13 In haar wanhoop besloot zij eindelijk, bij tante Mary te gaan lunchen zij nam aan, wat ook de waarheid was, dat de oude dame erg big zou zijn met haar toestemming, al kwam die laat. Tante Mary was een tante van mevrouw Howard. Al meer dan veertig jaar ontving zij 's Zondags menschen aan de lunch dit gebruik ging terug tot den tijd, toen iedereen nog in stad was 's Zondags, toen de buitenplaatsen geen verwarming hadden en op 1 November gesloten werden, toen er bijna nog geen golf bestond. In de negentiger jaren had men gevochten en gebloed om een uitnoodiging. Nu was het streven naar den anderen kant gericht. Toen Hilda volwassen werd, had haar moeder haar ge dwongen, althans ééns per winter naar haar tante te gaan vaker was niet gedaan te krijgen. „Ik vind 't soms wel leuk," had Hilda gezegd. „Ik vond dien ouden heer wel aardig, die zei, dat hij met vader bij de Vrijwillige Huzaren was geweest." Mevrouw Howard schrok even. De „oude heer" een paar jaar ouder dan zij was in zijn goeden tijd een zeer gevaarlijk man geweest, en bezat in haar verbeelding nog steeds een zekere onheilspellende aantrekkelijkheid. „Maar," ging de dochter voort, „ze hebben zoo'n massa op ons tegen op meisjes van mijn leeftijd. Weet u, wat ik eigenlijk geloof, moeder Dat ze met 't grootste pleizier naar 't leelijkste geroddel zitten te luisteren." „Ik zou zeggen," had haar moeder geantwoord, „dat je 't wel interessant zou vinden, het laatste overblijfsel van een gestorven gebruik te zien." „Als 't zoo was, is 't geen wonder, dat 't gestorven is." Maar nu had het onmiskenbare voordeelen, bij tante Mary te gaan lunchen. Dan was zij op het gewichtige moment haar eigen huis uit, vrij, onna speurbaar. En haar tante woonde in de Oost Negen enzeventigste straat. Zg kwam daar stipt op tijd, en gedroeg zich op de wijze, die zg passend had lee- ren vinden tegenover oude menschen zachtzinnig, en verwonderd en eerbiedig belangstellend in al wat zij zeiden. Het duurde niet lang, of ouderwetsche oude dames, met ietwat vuile veeren op hun hoeden, en diamanten sterren op haar japonnen, en nieuwerwetsche oude dames, dun en recht, als rails, met wit polka-haar en zorgvuldig opgemaakte gezichten, fluisterden door een „Is dat Hunsden's dochter 1" „Kate's klein dochter t" „Knap kind, vind je niet t" „Niet zoo knap als Kate." „Neen, zoo knap als Kate is nie mand." „Zij was een echte beauty." Iemand zei hardop „Je lijkt erg veel op je groot moeder, kind." Hilda had dit al millioen malen gehoord, maar zij liet een kinderlijken glimlach van verwonderde blijdschap over haar gezicht komen, en antwoordde: „0 ja Is 't heusch Ik hoop 't maar, alleen weet ik natuurlijk best, dat grootmoeder veel mooier was, dan ik ooit zal worden." Toen, een beetje laat, kwam meneer Andrews, de Don Juan van een vroeger geslacht, op zijn vest kloppend. Hij droeg een donker gestreepte pantalon en een keurig jaquet en slobkousen en een zwartzijden das met een parel er in, en hg zag er uit, zooals een gewezen gezant er uit hoort te zien, maar nooit ziet. Hij kwam dadelijk naar Hilda toe. „U ziet er nog viever uit, dan toen ik u den vorigen keer zag." „0 ja f Ik vöèl me ook nogal vief." „Waarom Hilda wist geen antwoord, maar probeerde ,,'t Is prachtig weer, vindt u niet I" „Is dat de reden f Ik denk aan een andere. U maakt den indruk van een meisje, dat pas verliefd is." Hilda keek hem aan op de manier van Rosie, met haar mond een beetje open. Toen lachte ze en zei„Hoe weet u dat zoo gauw 1" Iemand van zijn eigen tijd zou die vraag nooit gesteld hebben. Dit was den heer Andrews bekend uit den rijkdom zijner persoonlijke ervaringen. Hg zei„Zeg hem maar namens mij, dat hij een echte geluksvogel is." „Dat kiln ik hem niet zeggen. Hij weet 't nog niet." „Natuurlijk weet hij 'tanders was u zoo blij niet." Zij werden aan tafel geroepen en daardoor ge scheiden, zeer tot Hilda's spijt. Zg ontdekte, dat haar ongeduld om weg te komen nog was toegeno men door de stoute gissing van meneer Andrews. Zij kon haar gedachten niet houden bg hetgeen er gezegd werd of hetgeen zg zelf zei, maar zij wist het feit, dat zij geen woord verstaan had, te verhelen door buitengewoon aandachtig en schrander te kijken. De maaltijden bij tante Mary waren lang en royaal, en werden vrij traag voorgediend maar om kwart over twee kon Hilda toch opstaan. Het speet haar verschrikkelijkafgesproken, vervelend, vóór zij wist, dat zij hierheen zou gaan. Andrews grinnikte haar toe, en riep door de kamer heen „Zult u mijn boodschap overbrengen Tot haar verbazing voelde Hilda, dat zij bloosde, met haar üppen tegen tantes verlepte wang. In de hall zei ze tot de dienstbode, die haar uit liet „0 ja, Marie - wil je mijn moeder even op bellen en zeggen, dat ik waarschijnlijk een beetje laat zal zijn, maar dat ik zoodra mogelijk na vieren naar Morse toe zal komen 1 Dan tref ik ze daar wel." Toen zat zij in haar wagentje, strekte een vluggen voet uit naar het pedaal, schakelde, reed weg, bang, dat zij te laat zou komen en bijna vlak daarop nog banger, dat zij te vroeg zou komen door zulke wisselende gevoelens worden gewichtige ontmoetin gen gekenmerkt. Zij was er eenige minuten vóór den tijd, maar reeds stond er een lange gestalte te wachten, trad op den auto toe, en zat er in, vóór zij had gestopt. „Waar zullen we heen f" „Ik weet niet. U T" „Ik heb geen flauwToen lachten zij beiden, en keken elkaar vroolijk aan, alsof 't een zegepraal van menschelijke vindingskracht was, absoluut geen plan te hebben. Zij gingen het park in, en praatten, bijna tegelijk, over alles, wat zg beleefd hadden tijdens die groote driedaagsche gaping, sinds zij elkaar het laatst gezien hadden. Was Eccles boos geweest fNee, eigen aardig niemand had gemerkt, dat hg weg was. Maar hij had Porteus getroffen en die had ge zegd. O, da's prachtig Meneer Porteus zou hem de heele wereld rond sturen, om oude meesters op te sporen en te keuren en te koopen. Hield zij van reizen O ja, zij was er dol op. Maar het belangrijkste nieuwtje, dat hg voor haar had, was dit de bank zou haar crediteuren volgende week 25% uitkeeren, den eersten van de maand weer 25%, en den vijftienden Juni de resteerende 50%. „Nu kan ik Axminster onder de oogen komen, 't Kan me niet schelen of hij me herkent of niet. Ik hoop eigenlijk van wel. Ik zou 't heerlijk vinden, met mijn gewone stem tegen hem te zeggen „Wou je nog champagne, Gluipie of zooiets." „Noemdeuhem Gluipie?" „Jongens zijn niet erg vriendelijk tegenover elkaar, zooals u weet." Zij verlieten het park en reden noordwaarts langs den rivieroever. Haar hand wuif de er heen. „Wij denken nog al gunstig over onze rivier." Hij keek naar haar profiel, dat afgeteekend stond tegen het water. „Een uitstekende achtergrond voor een ideaal hoofd," zei hg. Dit was allemaal heel mooi, maar zij zou hem toch gauw moeten vertellen, dat him tijd beperkt was. Uit stellen hielp niets, ,,'t Spgt me erg," zei ze, „maarik moet om vier uur terug zijn." Zijn gezicht betrok en hij zweeg. Zij dacht„0, als hij mopperig wordt, zooals Freddy, houd ik 't niet uit." Toen glimlachte hij en vroeg „Spijt 't u écht en dit beviel haar ook niet. Zij dacht,,'t Kan hem blijkbaar niets schelen, of we een langen middag hebben of niet." Zij voelde zich diep gekwetst. Desondanks vervolgde zij met een uitvoerige uiteenzetting, hoe de afspraak tot stand was ge komen Axminster wou zoo graag de verzameling Morse zien, en 't was niet vast afgesproken, dus toen had zij aan die heele kwestie niet meer gedacht. Plotseling keek hij haar aan „U schgnt nogal veel met Axminster om te gaan. Is hij soms bezig, verliefd op u te worden „U schijnt dat nogal onwaarschijnlijk te vinden." „Hij heeft niet erg veel gevoel." „Zoudt u me niet graag als schoonzuster hebben f „U 't minste van alle meisjes op de wereld." „Dat klinkt niet erg complimenteus. En uw moe der houdt zoo van Amerikanen, zegt uw broer." „Dat u een uitstekende schoondochter voor mijn moeder zou zijn, heb ik niet ontkend." En zoo voort en zoo voort. De tgd, die de laatste jaren zoo ernstig door de geleerden verdacht wordt, gedraagt zich nooit geheimzinniger, dan wanneer twee menschen bezig zijn, elkaar lief te krijgen. Dan schijnt hij een heel eigen kracht uit te oefenen. Robert en Hilda spraken geen woord van liefde, zij raakten eikaars handen zelfs niet aan, en toch begonnen de uren, die zij alleen maar in eikaars bijzijn doorbrachten, hen aan elkaar te binden alsof de tijd plotseling een lasch-proces was gewor den, waaraan zij zich niet konden onttrekken. ZIE VERVOLG OP PAGINA 34 Hilda was, toen hij haar verlaten had, nog een ■poosje blijven zitten

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 13