'wmÊê Laplandsche „straatjongens'' vermaken zich met ski-en. Op den achtergrond de typische hutten, waarin de kinderen verblijf houden. L Lappen bewonen een enorme uit gestrektheid van de Noorsche knst tot aan de Witte Zee. Het Scan dinavische gedeelte van Lapland ver toont de gewone karaktereigenschappen van het berglandschap van het schiereiland aan de westzijde de steile bergen en fjorden, diepe valleien en onbegaanbare gletschers van Noor wegen, in het Oosten de bergmeren en rivieren van Zweden. De Lappen bezitten groote kudden endieren, wier huiden, vleesch en geweien naar het buitenland geëxporteerd worden. oor de instandhouding en vermeerdering hunner kudden zijn ze verplicht jaarlijks groote afstanden af te leggen, daar de dieren anders wegens gebrek aan voedsel zouden om komen. De Lap leeft voornamelijk van z'n ren dieren en hun dood zou voor hem een onherstel bare catastrophe beteekenen. Wanneer de winter z'n intrede doet, breken ze hun tenten in de bergen af en gaan in naburige landen op zoek naar versche grasvlakten, om dan tegen den zomer van het volgend jaar terug te keeren. Natuurlijk kunnen de Lappenkinderen hun ouders op deze moeizame en dikwijls gevaarlijke tochten niet vergezellen en blijven daarom achter in het doipje Jukkasjarvi, waar de Zweed - sche regeering voor hen een ruim pensionaat heeft laten bouwen. Dit instituut houdt in alle opzichten rekening met de gebruiken en den onweerstaanbaren vrijheidsdrangvan de Lappen. De kleine gasten wonen in hutten en tenten, die evenwel niet uit rendiervellen, maar uit steen en hout zijn opgetrokken. Overigens mogen ze hun vrijen tijd doorbrengen zooals ze dat graag zelf willen. Ze staan onder geregeld toezicht van enkele Laplandsche vrouwen, terwijl buiten - dien door een Zweedsch leeraar nog les gegeven wordt in een paar eenvoudige leervakken. De hygiëne is zelfs tot in de hut- 'en der Lappenkinderen doorge drongen een rijtje tandenborstels hangf netjes tegen het schuine dak Hechts: een kijkje in de school.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1935 | | pagina 3