EDELMAN-
BEDELMAN
DOOR ALICE DUER MILLER
12
DE dames hadden zich in twee groepen ver
deeld. Zij, die om Hilda heen stonden,
zeiden „Maar, kind, iedereen zegt 't.
„Hoor eens, schat, vóór je zegt, of 't
waar is of niet, moet ik eerst
,,'t Is niet waar, heusch niet," zei Hilda.
„Laten we 't hopen. Ik zou 't niet uit kunnen
staan, dat je met een Engelschman trouwde, 't Zijn
echte tyrannen thuis."
„Dat ben ik heelemaal niet met je eens, Kitty.
Mijn tante was ook met een Engelschman getrouwd,
en zij zegt altijd, dat je geen gezelliger mannen op
de wereld hèbt."
„Ja, misschien zijn ze gezellig, maar volgens de
Engelsche wet mag een man zijn vrouw slaan, als
de stok niet dikker is dan
„Pff, ik zou liever geslagen worden, dan den
heelen dag alleen gelaten, en dat er 's avonds niet
tegen me gesproken werd, zooals de Amerikaansche
mannen
„Wie zegt, dat de Amerikaansche mannen zoo
zijn
„Zoo zijn in Amerika alle mannen. Ik kan ze
niet uitstaan."
„Je hebt toch nogal aardig met ze om kunnen
gaan, Hilda, en ik kan niet zeggen, dat je er zoo
verdrietig om gedaan hebt."
De twee Engelschen, die met koffie den kring
rondgingen, keken zoo ernstig en wezenloos als
beelden. Geen der meisjes sloeg de- minsts acht op
hen buiten Hilda dan.
„Zou je met een Engelschman willen trouwen,
Hilda V'
„Ik zou met iederen man trouwen, waar ik van
hield."
„Da's boud gesprokenAls er nu eens een
massa redenen waren, om 't niet te doen t"
„Ik geloof niet, dat je ooit redenen ziet, als je
echt van iemand houdt."
De koffie was rondgediend, en de twee mannen
verlieten het vertrek één hunner met grooten
tegenzin. Zij gingen de trap af naar de eetkamer.
Reeds was het ontbindings-proces begonnende
tafel was afgenomen, uit de dienkamer kwam het
geluid van bordenwasschen, de jassen waren uit,
de deftigheid kwijnde.
In plaats van zijn jas uit te trekken en Edward
met den afwasch te helpen, wachtte Robert slechts
even tot Eccles en Brownrigg naar boven waren
gegaan met de likeur en snelde toen weer naar
het salon. Het gesprek had nog geen tyd gehad, om
zich te verplaatsen dezelfde groep sprak nog over
hetzelfde onderwerp.
„Ik zou alleen maar met een Amerikaan willen
trouwen," zei een meisje, ,,'t Huwelijk is toch al
moeilijk genoeg, met al die verschillen van opvoeding
en omstandigheden
Hilda zag hem niet binnenkomen. „Och," zei ze,
„zooals wij hier zijn, zoo zijn ze overal op de wereld,
denk ik.
„Telefoon, juffrouw. Of u even aan de telefoon
wilt komen."
Hilda keek op, verschrikt. Niemand wist, waar
zij was, behalve haar moeder. Zou er thuis iets
gebeurd zyn Zij zag Robert's oogen, toen die de
hare ontmoetten, langzaam opengaan, ten teekén,
dat zij zich niet ongerust hoefde te maken. Zij stond
op. „Hè, vervelend," zei ze, met een gretigheid van
doen. die haar woorden tegensprak. „Ik moet naar
de telefoon, maar ik ben zoo terug." Zij volgde Robert
naar de deur, die hy voor haar opende en achter
haar dichtdeed.
„In de ontvangkamer, juffrouw," zei hij.
Zij daalden af naar de nu ledige ontvangkamer.
Er was daar geen telefoon en er was er nooit een
geweest. Lord Robert deed de deur dicht, ging er
met zijn. schouder tegenaan staan, zoodat niemand
binnen kon komen, en nam Hilda in zijn armen. Zij
spraken geen van beiden. Woorden waren overbodige
instrumenten voor hen geworden, die zij nog wel
ooit zouden gebruiken, maar die ze nooit echt zou
den behoeven.
Het was Hilda, die het eerst aan haar plichten
dacht. „Ik moet weg," zei ze, maar bewegen deed
zij zich niet.
„Jammerlijk voorbeeld van een zeer onnoozele
opmerking van een zeer intelligent meisje."
Nog in zijn armen gesloten antwoordde zij gevat:
„Denk er om, ik moet niets van die huiselijke tyran-
nie hebben, waar ze me allemaal tegen waarschu
wen."
„O ja. Da's waar ook. Je bent er dus niet absoluut
op tegen, om met een Engelschman te trouwen."
„Je heht luistervink gespeeld."
„Dat weet ik, en Eccles heeft me nog zóó gezegd,
dat ik mijn patroons nooit mocht laten merken,
dat ik iets van hun gesprekken gehoord had. Maar
ik heb je in ieder geval hooren zeggen, dat je met
iederen man zou willen trouwen, waar je van hield."
Nu deed Hilda vastberaden een stap achteruit.
„Ik moet echt weg," zei ze.
„Je schijnt niet gemerkt te hebben, dat ik je
ten huwelijk gevraagd heb, meisjelief. Ik heb geen
positie en ik heb geen geld. Ik kan je niets aanbie
den, maar ik heb je innig lief, Hilda, en als je.
„Natuurlijk wil ik. Wat komt de rest er op aan t
Je hebt trouwens wèl een positie. Ik heb 't aan tafel
al heelemaal met meneer Porteus in orde gemaakt
O, Robert, ik hoor de heeren uit de bibliotheek
komen Ik moet weg, heusch
„Nog één seconde, lieveling. Hoe moet 't met je
moeder Mag ik haar niet eens spreken Ze zal
mij wel leelyk aankijken, nu je markiezin had kunnen
worden."
„Mijn moeder vindt alles best, als je haar bevalt,
en dat doe je natuurlyk. Kom dan morgenochtend
maar, zoodra je alles aan oom Beach hebt uitge
legd."
„Dat zal nogal wat voeten in de aard hebben,
denk ik. En pas alsjeblieft op, Hilda. Zul je zorgen,
dat Axminster je niet vraagt 1 Hij zou er later
maar nydig om zyn."
„Dat spreekt wees maar niet bang. Dus mor
gen, zoo vroeg als je kunt. Dag hoor. Ik heb nooit
geweten, dat de liefde zóó was."
Hij deed de deur open en zij repte zich weg.
Robert wachtte een redelijken tijd, en ging toen
terug naar de dienkamer, waar hij een overoude
methode in practijk brachteen schuldige afwezig
heid te doen vergeten door buitensporigen yver.
Eccles zat gelukkig in de keuken, om een stukje
te eten, en Robert werkte borg het zilverwerk
in donkergroene baaien overtrekken en legde stuk
voor stuk weer in de safe, denkende, dat hy zich
schamen moest, een meisje als Hilda tot een huwe-
lyk te verlokken, terwijl hij haar niets aan kon
bieden dit dèc-ht hy, maar voelen deed hij niets
dan vreugde en trots.
Toen Eccles eindelyk terugkwam, liet Edward
met zooveel lawaai heet water in den gootsteen loo-
pen, dat het veilig leek, te zeggen „Zie je wel, dat
't heel goed gegaan is
Eccles glimlachte, ,,'t Heeft me tien jaar van mijn
leven gekost. Ik ben nog nooit van mijn leven zoo
zenuwachtig geweest by een diner. En nu Sabina
't ook weet
„Ik zal 't morgenochtend zelf aan meneer Howard
vertellen."
„Als u dan ook maar een goed woordje voor mij
doet. Meneer Howard houdt niet van zulke aardig
heidjes, en als zijne lordschap toevallig eens had op
gekeken, en u herkendmaar hij keek, geloof ik,
nergens anders naar dan naar onze juffrouw.
Ik hoop, dat u in uw schik bent met het nieuws van
Brownrigg."
„Integendeel. Als 't waar was, zou ik er geweldig
over uit mijn humeur zijn
Eccles keek streng, ,,'t Spijt me erg, dat u dat zegt,
en ik moet u verzekeren, dat u ongelijk heht, gewel
dig ongelijk. Juffrouw Hilda is een van de heste en
liefste jongedames, die ik ooit gekend heb, om nog
maar te zwijgen.
„Zeer juist, Eccles. Zoo denk ik er zelf ook over.
Ik ga namelijk zélf met haar trouwen."
„0, mylordriep Eccles uit, en helaas, juist op
dat moment draaide Edward de kraan dicht, zoodat
de woorden galmden door de stilte, en Eccles ver
plicht was, ze te herhalen met een andere stembui
ging „0 my Lord, Robert".(0 Heere, Robert
„Kun je niet een beetje voorzichtiger met 't zilver
omgaan Edward boog zich over den gootsteen,
met zyn rug naar hen toe, en was blij, dat oom
Matthew iemand n Iers had, om tegen te mopperen.
Er werd gebeld. Er moest nog een kaarttafel
neergezet worden nu echter in de ontvangkamer,
opdat vier ernstige spelers niet gestoord zouden
worden door het gerucht der gesprekken. Wijl
Axminster niet tot dit viertal behoorde, kreeg Robert
opdracht, de tafel op te zetten en voor de noodige
stoelen, kaarten, puntenlystjes en kleinere tafctjes,
voor de sigaretten en glazen, te zorgen. Hij bleef,
onder allerlei voorwendsels, zoo lang dralen, dat
hij het eerste spel kon zien spelen, en ging toen naar
beneden, om aan juffrouw Gore te vertellen, dat zij
beiden samen onmiddellijk met ieder tweetal konden
gaan spelen, en winnen.
De avond liep ten einde. Het gerucht van borden-
wasschen in de dienkamer had opgehouden, de bladen
van de tafel in de eetkamer waren uitgenomen en
netjes achter de deur van de dienkamer gehangen,
de eetkamer was donker en stil. Brownrigg had een
flinke portie galantine zijn liefste gerecht
gebruikt en was naar huis gegaan. Edward stond
voor in de hall te wachten op den eersten vertrekken-
den gast. De oude Lizzie was weggehold, in schande,
als gewoonlijk Sabina had haar betrapt, toen zij
den mond zette aan een flesch van de beste sherry
van boven, die heel even onbewaakt op de keuken
tafel had gestaan, nadat er van den gouden inhoud
een lepel vol in ieder bord soep was gedaan. Rosie
zat een kolossaal bord smeltend roomijs te eten.
„Morgen ben je ziek," zei juffrouw Gore achter
haar.
„Goed, dat is 't me best waard," antwoordde
Rosie, aan den lepel zuigend.
Juffrouw Gore was in haar geliefden schommel
stoel neergezonken en peinsde over haar geleverde
prestatie. „Zeg, Matthew," zei ze, „ik denk dat ik
den volgenden keer dikke ahornstroop by 't roomijs
geef in plaats van gekookte aardbeien. Iederéén
geeft tegenwoordig gekookte aardbeien."
Er werd gebeld vanuit de bibliotheek. Eccles ging
zelf hooren. Juffrouw Gore, die even met Robert
wou praten, wendde zich tot Rosie. „Zoo, nu is t
welletjes, kind," zei ze. „Wasch je bord af en ga
naar bed, anders krijg ik je morgenochtend weer
niet aan 't werk."
Nadat Rosie het laatste veegje roomijs weggelikt
had, nam zij haar bord en verdween in de keuken,
en juffrouw Gore zei
„Hoor eens, Robert, of hoe ik je nu moet noe
men.
„U moet me Robert noemen."
,,'t Spijt me dat ik je dien tik gegeven heb. Ik ben
nogal driftig, en als ik iets zie, dat me niet aanstaat.
„Vergeet 't maar gauw," zei lord Robert, en hij
sprong op en kuste haar, juist toen Eccles binnen
kwam, met een opmerkelyk ernstig gezicht.
„Je moet dadelijk inde bibliotheek komen, Robert.
„Lieve helpzei juffrouw Gore.