoonde een bleeke Madonna met
scheeve oogen, die een mollig, maar niet minder
bleek kind droeg, tegen een grijzen, rotsaclitigen
achtergrond. Hilda en Truesdell bekeken het zwij
gend. Ëccles stond met de armen over elkaar en het
hoofd in de lucht hij wou er zelfs geen blik op slaan,
want 't ging hem niet aan. Zij kwamen geen stap
nader tot een beslissing.
„Vraagt u eens, of we 't even hier mogen houden,
juffrouw Howard," zei Truesdell. „Dan kunnen we
't aan meneer Porteus laten zien, of we kunnen ons
tenminste draadloos met meneer Howard in ver
binding stellen."
Hilda dacht een seconde na, en bracht toen de
woorden van Truesdell in 't Italiaansch over. Gunstig
ontvangen werden ze niet. Nu de man iemand ont
dekt had, die zijn moedertaal sprak, begon hij heftig
te protesteeren tegen de behandeling, die hem was
aangedaan. Zijn compagnon in Parijs had hem een
koopje geleverd een heel leelijk koopje
het doek was vijfmaal zooveel waard, en
hij kon het krijgen ook. Maar de koop was
beklonken, hij was een eerlijk zakenman,
hij hield zich aan zijn woord. Hij had
heel wat geriskeerd om het doek in
Amerika te krijgen. En die risico duurde
voort, zoolang hij het schilderstuk in zijn
bezit had. Hij wou zijn geld hebben.
Betaalden zij niet, goed, dan nam hij zijn
schilderij weer mee, en dan verkocht hij
het voor honderdduizend dollar, morgen
den dag. „Domanischreeuwde hij, zoo
fel, dat Truesdell en Eccles het woord
„morgen" voor een ontzettenden Itali-
aanschen vloek hielden.
Er volgde een pauze. Truesdell keek,