23
steen toonen maar u haalt liem niet weg."
„U wilt mij den steen toonen zei Marion ver
wonden!
..Natuurlijk Ik heb niets te vreezen. Ik heb toch
gezegd, dat ik graag met u do bergen in zou gaan
Marion dacht snel 11a. Haar besluit was aanstonds
genomen.
„Goed, ik zal meegaan als u goedvindt, dat
ik een van mijn mannen meeneem."
„Alstublieft neemt u maar zooveel van uw
menschen mee, als u wilt. U bent onder mijn hoede
in ieder geval veiliger dan met tien van die knaap
jes."
Marion hoorde de laatste woorden al niet meer.
Zij was haar opwinding nauwelijks meester. Nu
kon zij de beweringen van den pijlringman toetsen.
Dat hij, dus de bende, inderdaad in het bezit was
van een stukje proturanium, had zij, en vooral haar
arme oom, in het Plaza-hotel ondervonden. Wist
hij ook, waar de meteoor lag, dan kon zij daar slechts
baat van hebben. Verder had zij de stellige over
tuiging, dat de man, die voor haar stond, zijn woord
zou nakomen dat zij werkelijk onder zijn bescher
ming stond.
liet was de verwarring van haar gevoelens, maar
ook de mogelijkheid, den gezochten meteoor snel
te vinden, die haar zoo snel. misschien wat licht
zinnig, deed handelen.
Zij gaf Timm Kersten, die vanuit de tent nieuws
gierig had toegekeken, opdracht, zich gereed te
maken, om haar te vergezellen. Charles Possey
kreeg order, Eckart en Kid Wells na hun terugkeer
in het kamp te verzoeken, haar spoor aanstonds te
volgen, en wapens mee te nemen.
De man met het masker sloeg geen acht op Ma
rion. toen zij fluisterend met haar mannen sprak.
Vervolgens knielde hij hoffelijk naast haar neer en
hielp haar, de ski's aan de voeten te bevestigen.
„Zouden we niet wat proviand meenemen t" vroeg
Marion kalm.
„Nee ik zal voor alles zorgen. We hebben ons
kamp hier boven."
Wat was die man zeker van zichzelf Beging zij
geen dwaasheid Waren die lui daarboven niet in
de overmacht Anders had hij haar niet toegestaan,
Timm Kersten mee te nemen. Zij vroeg dus
„Belooft u 111e, dat ik en deze man naar ons kamp
terug kunnen keeren, wanneer we wenschen V'
De man met het masker aarzelde even, zei toen
„Alsu dat wensclit, ja, juffrouw doctor, ik beloof 'tu."
..Goed, laten we dan maar gaan." Marion had een
vaag gevoel van angst in de maagstreek. Zij wist
zelfs den naam niet van den man, aan wien zij zich
toevertrouwde. Zij tastte nog eens naar de revolver
in haar zak. Toen gingen de drie op pad. Kersten
stak nog twee brownings bij zich, terwijl de man met
het masker een makkelijk spoor bergopwaarts begon
te leggen.
Zwijgend ging het voort door de hooge, zachte
sneeuw. Aan den kam, die tot Marion's verwondering
slechts het begin van een nieuw hoogdal was, wacht
ten zij op Timm Kersten, die op zijn sneeuwschoenen
niet zoo snel mee had gekund.
Zij klommen verder door de witte, grofkorrelige
sneeuw, die als een witte, met brillanten bezaaide
doek langs de wanden van het dal was getrokken.
De schaduwen der toppen vielen koud en blauw op
het sneeuwvlak, zoodat zij zich haasten moesten,
ze te ontloopen, en in de warme stralende zon te
blijven. Uit een zijdal kwam een trage tocht, zoo
koud, dat de huid van het aangezicht erdoor scheen
te bersten. Werktuiglijk volgden Marion's voeten,
kond als ijs, het spoor. De arme Timm Kersten
volgde kuchend op zijn sneeuwschoenen.
Naar gelang zij stegen, zakten de toppen en kammen
weg. Zij naderden een vlak juk tusschen twee kale
rotssjntsen. Het leek Marion, dat het gebergte hier
ten einde was. Toen plotseling, als zij de hoogste
plek bereikt hadden, zag zij in het geel-blauwige
licht der zon een onbeschrijfelijke zee van toppen,
witte en blauwe punten en fantastische wolkgevaar
ten aan haar voeten.
Vóór hen zakte het gebergte met een steile helling
af tot een ketel. In wijden omtrek schenen de dennen
en boompjes als door den bliksem geveld te zijn.
Ongeveer in het midden was een diepe, monster
achtige krater geslagen. Als in een kolossalen granaat
trechter lag er iets glinsterende, schitterends, waar
steenen en aarde overheen gevallen waren.
Damp steeg op. Veel wild en doode vogels lagen
half ondergesneeuwd op de hellingen van het dal
een treurig oord van verwoesting.
VERVOLG OP PAGINA .3 5
drong in haar longen. Een zonderling levenslot
had die beide menschen Dij elkaar gebracht. Zij
stonden hoog boven 'f dal en keken naar de verre
kammen en koppen, waarvan de randen door de
opgaande zon met '11 trillenden roodgouden stralen
krans gezoomd werden.
Twee uren na de wonderbare ontwaking van
Werner Eckart zat Marion met Timm Kersten in
haar tent zij zond een uitvoerig radio-bericht aan
de Herald. De ontzettende, verlammende, doodelijke
stralen van het proturanium hadden bewezen, dat
zij onder bepaalde omstandigheden heilzaam op
het menschelijk organisme werken konden. Marion
meende, dat ka nker door de proturanium-stralen
iu enkele minuten genezen zou kunnen worden.
Allo ziekten der weefsels, woekeringen en gezwellen,
die men tot dan toe met radium trachtte te ver
helpen, moesten door het duizendmaal sterkere
proturanium zeer snel te genezen zijn.
Het wonder, dat Marion beleefd had, bezielde
haar tot koene, maar niet onwaarschijnlijke fan
tasieën over de gebruiksmogelijkheden van het
I iroturanium
New York klaagde over slecht verstaan maar liet
sprak vanzelf, dat do krachtige straling van den
meteoor de werking der eleetrische apparaten stoor
de.
Eckart, die zich zeer snel in de eigenaardige
positie der expeditie inleefde, was met Kid Wells
op weg, om onderzoek te doen naar een groep zwarte
puntjes in het dal, die Marion voor de Iloland-
expeditie aanzag. Opeens hoorde Marion, dat buiten
iemand zijn ski's afklopte en ze knersend iu de
sneeuw stak. Zij sprong op Kid Wells of Eckart
waren terug. Toen zij de tent opende, stond er tot
haar verbazing een vreemde man voor haar, in
zoo'n eigenaardig looden pak, met zoo'n looden helm
over liet hoofd, als zij allen droegen.
Marion deinsde terug. Achter de groote, donker
blauwe loodglasplaten in den helm, die anders de
oogen vrijlieten, zag zij een zwart masker. Een ijzig
gevoel ging over haar rug.
..Schrikt u niet ik kom als vriend," hoorde zij
een stem, die haar niet onbekend was. Weer meende
Marion, als vroeger in New York, dat zij dien man
al vroeger ontmoet had. Maar
wie was hij, de man met het
masker
Marion greep in haar zak
naar haar revolver. Zij voelde
dat zij hevig sidderde.
„Nee, laat u dat." De man
legde zijn hand licht op haar
arm. „Ik heb u in 't Plaza-
hotel gezegd, dat het mij een
genoegen was, aan uw zijde
do bergen in te trekkenBoven -
dien heb ik u beloofd, dat ik
over uw leven zou waken, en dat
heteekent...."
„Ik zal wel over mezelf wa
ken 1" zei Marion snel en op
gewonden. „Wat wilt u -
chantage
„Nee, nog steeds hetzelfde
wat ik u in Duitschland al liet
schrijven. Gaterugde mete
oor is van ons
„Nog iets anders t" vroeg
Marion, spottend lachend. Zij
had het opeens koud.
„Neen - maar ik zou u
graag zien terugkeeren, zonder
dat ik geweld gebruikte. U doei
vruchtelooze moeite. Mijn man
nen hebben den Montana-mete
oor al gevonden."
Marion's handen balden zich
lot vuisten. Met moeite dwong
zij haar stem tot kalmte.
„Zooals ik me in Duitschlaml
en m New York uiet liet af
schrikken zooals ik dien
gemeenen aanval op den weg
heb kunnen afweren zoo
zeker trek ik verder en zal ik
den meteoor, vinden."
„Vinden welU hoeft niet
eens te zoeken. Ik zal u den