cJ&t onderkoud ixm keerenMeedtng.
Wollen kussens om zelf te maken
VOOR DE HUISVROUW
•WAT ETEN WE?
WAAR ZOUT
GOED VOOR IS
36
Wie niet sterk is moet slim zijn en wie niet
rijk is moet zuinig zijn en wie zuinig is
moet handig zijn. Het klinkt erg vanzelf
sprekend, maar het is heelemaal niet zoo
gemakkelijk als het lijkt, doeh laat ik u er maar
dadelijk bij zeggen zoo moeilijk als sommigen
denken is het ook weer niet.
ken. Men spaart de naden uit bij het persen, legt
deze later wat terug naar het midden en strijkt ze
apart een voor een.
Bjj het persen van de voorpanden (aan de boven
zijde strijken onder een doek) worden de revers
plat en open gelegd en van achteren gestreken.
Revers mogen géén scherpe vouwen vertoonen na
het strijken. De zachtglooiende ronding van den
omslag verraadt het vakkundige werk. Ligt de stof
eenmaal goed strak en de vochtige doek netjes glad,
dan heffe men het strijkijzer zoo weinig mogelijk
en make een schuivende en tegelijkertijd neerdruk
kende beweging.
Maandag: Varkensrollade met andijviesla.
Beschuit met bessensap.
DinsdagKoud vleesch met groene erw
ten. Wentelteefjes.
Woensdag: Vleeschresten met gestoofde
kalfsnieren, in rijstrand. Lof
met harde eieren en boter.
Sinaasappelen.
Donderdag: Boerenkoolstamppot met rook
worst. Appelmoes.
Vrijdag: Gebakken schar. Linzen met
tomatensaus. Citroenrijst met
vanillesaus.
Zaterdag: Erwtensoep met kluiven.
Vruchtensla.
Zondag: Macaronisoep. Kalfslapjes met
spinazie. Griesmeelrand met ge
stoofde abrikozen.
Er is werkelijk geen enkele reden, waarom de
huisvrouw niet zelf voor het onderhoud van de
bovenkleeding van man en zoons zou zorgen.
.Daar begin ik niet aan, dat is kleermakers-
werk, zeggen sommige huisvrouwen, maar heeft
men het haar eenmaal voorgedaan en hebben zij
met eigen oogen de resultaten gezien, dan slaken zij
meestal de verzuchtinghad ik dat maar eerder
Een paar maal per jaar kan men de heeren-
costuum8 laten oppersen en ontvlekken door een
vakman, maar tusschentijds gaan wij h^t nu zelf
doen. Is een pak nat geworden door sneeuw of regen
en zijn de broekspijpen stijf van de modder (iedere
moeder met groote jongens kent deze „toestanden")
dan laten w. eerst de modder heelemaal droog
worden. Ver oigens wordt het pak geducht geborsteld
en geklopt.
De pantalon wordt vervolgens op de strijkplank
gelegd, een pijp wordt teruggeslagen en de andere
goed glad gelegd in de vouw. Men spreidt er ver
volgens 'n goed uitgewrongen kletsnatten doek over
uit, die niet van pluizige stof moet zijn (liefst linnen),
ook mag in den natten doek geen enkel plooitje
liggen, daar dit te zien zou komen op de te strijken
stof. De vouwen worden nu krachtig ingeperst; zoo
no'odig wordt de doek ten tweede male natgemaakt.
Is de vorm ter kniehoogte wat uitgezakt, dan tracht
men de vouw te dezer plaatse zoo recht mogelijk in
den vorm te strijken. De doek moet geheel droog-
gestreken worden, daar anders de pantalon te
vochtig wordt weggehangen en licht kreukelt,
waardoor al het werk voor niets zou zijn geweest.
Bij beginnelingen wil het nog wel eens voorkomen
dat men na beëindigen van de taak twee vouwen
naast elkaar in de pantalon zietIn dat geval is of
de stof of de doek verschoven en het eenige, dat
alsdan te doen overblijft is. opnieuw beginnen
met een nieuwen natten doek.
Ook het vest wordt onder een vochtigen doek
geperst, waarbij men in het bijzonder op de zakjes
moet letten eventueel ingescheurde hoekjes worden
tevoren zoo onzichtbaar mogelijk hersteld.
Van een vest met revers worden deze laatste aan
de achterzijde gestreken. In de mouwen van het
colbert mogen geen scherpe plooien worden gestre-
De kraag wordt het laatst geperst. Vette kragen
van heerenjassen worden weer frisch wanneer men
ze borstelt met sodawater met wat ammoniak. Niet
wrijven met benzine, daar dit weinig resultaat op
levert. De kraag wordt ook aan de achterzijde ge
streken.
Wil men den kop van de mouw werkelijk mooi
hebben, dan gebruike men een zoogenaamd mouwen
plankje. Beter voor heerenkleeding is echter nog
'n stijf gestopt rond kussentje, dat in den kop van
de mouw past.
Knoopsgaten worden van trensje naar trensje
gestreken en niet van boven naar beneden.
Tj^en schepje zout in het kookwater van eieren
voorkomt het barsten der eierschalen.
Een weinig zout rondom de pit van een brandende
kaars gelegd voorkomt scheefbranden en afdruipen.
Wanneer men handen, waarmede uien zijn schoon
gemaakt, met zout afwrijft, is de onaangename geur,
die anders zoo moeilijk te verwijderen is. op slag
verdwenen.
Heeft men zoo gauw niets anders bij de hand, dan
kan men bij keelpijn gorgelen met een theelepel zout
opgelost in een waschtafelglas gekookt water.
Met in spiritus of geest van salmiak opgelost zout
verwijdert men vetvlekken uit stoffen.
In zout water koelen aarden of glazen potten
gauw af.
In azijn opgelost zout is goed om geelkoperen
voorwerpen te poetsen.
Zwart laken blijft goed van kleur als men het in
zout water wascht, en krimpt dan ook niet meer.
Strooien en manden voorwerpen en gevlochten riet
worden door- afborstelen met zout water weer als
nieuw.
Tapijten blijven frisch van kleur, als men ze, voor
het kloppen, met zoutpoeder bestrooit en daarna
met vochtige doeken opneemt.
Rcest- en inktvlekken verwijdert men met zout,
dat in de zonnewarmte in citroensap is opgelost.
Als pnen er een papje van zout oplegt, vermindert
de zwelling van bijen- en wespensteken.
«JUIlUf-WIIIIIJ
~M~ TT KT vierkante kussen, dat bedoeld
I I is als poef, bestaat uit 6 vierkante
gebreide of gehaakte lappen. Men
breit met grove tapijtwol tricot steek 1 pen
recht, 1 pen averecht) of wel men haakt
gewone vasten, beide insteeklussen op
nemend.
Het kussen is ontworpen in drie kleu
ren: Zwart, korenblauw en lichtgrijs (of
De wollen kwast wordt aangebracht in
de lichtste kleur. Het kubusvormige
onderkussen wordt zeer stijf met zeegras
gestopt.
Het ronde kussen wordt met enkele en
dubbele stokjes en vasten gehaakt van
drie tinten grijze en twee tinten roode
wol met doorgestapte zijden draden in
beide kleuren. De kwast is van roode zijde.