EDELMAN-
BEDELMAN
DOOR ALICE DUER MILLÉR
12
DERDE VERVOLG
IK zal hem te eten en mee naar den schouwburg
vragen," zei mevrouw Howard zij was echt
wel hartelijk, maar zij wist bij ondervinding,
dat men nooit lange praatavonden moet orga-
niseeren met menschen, die men nog niet kent.
„Wat moet hij hier vroeg Hilda. „Voor Florida
is 't te laat in den tijd, en in Hollywood is ook
niet veel te doen. Dat zijn de twee eenige redenen,
waarom de Engelsche adel hier komt."
„Hij heeft hier een vrij treurige boodschap," ver
telde meneer Howard. ,,'t Is niet voor publieke
consumptie, begrepen! maar een jongere broer van
hem is verdwenen, met een heele hand geld."
„Bedoelt u gestolen f"
„Dat zegt Axminster natuurlijk niet. Misschien
dénkt hij 't. Ik heb wel begrepen, dat hij heel wat
zorg om dien knaap gehad heeft. Toen ze 't laatste
iéts van hem hoorden, was hij in Chicago, en
zooals alle Engelschen denkt Axminster, dat je
niet met geld in Chicago kunt komen, of je wordt
vermoord."
„Maar je zult moeten toegeven, dat er reden is
voor die opvatting, Beach."
„Axminster wil een bedekt onderzoek instellen
dan komt er geen schandaal, als blijken mocht, dat
de jongen 't geld verloren of gestolen heeft en
daarom niet te voorschijn durft te komen. Mocht
hij echter vermoord zijn...."
„Dus 't was zijn eigen geld niet T"
„Nee, 't hoorde tot den boedel, 't Was de opbrengst
van een aantal verkochte schilderijen." Hij zweeg
en zijn oogen lichtten op. „Over schilderijen gespro
ken," ging hij voort, „ik heb een gelukje gehad,
Adelaide. Ik heb in Parijs een prachtig stuk ge
kochtvoor een prikje! Zul je van opkijken."
„Een Fransch schilderstuk T"
„Nee Italiaansch. Een Luini, absoluut echt."
Er liep een koude rilb'ng over Hilda's rug. Zij
moest tweemaal slikken, eer ze stem genoeg kon
krijgen, om een koud stortbad te gieten over de
geestdrift van haar oom.
„Oom Beach," zei ze eindelijk, „er is iets verschrik
kelijks gebeurd met dat schilderij. „Ik weet niet,
hoe u 't me ooit zult vergeven, 't Is hier bezorgd,
maar we. ik. 't is heelemaal mijn schuld
we hebben 't geld niet gegeven, en toen heeft die
man 't weer meegenomen."
„Maar ik heb getelegrafeerd Heeft Truesdell
mijn telegram niet ontvangen
„Ja, dat wel, maar 't was zoo'n eigenaardige man,
die 't bracht, en toen vertrouwden we 't telegram
ook niet. Meneer Truesdell wou er iemand van de
familie over raadplegen, en moeder was uit. Toen ben
ik maar gegaan. Ik wou u een draadc
loos telegram sturen, of een expert raad
plegen, maar daar wou de man allemaal
niets van hooren. 't Leek me een heel
verdacht zaakje. Ik vond 't beter, een
vergissing te begaan, waar u de twintig
duizend dollar mee hield, dan een vergis
sing, waar u niets van had dan een nage
maakt schilderij."
Beach Howard was eer» gentleman
een ouderwetsche gentleman en kon
derhalve niet boos worden op een
dame.
„Nu, zooiets eigenaardigs heb ik nog
nooit gehoord," zei hij. Hij werd vuur
rood. maar verder hield hij zichzelf in
bedwang. „Ik telegrafeer mijn secretaris,
dat hjj een bepaald bedrag moet beta
len
„Je moet 't het kind maar niet te kwalijk
nemen, Beach," sprak zijn schoonzuster.
,,'t Wemelt van de valsche telegram
men iedere secretaris krijgt ze. Ik vind 't heel-
natuurlijk.
„Pardon," zei Howard, „ik vind het heelemAAl niet
natuurlijk. Ik begrijp er eenvoudig geen steek van.
Als Hilda nu nog verstand van schilderijen had, kon
ik haar eenigszins excuseeren maar ze weet van
geen toeten of blazen dat malle moderne
geklad, dat vindt zij aardig. Al staat ze voor een
pracht valn een ouden meester, dan herkent ze hem
nog niet. Hoe kan zij zich dan opwerpen als. Nee,
ik begrijp 't werkelijk niet."
En op dit moment hoorde men een taxi voor de
deur stoppen. Men zag Truesdell op het trottoir,
den chauffeur betalend en aarzelend over de grootte
van de fooi, terwijl Robert uit het souterrain
kwam gesprongen, om de koffers naar binnen te
dragen. Howard ging naar de deur.
„Kom hier, Truesdell," zei hij. „Laat die bagage
maar schieten. Ik wil je dadelijk spreken. Hoe zit
dat met dat schilderij, dat je niet betaald hebt
Truesdell werd doodsbleek Hilda was bang,
dat hij flauw zou vallen. Hij kon de eerste paar
seconden niet spreken. Zijn mond ging open, maar
er kwam geen geluid uit. ,,'t Spijt ine ontzettend,
meneer Howard," zei hij eindelijk. „Ik weet heusch
niet, wat ik zeggen moet. We dachten, dat we in
uw belang.
„Je weet bést wat je zeggen moet, Truessie," zei
Hilda, die zich sterker voelde, nu hij zich zoo laf
toonde. „Je kunt zeggen, dat jij het geld wou beta
len, en dat ik 't niet hebben wou. Zoo is 't gegaan
't Spijt me vreeselijk, oom Beach. Ik wou, dat ik
dood was, maar 't is precies gegaan, zooals ik zei,
en 't is heelemaal alleen mijn schuld."
„Ik had zoo'n gevoel, dat we verkeerd deden,"
zei Truesdell, „maar de huisknecht beweerde zó<5
zeker, dat 't niet echt van Luini was.
„De huisknecht zei meneer Howard. „Ben je
gek geworden
„Ik begrijp wel, dat 't vreemd klinkt, meneer,"
antwoordde Truesdell, nauwelijks nog wetend wat
hij zei, „maar er werd gezegd, dat Robert verstand
van schilderijen had."
„Wie is Robert
„De nieuwe huisknecht Eccles heeft hem aange
nomen. Ik ben er van 't begin af tegen geweest.
Vraagt u maar aan Eccles. Ik dacht dadelijk al
„Ik wil dien huisknecht zien," zei Howard met
een schrikwekkend stemgeluid. „Roep hem."
Truesdell ging de kamer uit, door een soort mist
van schrik. Robert, die zich nogal opwond bij den
aanblik van zooveel Engelsche stukken bagage,
sprong de stoep op en af met koffers op zijn rug,
KOUT E I N HOU D V AN HET VOORAFGAANDE:
De mannelijke hoofdpersoon is Robert Breen, een jong Engelsch edelman,
die in armoede te New York vertoeft. Hij had daar nl. voor zijn broer,
hoofd der familie, schilderijen verkocht, en 't geld op een bank gestort. Die
bank had echter haar betalingen gestaakt, dus kon Robert nergens heen, en
zijn broer om geld seinen wou hij niet. De bank was nl. niet failliet het
geld kwam wel terecht. Lord Robert ontmoet Eccles, een vroegeren be
diende van zijn vaderEccles is nu butler bij den heer Howard, die op reis
is, en neemt Robert daar tijdelijk in huis. Robert speelt voor huisknecht,
en doet de deur open voor een mooi meisje, Hilda, nichtje van den afwezigen
heer Howard. Hilda wil aan een vereerder, meneer Newbury, de
schilderijen-verzameling van Howard toonen. Meneer Newbury doet ver
liefd tegen Hilda, waarop Robert hem de deur uitwerkt.Robert heeft
ook kennis gemaakt met juffrouw Gore, de hartelijke keukenmeid van
meneer Howard, en met meneer Truesdell, den besluiteloozen secretaris.
Laatstgenoemde krijgt een telegram van meneer Howard, waarin deze
hem beveelt, een bezoeker voor zeker schilderij 20.000 dollar te betalen.
Truesdell aarzelt, Robert zegt, dat 't schilderij een prul is, en de bezoeker
kan onverrichterzake vertrekken. Dan komt meneer Howard thuishij
wordt begroet door zijn zuster en nicht, mevrouw Howard en Hilda. Hij
vertelt, dat hij een diner wil geven ter eere van een jongen Engelschman,
dien hij op de boot heeft leeren kennen, lord Axminster en wat niemand
weet: Axminster is de broer van Robert). Nu kunt u hierboven verder lezen.
en dacht„Ik weet den winkel in de St. James-street,
waar je die hoedendoos gekocht hebt." Hij had niet
het minste gevoel van onheil, toen Truesdell hem
kwam zeggen, dat meneer Howard hem wenschte
te spreken in de ontvangkamer, onmiddellijk.
Hij ging daar binnen, jong en slank in zijn nieuwe
donkerbruine livreiaan den eenen kant van zijn
hoofd stond al het haar overeind, door de wrijving
van de bagage. Meneer Howard zat achterover in
zijn leunstoel met de beenen over elkaar de eenige
sporen van emotie waren de vlugge beweging van
zijn hangenden voet en het felle zwaaien van zijn
lorgnet, aan het einde van een gouden kettinkje.
Mevrouw Howard wierp een heimelijken blik op
haar boek, en Hilda dacht „Zou 't misschien hel
pen, als ik ging huilen De menschen uit dien tijd
zijn zoo vreeselijk gevoelig voor tranen
Intusschen voerde Robert een stukje tooneelspel
op, dat hij van Eccles had afgekeken. Hij liet zijn
blik rondgaan, of er ook iets gedaan moest worden
of de kachel bijgevuld moest worden, de haardplaat
aangeveegd of de aschla geleegd. Alles scheen echter
in orde te zijn, dus schonk hij zijn volle aandacht
weer aan meneer Howard, die met een koude, bijten
de stem zei
„Wat heb ik gehoord kun jjj schilderijen keuren,
Robert
Dit was het begin van Socrates' welbekende me
thode. Truesdell had in het diepst van zijn hart
medelijden met Robert, maar verheugde zich toch,
dat de marteling hèm niet werd aangedaan.
„Pardon, meneer
„Beschouw jij jezelf als deskundige op het gebied
van schilderijen
„Neen, meneer, niet als expert."
„Maar toch genoeg expert, dat Truesdell er mijn
bevelen niet om uitvoert."
„Had u dat schilderij werkelijk gekocht, mijnheer
Het spijt me."
„Daar is alle reden voor," antwoordde Howard.
„Als jij er niet was tusschengekomen met je domme
bemoeizucht, had ik nu het mooiste schilderij in
mijn bezit, waar ik ooit de hand op heb kunnen
leggen. Je hebt me een onherstelbare schade aan
gedaan onherstèlbaar."
Zijn smart was zoo fel, dat Robert in zijn mannelijk
medelijden zijn waardigheid van huisknecht vergat.
Hij sprak op een zeer menschelijken toon ,,'t Spijt
me, maar ik geloof, dat u daar later wel anders over
zult denken, 't Was beslist geen Luini. Ik geef u
mijn woord.
„Jouw woordJouw woordschreeuwde Howard.
Hij sloot zijn mond en haalde zoo krachtig adem door
zijn neus, dat zijn wangen trilden. Toen
hield hij zich weer kalm en zei „Je schijnt
een van de onnoozelste en eigenwijste
jongelui te zijn, die ik ooit gezien heb.
Ik heb geen personeel noodig, dat zich als
schilderijen-expert opwerpt. Zeg tegen
Eccles, dat ik je ontslagen heb. Hij zal je
betalen, waar je recht op hebt."
„Maar, oom, dat kunt u toch niet doen
't Is niet eerlijk. Ik heb 't gedaan, Robert
niet."
„Hilda," antwoordde haar oom, niet
onvriendelijk, „je kunt me blijkbaar
beletten, de schilderijen te koopen, die
ik hebben wil, maar je kunt me niet be
letten, 't personeel weg te sturen, dat
ik niét hebben wil. Ik wil dit jong-
mensch niet houden."
„Dan nemen wij hem," zei Hilda. „Wij
nemen Robert, niet, moeder Hij mag
geen gebrek lijden, omdat.
„Nee, kind, dat doen we niet," zei haar