13 „Uw gezicht is aan den eenen kant heelemaal rood, mylord." „Ik heb met al mijn kracht geslagen," zei juffrouw Gore, met een soort schuldigen trots. Toen klonken er vlugge stappen op de trap van de dienkamer, en Edward, de neef van Eccles, ver scheen, in dezelfde livrei gekleed als Robert. „Goe den avond allemaal," zei hij. „Ik ben misschien een beetje laat, oom Mat, maar...." „Jij zou jij niet zijn, als je 't niét was," antwoordde juffiouw Gore, toeslaand naar het eerste slacht offer, dat zij zag, maar nu slechts figuurlijk. Zij daalde af naar de keuken. Toen klonk, bijna onmiddellijk, de bel. De gasten kwamen. Ella, nuffiger dan ooit in haar zwarte zijden japon en fijn wit schortje, stelde zich op in het kleine kleerkamertje naast de voordeur, waar de dames haar mantels aflegden. Zij stond daar zwijgend, dienstvaardig, en inwendig alle japonnen afkeurend. Brownrigg had zijn plaats aan de voor deur, Eccles stond bij de deur van de ontvang kamer, om de gasten binnen te laten en aan te dienen. Robert en Edward waren in de dienkamer bezig, glazen cocktail op bladen te plaatsen en de cocktails zoo te schudden, dat ze frisch en koud leken, niet dood en lauw, zooals cocktails, die in dienkamers gereed worden gemaakt, zoo licht gaan doen. In gewone omstandigheden zou het Robert's taak geweest zijn, het blad met cocktails in de ont vangkamer te volgen met een schotel caviaar op toast, maar dezen avond wees Eccles dien plicht aan Edward toe. Als men eenmaal aan tafel zat, dacht hij, zou lord Axminster waarschijnlijk niet kijken naar de gezichten der bedienden, maar een lange gestalte, die in het gezichtsveld van de deur opening der ontvangkamer verscheen, kon licht de aandacht van zijne lordschap trekken. De bel aan de voordeur mocht niet meer klinken daar was Brownrigg te attent voor telkens als er een portier van een auto dichtsloeg, ging de voordeur open. Omtrent kwart over acht waren alle gasten er. Eccles, die zich met kalme vlugheid bewoog, kwam de cocktails halen, en ging ermee weg, gevolgd door Edward, zoodat Robert alleen bleef. Toen de deur openging, had hij het zware galmen van de stem van zijn broer opgevangen. Hij was niet zenuwachtig, maar zich wel bewust, dat er 'n crisis naderde het oogenblik van de maskerade, dat de maskers afgaan. Toen kwam Eccles terug. Hij ging de ligging der kaartjes bestudeeren, zoodat hij, bij de deur der eetkamer staande als de gasten binnenkwamen, ieder zijn plaats kon wijzen „U zit links, mijn heer. Rechtsaf, mijnheer." Hij stuurde een bood schap aan juffrouw Gore, sloeg beide deuren van de eetkamer open en kondigde het diner aan. Het gezelschap was door Hilda met zorg gekozen jonggetrouwde paren en dezulken, die het weldra zijn zouden bij de vrouwen veel schoonheid bij allen die mengeling van zelfvertrouwen en intimiteit en bekendheid met eenzelfde wereld, die een aan genamer conversatie waarborgt dan groote geestig heid of verstand. Robert hield zich eenigszins op den achtergrond, alsof hij aan het buffet bezig was, maar wist zich toch een indruk van de gasten te vormen, naarmate zij de kamer binnenkwamen. De allerlaatsten waren Hilda en zjjn broer. Axminster liep met gebogen hoofd naar haar te luisteren hij dacht niet aan de menschen, die hem straks aan tafel zouden bedienen. Maar Hilda welzij keek op en ving Robert's blik een korte, nietszeggende, en toch wel heel aangename wisseling. Toen allen gingen zitten, waagde hg het, zich om te keeren en het gezelschap in zijn geheel te overzien bij zonder mooie vrouwen allemaal, maar hij vond, dat Hilda boven de anderen uitstak, door grooter en aparter schoonheid, als een mooie kasbloem tusschen wildwas. Robert liep de tafel om, de soep ronddienend, zoo vlug mogelijk, opdat ze dampend heet in de zilveren soepborden kwam, en overal ving hg een stukje van een gesprek op „Ik wou van den zomer naar Rusland, maar vader zegt...." „Zoo, heb je dien Gewonden Faun gekocht, Newbury 1 Laten we maar hopen„O, maar, meneer Howard, ik vind, dat Hilda een ideale markiezin zou zijn...." „Ik heb vandaag een heelen tijd met mijn makelaar gepraat, en hij zegt, dat de banken. „Ja, maar ik heb een bankier gesproken, en die zei juist het tegenovergestelde.„Laten we er nu maar rond voor uitkomen het land zit aan den grond „Wij zijn een land in opkomst, en niets kan ons tegenhouden. Robert liet een bord voor zijn broer neerglijden. Axminster zei„De tijd is me zoo lang gevallen sinds gisterenmiddag." Gluipie sentimenteelZijn stembuiging verbaasde en ergerde Robert. Hij keek naar Hilda, in de hoop, sporen van afkeer in haar te bemerken maar niets; zij glimlachte even lief.... nu, bijna even lief tegen Axminster, als zij eenige minuten tevoren tegen den broer van Axminster gedaan had. Hij griste Edward den schotel met broodjes af, liep om naar haar anderen kant, en raakte haar blooten arm met den kouden, zilveren rand van den schotel. Zij schrok en keek op. „Brood, juffrouw t" zei hij. Hilda nam niets, want zij had een broodje, onaan geroerd, naast haar bord liggen, maar Robert merkte op, dat zij niet meer zoo aanmoedigend glimlachte, toen zij zich weer naar Axminster wendde. „Da's tenminste een meisje, dat iets begrijpt," dacht lord Robert. Bij de visch begon Eccles champagne rond te schenken, en Robert, die met de saus rondging, merkte op, dat de gesprekken aanstonds vlotter en gemoedelijker werden. Het meisje, dat over Rusland gepraat had, zei nu met veel zachtere stem „Ik wil natuurlijk graag naar zee, als jij 's Zondags kon komen; alleen...." Paula Drummond, die naast Freddy Newbury zat zoo had Hilda hen natuurlijk geplaatst, om blijk te geven van haar edelmoedigheid zei „Ik vind 't altijd zoo ver makelijk van die rijke meisjes't komt geen seconde in ze op, dat er verband bestaat tusschen hun geld en hun succes. Neem Hilda bijvoorbeeld...." „Zoo, jongedame," dacht Robert, „voor dat hatelijkheidje krijg je geen saus bij je visch." Hij liep haar vastberaden voorbij het was uitstekende saus, een der triomfen van juffrouw Gore en zorgde weer in de buurt van Axminster te komen. Ditmaal kreeg hij van zijn broer nog iets ergers te hooren. Axminster zei „Ik wou, dat u mijn moeder kende." „Ik hoop nog eens ooit het genoegen te hebben," antwoordde Hilda beleefd toen bemerkte zij, dat er een lange, bruine gestalte bij haar elleboog stond zij liet een nogal zenuwachtig lachje hooren, waar lord Axminster niets van begreep zoo'n dwaas meisje was ze nietmisschien toch een beetje op gewonden. Eccles met zijn haviksoogen had de nalatigheid van Robert opgemerkt. Hij wenkte„De viseh- saus aan de dame in 't wit." Robert achtte zich verplicht, te gehoorzamen, maar zag met voldoening, dat juffrouw Drummond haar visch al droog had opgegeten de saus kwam te laat. Zij had haar lesje gehad, hoopte hg. Toen riep zijn plicht hem naar de dienkamer, om het volgende gerecht te halen, en toen hij terugkwam, had iedereen zich omgewend al degenen, dLie tot hun rechtsche tafelburen gespro ken hadden, hielden zich nu met de gasten bezig, die links van hen zaten en omgekeerd. Hilda praatte nu met meneer Porteus, met even lieftallige, warme belangstelling, als zij Axminster betoond had. Ro bert dacht,,'t Is nu eenmaal haar manier van doen. VERVOLG OP PAGINA 34 ,Ae gaat hier direct t huis uit

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 13