DE LICHTE
BERGEN
DOOR BEN AMES WILLIAMS
IN het stralende, toch weeke licht vari den
heerlijken lentedag leek het, of de aarde, diep
onder hen, voor ligt eerst, jong en ongerept,
door het wereldruim zweefde, zoo teeder, zoo
versch en feestelijk schenen kleuren en tinten. Zij
vlogen op vierduizend voet en ver zagen zij uit over
de onder hen verglijdende vlakten, tot waar aan
den horizon de bergen opdoemden, die zij morgen
overvliegen zouden, en waarachter nu de zon
dadelijk zou ondergaan.
Hij lachte haar toe. „Mooi t" vroegen zijn lippen.
„Zalig," antwoordde zij haar oogen waren diep
en warm. Drie dagen geleden waren zij getrouwd
zij waren nog een beetje verwonderd ervan, hoe twee
menscheu zóó gelukkig konden zijn. In de vroegte
waren zij getrouwd, een uur later al waren zij opge
stegen en iederen dag waren zij verder gevlogen dooi
de hooge, ijle luchten, over heuvelruggen en wijde
vlakten. Zij vlogen nu den zonsondergang tegemoet.
„Het is net als zingen, of als dansen," fluisterde
hij, „een wilde, warrelende dans
Hij dook een beetje om snelheid te meerderen,
trok dan den neus van. het toestel weer op over
hun schouders zagen zij neer op de aarde, eerst rechts,
dan links. Onder hen, een beetje naar voren nog,
vertoonden zich de eerste verspreide huizen als
franjes van een kleine stad.
Dan kwamen zij weer in horizontalen stand terug
en de neus dook weer naar beneden. Zij meerder
den weer snelheid, tot het fluiten der spandraden
boven het loeien, van den motor uitklonk. Zij zag
hem wild den stuurknuppel achteruit rukken, zijn
lippen verbleeken.
„Wat is er vroeg zij zacht.
„Hoogteroer weigert, gebroken of zoo iets," ant
woordde hij, ademloos. Hij manoeuvreerde nu met
het stabilo. De machine kwam moeilijk weer in
horizontalen stand terug. Maar opnieuw dook lang
zaam, meedoogenloos, de neus naar beneden.
„Naar den achtersten stoel," zei hij kort. „Zoo
ver als je kunt." Zij gehoorzaamde en hij deed het-
zelfde, de armen gestrekt naar de instrumenten,
maar zorgend, dat zijn gewicht zooveel mogelijk
op den staart woog. Maar toen de machine opnieuw
in evenwicht kwam, waren zij den grond al dicht
genaderd.
Zij raakte zijn arm aan. „Het kan mij niet schelen,
lieveling, zoo lang we maar bij elkander zijn
„Wij hebben nog pas drie dagen gehadprotes
teerde hij heesch.
„Wij zullen 'n eeuwigheid hebben," beloofde zij.
De neus begon weer te neigen.
Haar terugkeer tot het bewustzijn kon geen
ontwaken heeten. Het was alleen maar, of de duis
ternis veranderde in een nevel, waaruit vormelooze
gestalten opdoken en zich rondom haar posteerden,
en of gezichten met veel te veel oogen op haar neer
zagen.
„Waar is hij fluisterde zij.
„Hij is veilig en wel, lieve," sprak zacht een ver
pleegster.
„Gewond
„Je bent allebei gewond, natuurlijk, maar hij
maakt het bijna net zoo goed als u."
„Ik wil hem zien."
„Over een of twee dagen, als u weer wat sterker
bent."
„Maak me niets wijs, als 't niet waar is."
„Natuurlijk niet. Hij maakt het goed. Alleen wat
kneuzingen."
„We moeten leelijk zijn neergekomen
„Vreeselijk. Het is een wonder, dat u niet alle
beiStÜ nu, lieve. Probeer te slapen."
Zij veinsde, het te doen. In de gang zei de dokter
„Zij zal het wel halen."
Maar zij sliep niet werkelijk. Zij lag met gesloten
oogen. Zij trachtte te denken. Was het waar, wat de
verpleegster gezegd had f Als hij het niet goed
maakte, zouden ze 't haar dan zeggen, of haar
probeeren kalm te houden met een leugen f Zij moest
de waarheid weten, tloe moest zij dij nem Komen,
wanneer zij niet wist, waar hij was
Voor zij insliep had zij een sleutel gevonden voor
zijn gesloten deur. Wanneer zij niets meer vroeg,
en hij was werkelijk in leven, werkelijk herstellende,
dan zouden ze het haar vertellen, ze zouden haar
berichten en groeten van hem brengen. Zij hoefde
alleen maar op te houden met vragen om het juiste
antwoord te krijgen.
Den volgenden dag vroeg zij niets en de verpleeg
ster sprak geen woord over hem.
De gewonde vrouw scheen beter te worden tegen
den avond, want zij glimlachte. Maar het was slechts
om het gelukken van haar zelfverzonnen list. Zij
zouden haar bedrógen hebben 0111 haar te laten leven
alleen. Maar zij had hem een eeuwigheid van
samenzijn beloofd. Zij' liefkoosde haar geheim, ge
lukkig, als iemand, die zich verheugt op een spoedige
hereeniging met een beminde.
Om zeker te zijn opende zij laat in den middag
de oogen, zij liet haar bewustzijn blijken. Zij sprak
over het weer, over de goede zorgen van de zuster.
De zuster sprak vroolijk en lief met haar. Maar de
zuster sprak niet over hem. Nu*"was zij zeker.
Na zijn avondbezoek zei de dokter tot de verpleeg
ster'in de gang „Ik had verwacht, dat zij al sterker
geweest zou zijn om dezen tijd." Er sprak ongerust
heid uit zijn blik. Later op den avond kwam hij terug
en zei „Zij is als een lineaal in een staat van heel
gevaarlijk evenwicht. Zij kan naar allebei de kanten
vallen."
En 's morgens, toen hij aan haar bed stond en
neerzag op dien zwakken glimlach van tevredenheid
om haar lippen, zei hij „Ik ben bang, dat zij heen
gaat."
Hij had gelijk. Zij ging heen. En zij haastte zich
zooveel zij kon. Ééns hoorde de verpleegster haar
zeggen* „Wacht maar, lievelingEn toen later,
nog eens, de lippen van de gewonde bewogen, boog
de zuster zich over haar heen. Zij hoorde haar fluis
teren „Een eeuwigheid samen."
Toen de zon wegzonk achter de bergen in het
westen, stond de dokter verslagen, afgemat op
van het bed. Hij trad naar het raam om uit te
zien naar de pracht van den avondhemel.
Na een oogen blik kwam de zuster naast hem staan.
„Zij wilden vandaag de lichte bergen daar over,"
sprak zij zacht.
„Misschien zijn zij gegaan samen'."
De zuster keek weer naar het bed. „Wat een geluk,"
dacht zij nog, „dat zij het niet geweten heeft."